Vormen. Jaargang 3(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] De blauwe nacht Nu slapen wij, verslagen, in het gras en in de bloemen waarin hulpeloos de winden zingen van een zoete roos: een rode mond verdoken in het gras. Wondre vogels dolen door mijn dromen over bos en bloem en veld, over 't koele ruisen van de stromen waarin Eva, wit en diep-ontsteld in een ver en zorgeloos verleden, wijl haar smalle leden onder water gleden koninklik de wonderbare vuren van haar ogen vond, . . . . . . . . . . . . . . . . . . toen wij sidderend ontwaakten aan elkanders mond. Pieter G. BUCKINX Vorige Volgende