Een woord vooraf.
Een critischen tekst te geven is en blijft steeds een hachelijk werk. Kwalijk zal men een anderen wetenschappelijken arbeid kunnen aanwijzen, waar in zulk een mate als hier persoonlijk inzicht en persoonlijke beoordeeling een gewichtige rol spelen. Wat ik omtrent de te bespreken plaatsen van onzen Reynaert heb in het midden gebracht, is door mij zorgvuldig gewikt en gewogen en, zoo objectief zulks mogelijk is, herzien en nogmaals herzien. En toch zij het verre van mij, bij de vakgenooten op een algeheele en onverdeelde goedkeuring van de uitkomsten dezer studie te durven rekenen; want instemming met de methode laat immer nog voldoende ruimte over voor verschil van meening omtrent de toepassing van die methode in een of ander bepaald geval.
Waar ik intusschen wel op mag hopen, is een onbevooroordeelde toetsing mijner beschouwingen en bewijsgronden. En mocht in de toekomst een klemmend betoog het onhoudbare van enkele mijner opvattingen en argumenten aantoonen, niemand zal meer dan de ondergeteekende bereid zijn om zich te laten overtuigen.
Groningen, 15 Dec. 1886.
W.L. VAN HELTEN.