Vormen. Jaargang 4(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Nieuw begin Wij wenden het hoofd nog eenmaal om en voelen nu tot in de fijnste vezel hoe wij met u geweest zijn, wereld, in blind verband van bruid en bruidegom - wij huwden uw dochters van water en vuur, wij doken in uw diepen groenen schoot, verrezen nieuw van lijf als uit een eigen bron en groeiden met het uur; uw zonnen drongen in het vleesch en hebben 't bloed zoo rijk gemaakt, zoo hoog den gloed die door de hersens blaakt, is ooit een zomer wel zoo schoon geweest? Doch wat zijn àl de zomers uwer landen bij uwe schoone dochters van het bloed, de glorieuze bloemen van vleesch en van gloed die hier met ons verstrengelden en brandden? Ach, was het slecht? Er was een heimwee soms en dof verdriet dat door de zinnen vlaagde... doch ook een dapper hart dat hartstochtelijk jaagde, veroverde, - de wereld was van ons. ... en al haar smarten zijn van ons voortaan, sinds in ons lijf en geest haar rijk in puinen viel. Maar Eén die in zijn eigen teekenen vervaagde, verschijnt verblindend, kleedt ons uit tot op de ziel en laat ons, in dit wereldsche verband geboren en gewonnen en zoo diep verslagen, ópstaan en beginnen - als kinderen onaangerand. RENE VERBEECK. Vorige Volgende