Vormen. Jaargang 4(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Terzinen Van schoonheid, die ik aan den hemel meet en wedervind in water en in bloemen en in de luttle woorden, die men nooit vergeet zoek ik de teekens. O, het weten: hoe men steeds verder afdrijft op den donkren stroom, en het vertraagde lachen en het noemen van schaarsche namen uit een droom verleert in de aanwezigheid van vrinden - den val van bloesems 's morgens uit den boom niet weervindt in den avond - hoe de blinden noch geur noch licht in het verlaten huis meer binnenlaten, waar eens de beminden sliepen in sterrenlicht en het gedruisch van afgewaaide blaren in den regen. Die sporen, soms te lezen van het kuisch aandachtig aanschijn van een kind, genegen in gebed tot in de oogen van een oude vrouw, zijn langs dezelfde wegen te vinden en in hetzelfde plan beraamd; te duister soms, maar als het lacht het kind en als de vrouw gaat schreien, dan wordt het allengs duidlijk hoe de macht van eenzaam schouwen aandrijft tot herkennen van den eigen nood; beëindigt dus de jacht naar ander weten dan 't langdurig wennen aan wat gemis schijnt, maar het zeker bloeien vooruitziet van het hemelsch kennen als weerlicht in den nanacht. Wanneer groeien de vruchten van dit jarig overleg? De dag liep vol van stilten. Sedert lang bloeien de leeggewaaide tuinen. Eenzaam is de weg. J.W. HOFSTRA. Vorige Volgende