De Vorsterman Bijbel
(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel– Auteursrechtvrij1Ga naar margenoot+HIer na heb ic gesien, ende siet, een duer op gedaen inden hemel, ende dye eerste stem, welc ic gehoort hebbe, als een basuyn sprekende met mi, seggende. Climt hier, ende ic sal v thonen die dingen, dye geringe hier na moeten geschien. | |
2Ende ter stont heb ic gheweest inden geest. Ende siet, inden hemel was gesedt een stoel, ende op dye stoel was sittende een, | |
3ende die daer sadt, was gelijc van aen te sien, als een steen Iaspis ende Sardius, ende ront om die stoel was een regenbooch, van aen te sien gelijc een Smaragdus. | |
4Ga naar margenoot+Ende ront om dye stoel xxiiij. stoelen, ende .xxiiij. ouders sittende op die stoelen met witte alben gecleet wesende, ende gouden croonen hadden si op haer hoofden. | |
5§ Ende blixemen quamen wt den throon, ende donderslagen, ende stemmen, ende voor den throon waren bernende seuen lampen des viers, welcke zijn seuen geesten gods | |
6Ende in tegenwoordicheyt des stoels als een zee van glas gemaect, ghelijc wesende Cristal, ende int middel des stoels, ende ront om den stoel .iiij. dieren vol ooghen, voor ende achter. | |
7Ende dat eerste dier was gelijc den leeu dat anderde dier, ghelijc een calf, Ga naar margenoot+ dat derde dier, ghelijc een mensche, dat vierde dier gelijc een vliegenden arent. | |
8Ende een yegelic van dese vier dieren hadden ront om ses vloghelen, ende si waren ront om ende van binnen vol ooghen. Ende dach noch nacht en hebbense rust, segghende. Heylich, heylich, heylich. Heer almachtige God, dye was, ende is ende sal comen. | |
9Ende wanneer die dieren glorie gauen ende eer, ende ghebenedidinge die daer sadt opten throon, Ga naar margenoot+ leuende vander eewicheyt tot eewicheyt, | |
10so zijn die .xxiiij. ouders gheuallen voor den ghenen die daer sittende was inden throon, ende si baden aen, die daer was leuende van eewicheyt tot eewicheyt, ende si worpen haer croonen af voor den throon, seggende. | |
11Heer onse God, weerdich zijt ghi te ontfangen glorie, eere, ende cracht, want ghi hebtet al gescapen, ende om dinen wil soo waren si ende zijn si gescapen. |