Vormen. Jaargang 3(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 351] [p. 351] Verworvenheden De dood is stil en schoon en een goed meester die droomerig ons maakt als wij, weer binnentreden, gebogen staan voor 't naderende uur. Want van uw schoone schouders valt het kleed reeds dalend. De mantel van uw leven dat jong nog was. Uwe haren die op de lakens eenzaam liggen gespreid leven sinds lang reeds naar een andere voleinding. De dood is stil en schoon. Maar de uren kruipen voort en de deining uwer borsten maakt vermoeid de aarzeling uwer oogen wanneer ge ons weer aankijkt en stamelen woudt misschien. Maar hij is goed. Het leven hijgt uit uwen mond nog langzaam en zeer stil. Wij staan bij u en wachten. Het uur is ver nu dat we dachten aan uw lichaam als een groote vlam die aarzelend rond ons leven kwam en in ons leven branden oversloeg. Gij zijt te eenzaam nu om dit nog te verstaan en ligt alleen misschien met God of 't wiegen van de boomen die gij nog kunt zien door 't avondraam waarin de sterren komen lichtend meer en meer. Gij zijt zoo goed voor ons geweest. Wij dronken aan den oever van uwe schoonheid onze harten dwaas en heel ons leven groot. De dood is goed en stil. En als hij komt gaat plots de maan zich stellen midden alle sterren in het open raam en snikt 't eenieder van ons uit om uw verleden dat een te korte illusie is geweest voor onze harten die stil nu staan een poos en van herinnering leven en van het teere beven uwer armen toen ge schoon voor ons, dien avond, waart en toen uw leven voor ons aarzelend begon... Maar nu... Nog even glom der sterren wonder daar omhoog. [pagina 352] [p. 352] Dan zonken wij gebroken van de smart op uw dood lichaan neder. Dan brak de boog onzer verworvenheden en snikten wij nog hopeloos lang en droog. J. DE BELDER. Vorige Volgende