Uitlegging van het huwelyks tafereel.
DIt çierlyk Tafereel vertoont twee Echtgenooten,
Door Godtsvrucht, Liefde, en Trouw, met zegen overgooten,
Die hunne Liefde-mirt, naa Vyf-en-twintig Jaar,
Door Hymen zien gewyd op 't heilig dankaltaar:
Ten teken, dat hunn' trouw, als de onverwelkb're blaêren
Der mirt, haar kracht behield, sinds hun gezegend paaren.
Des Bruigoms Moeder die het zilver feest beleeft,
Vernieuwt haar zegen, en dankt Hem die alles geeft.
De trouw der Dochter, met haar lief, haar ziels beminden,
Die door een zoete Spruit hun huis gezegend vinden,
Bekroonen 't deftig Paar, dat hen op 't deugdspoor leidt,
Met eene zegenkroon van liefde en dankbaarheid.
Om hoog zyn Baucis en Filémon, die twee Goden
Als reizigers vermomd, gerak en spyze boodden,
Waardoor hun kleine hut gemaakt van leem en hout,
Een marm'ren tempel werd, verçierd met glansryk goud,
Waarna zy op hun wensch, in d'ouderdom ontslaapen,
In een hoogen Eik en Linde zyn herschapen;
Zo Triumfeert de deugd, en wordt in 't eind vergood:
Want die den hemel dient zal leeven naa zyn dood.
De Spaarenstroom en 't Meer, die zacht te samen vloeijen,
Doen door de Bleekery, den Weedashandel bloeijen,
Ten zegen van hun huis, en Haarlems vruchtb're streek,
Verçierd met Bosch en berg, en klaare duinvalbeek,
Die vrolyk juichen, nu de Vos zyn zielsvriendinne,
Zyn van de Ryp omhelst, en hunne Huuwlyksminne
Twee wierookvaaten met een dankbaar hart ontsteekt;
Opdat de zuiv're deugd gevoed werde en gequeekt,
Ten voorbeeld van het kroost uit hunnen Echt gebooren,
Gezegend met de vrucht uit Amaltheaas hooren.
Zo strekt de Vreedepalm 't çieraad van 't deftig Paar,
En werd' met Goud verçierd naa Vyf-en-twintig jaar.
|
|