Vervolg van pagina 52
‘Goedenmiddag,’ zei hij, ‘mag ik vragen: bent u misschien de schrijver van dit verhaal?’
‘Ja natuurlijk,’ zei ik kortaf. Ik was nog steeds kwaad dat iemand me durfde storen bij mijn schrijfarbeid. Schrijven is toch al niet zo gemakkelijk en als je dan eindelijk de titel van je verhaal hebt verzonnen dan moet het schrijven niet onderbroken worden: grote kans dat je door zo'n kleine storing alles vergeet wat je op wou schrijven. En dan komt er een heel ander verhaal dat helemaal je bedoeling niet was. En dat betekent een ramp voor de lezers, voor de hele mensheid trouwens want ik ben een tamelijk groot schrijver en ook nog bescheiden want anders had ik het woord tamelijk wel achterwege gelaten. Zoals ik schrijf, schrijft er geen een, dat zullen de lezers met me eens zijn.
Tekening Anne Chris Budding
‘Aha,’ zei de onbekende, ‘dus u bent de schrijver. Dan heb ik hier iets heel belangrijks voor u. Kijk (hij hield me het fototoestel voor) dit is geen gewoon apparaat maar het heet een Vlug-Klaar.’
‘O, u maakt instant foto's,’ zei ik vlug, want als schrijver weet ik natuurlijk makkelijker dan een gewoon iemand het juiste woord te vinden.
‘Zoals u wilt,’ zei de man, ‘Vlug-Klaar foto's. Uit dit toestel meneer komt het slechtste moment uit het leven van de gefotografeerde.’
‘Hoe bedoelt u dat? Ik kan u even niet volgen.’
‘Toch is het heel eenvoudig. Dit apparaat drukt het slechtste moment uit iemands leven af!’
‘Het slechtste? Dan heb ik er eigenlijk niet zoveel zin in.’
‘Uw buren wilden hun foto ook al niet terugkopen,’ zei de man terwijl hij zijn voet tussen de deur zette die ik langzaam dicht wou drukken, ‘ik zal er eens wat laten zien’.
Door nieuwsgierigheid naar de wandaden van mijn buren gedreven, zette ik de deur weer wat wijder open. Hij haalde een stapeltje foto's uit zijn zak. Tot mijn verwondering zag ik een van mijn gerespecteerdste buren die de mooiste villa van de hele wijk bewoont, met een pistool in zijn hand in een bankgebouw staan terwijl de kassier hem een koffertje overhandigde. Ik herkende hem ondanks de nylonkous over zijn kop.
‘Hè?’ vroeg ik, ‘dat is toch meneer Dahlman van nummer twaalf?’
‘Ja,’ zei hij, ‘na de bankoverval heeft hij zich in deze buurt gevestigd. Kijk, dit is uw naaste buurvrouw.’
Op de foto stond buurvrouw Tellemeyer. Ze sprak altijd deftig en drong dus in winkels nooit voor maar veur. Ze was zelfs te chic om een geniaal schrijver zoals mij te groeten. Op de foto stond ze met ontbloot bovenlichaam voor de ramen van de benedenverdieping van een Amsterdams grachtenhuis. Ze wenkte naar de mannen die op straat voorbij kwamen.
‘Tja, zo verdiende mevrouw Tellemeyer vroeger haar geld,’ zei de fotograaf peinzend, ‘ze is steenrijk, maar ze wilde niet eens naar mijn verzoek om de foto te bekijken, lúisteren. Dan moet ze het zelf maar weten. En dit is meneer Vilder.’
Meneer Vilder was de dominee van het dorp die een paar huizen verderop woonde. Op de foto stond hij met de telefoonhoorn in de hand.
‘Mag een dominee niet eens telefoneren?’ vroeg ik.
‘Ja maar hij belt hier de politie om zijn buurman, meneer De Kadt, aan te geven.’
‘Dat is toch die man die werkloos is?’
‘Juist. Met een enkel karweitje verdient meneer De Kadt hier en daar wat bij en daarom geeft dominee hem aan.’
‘Een heel minne streek,’ zei ik, ‘zo diep ben zelfs ik nog nooit gezonken.’
De fotograaf knikte en bladerde verder in de stapel foto's. Ik kreeg een glimp van mevrouw De Wit te zien, de lerares die pal tegenover me woont. Ze tilde een leerling voor het bord aan zijn oor op. Het gezicht van het jongetje was verwrongen van pijn. Meneer Adelaar, een andere buurtgenoot die voorzitter was van de Dierenbescherming gaf op de foto zijn zoontje van negen jaar een harde trap onder zijn achterste. Nu had ik voorbeelden genoeg. De fotograaf borg het materiaal weer op.
‘En wat wilt u nu van me?’ vroeg ik.
‘Ook een foto van u nemen.’
‘Geen haar op mijn hoofd...’ begon ik.
‘Zal ik dan maar gaan? Met de foto.’
‘Nee, nee, nee, alstublieft niet,’ zei ik haastig. Ik had hem door Ik wist hoe de vuilak te werk ging. Hij zou met mijn slechtste moment de deuren langsgaan. Dan zou ik net zo te schande gemaakt worden als al die gierige buren van me. Die doortrapte kerel had natuurlijk al lang een foto van me genomen, bedacht ik, dus weglopen had geen zin. Mijn vermoeden bleek juist. Uit het zoemende apparaat kwam langzaam een rechthoekig glimmend stuk papier. Na een klik trok de fotograaf de foto er uit. Terwijl hij er op blies om het oppervlak te drogen, vroeg ik de prijs.
‘Voor duizend gulden bent u overal van af,’ antwoordde hij, ‘dan komt niemand te weten wat uw zwakste ogenblik was.’ Gelukkig accepteerde hij ook cheques. Toen ik mijn handtekening gezet had en hem mijn pasje had laten zien, overhandigde hij me de foto en verdween met een vriendelijke groet.
Haarscherp. Ik zat achter mijn schrijfmachine. Er was een nieuw vel ingedraaid waarop met duidelijke letters te lezen stond: Een vreemde gebeurtenis.
Vertel het niet verder. Ik schaam me een ongeluk.
HANS DORRESTIJN