[Nummer 6 - 19 juni 1982]
Literair paspoort
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Vlaams Tijdschrift
NFL
De Amerikaanse essayiste Susan Sontag is meerdere malen geïnterviewd, haar boeken verschenen in vertaling, maar een beschouwing over haar werk las men zelden. In HOLLANDS MAANDBLAD van mei doet Willem Otterspeer een poging, uitgaande van haar boek On Photography, waarin hij een samenvatting ziet van alles wat ze geschreven heeft. Sontag vertelt daarin dat ze op twaalfjarige leeftijd, in juni 1945, foto's van Bergen-Belsen en Dachau zag en dat dat het moment was waarop haar leven in tweeën werd gedeeld: een periode vóór en een periode na het zien van de foto's. ‘Toen ik naar die foto's keek, ging er iets in mij kapot.’ Romantiek en, zoals Otterspeer zegt, de moderne variant het surrealisme, bepalen haar werk; pathos en ironie karakteriseren het bewustzijn van de moderne kunstenaar, het is ondoorgrondelijk, maar geeft de indruk transparant te zijn. Ze heeft een afkeer van interpretatie en van psychologie, wil een ‘fysica van de ziel’, beschouwt kunst ‘als een soort opwinding’ en ‘Wij hebben geen behoefte aan een hermeneutiek, maar aan een erotiek van de kunst.’ Sontags essays verdienen het bestudeerd en becommentarieerd te worden. In hetzelfde nummer keren we terug naar het jaar 1971, het jaar dat Rudy Kousbroek in Groningen een voordracht hield over parapsychologie voor een gehoor van hooggeleerde overtuigden van de waarde van deze geloofschap. Kousbroek publiceert deze voordracht pas nu om niet opgehelderde redenen. Boeiend blijft het om te zien hoe de parapsychologie, als onderdeel van de geloofschap, ineenschrompelt bij confrontatie met de simpelste feiten waar nauwelijks echte ‘wetenschap’ aan te pas hoeft te komen. Hoe de bestudering van de literatuur aan het veranderen is, valt te lezen in RASTER 21, het nummer waarin de Rus Michail Bachtin voor Nederland wordt geïntroduceerd. Bachtin (1895-1975) wordt ingeleid door Pieter de Meijer die
aan het slot van zijn essay schrijft dat het een van de intrigerende aspecten van Bachtin is dat hij juist ‘in een van zijn kernpunten zo kwetsbaar is’. Het lijkt erop dat Bachtin de aangewezen persoon is om het formalisme en theoretiseren in de literatuurwetenschap terug te dringen. Hij zorgde al voor een ontwikkeling in dit opzicht bij de Franse theoretici Tzvetan Todorov en (in mindere mate) bij Julia Kristéva. Bachtin schreef boeken over Rabelais en Dostojevski en toonde in hun werk aan dat daarin vele ‘talen’ gesproken worden door de verschillende personages, dat wil zeggen er is sprake van een combinatie van stijlen en daarmee van sociale achtergrond. Bachtin is geen verdwaasde theoreticus, maar soms kan hij wat hij te zeggen heeft deftig samenvatten: ‘De roman als totaliteit is een polystilistisch, pluridiscursief en plurifoon verschijnsel.’ Hij benadrukt in alles het ‘dialoogkarakter van de taal’ en zet zich af tegen het ‘individualistisch subjectivisme’ en tegen het ‘abstracte objectivisme’, stromingen in de taalbeschouwing die de nadruk leggen op het individuele taalgebruik van de schrijver respectievelijk op de formulle eigenschappen van het taalgebruik. Bachtin is geen marxist en begaf zich ook niet in discussies daaromtrent, maar was wel van mening dat elk woord een ‘ideologische lading’ meekreeg afkomstig van de sociale omgeving waarin het functioneert. Het sociale karakter van de taal doordringt ook de persoonlijke, innerlijke ervaring: ‘Het is niet de ervaring die de expressie organiseert, maar omgekeerd - de expressie organiseert de ervaring’ - een formule die erg veel doet denken aan een vergelijkbare van Marx (Niet het bewustzijn bepaalt de werkelijkheid, maar de werkelijkheid het bewustzijn). Wilfred Oranje vertaalde uit het Russisch bijna vijftig pagina's uit Het woord in de roman, twee hoofdstukken uit een
gelijknamig boek waarin Bachtin de geschiedenis van de roman niet aan de hand van de genres, maar van het taalgebruik bestudeert. Nog geen maand geleden verscheen nummer 2 van NEW FOUND LAND en nu is er al nummer 3, dit keer met het opschrift ‘Theater’. Dat is wat overdreven voor de twee bijdragen en wat foto's die betrekking hebben op het thema. Wim Laman schrijft over Richard Strauss - zo maar ineens - die hij een Kleinburger in het Derde Rijk noemt. Mogelijk heeft het bijzondere artikel van L.Th. Lehmann over Argentijnse tango's ook iets met theater te maken, maar zeker is dat het essay van Ischa Meijer erover handelt, getiteld ‘Tussen intuïtie en ratio - over theater en kritiek.’ Het is voor Ischa Meijers doen in een nogal officieel gesteld stuk met soms rare zinnen (‘hier te lande’, ‘toch wel’, ‘het gaat niet in je koude kleren zitten’). Het is niettemin een ongebruikelijk stuk, omdat Meijer, via een persoonlijke omweg, de terugkeer van een illusionistisch soort theater bepleit, zich uitspreekt voor ‘plat speelgenot’ en tegen maatschappelijk relevant theater. In de jaren vijftig bestond dit soort toneel, dat bijna synoniem was met kermis; het werd verdrongen door de Aktie Tomaat, die voor Meijer als een verrassing kwam. Volgens Meijer is het theaterleven de laatste jaren weer ‘opgekrabbeld’, al draagt het ook al weer ziektekiemen in zich, omdat er zich weer ‘ware bastions van toneelkunst’ hebben gevormd. Hij raakte in verrukking toen een vriend in jacquet een generale repetitie van een optreden voor hem gaf: ‘Hier gold de werkelijkheid niet meer. Hier was sprake van een merkwaardig soort geïsoleerde realiteit. Dit was een kermistent, er werd toegegeven aan het wonder van de illusie.’ In dit nummer van NEW FOUND LAND staat, in de polemische rubriek Mainzer Beobachter, een stuk van Huug
Kaleis over wat Jaap Goedegebuure en Carel Peeters (die ken ik) denken van Willem Frederik Hermans. Het is een reactie op de stukken van beide heren in het Tirade-nummer over Hermans (december 1981), waarin Kaleis schreef dat in Hermans Forum in zijn volmaakste gedaante was gereïncarneerd. Voor Huug Kaleis behoort het tot de onmogelijkheden dat men een schrijver bewondert en er ook van alles tegen heeft. Ook al wordt die ‘dubbelheid’ beargumenteerd, verklaard en verleidelijk voorgesteld, ook dan kan het niet. Men ligt op zijn knieën of men staat als een pilaar. Een ongedwongen sceptische houding, - met één elleboog leunend op de schoorsteenmantel, een beetje wantrouwig kijkend - het is niet Kaleis' geliefde houding.
CP