Vormen. Jaargang 3
(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
aansluiten bij het platonische idealisme dat als eenig scheppend subjekt de Idee (d.i. God) erkent. Als deelhebbend aan de zelfverwerkelijking van de Idee bewijst de mensch dan ook zijn verbondenheid met God. ‘De menschengeest, deze godsgezant, die zijn ontwaking genoot in het natuurrijk der aandriften, lusten, behoeften en nooden, maar wiens roeping niet hier lag, heeft de krachten van het natuurrijk aangewend tot den eigen opbouw van een Rijk der Civilisatie, waar hij inwoonde door zijn levenshouding der moraal, die aan het dierlijk wezen vreemd is. Maar daar zijn bestemming verder lag en naar dieper levensniveau heen wees, stichtte hij het Rijk der Kultuur, om vandaar verder te gaan naar de voleinding en inwoner te zijn van het Geestenrijk! Ik betwijfel het, of de fundeering van dit stelsel tegen naturalistische kritiek zal bestand zijn. Ik geloof trouwens niet, dat wij meer kunnen weten dan wat de ervaring ons aanbiedt. En ook als geschoold filosoof moet men, dunkt mij, gevoeglijk zwijgen over het werkplan van de Goddelijke Rede. Dogmatische filosofen geven een zoodanige blijk van waarachtig weten, dat men daarbij uitroept: ‘Hoe komt een mensch aan deze Ware Kennis?’ Zoo kwam het mij ook voor dat Dr. J.D. Bierens de Haan al een zeer goed geplaatst getuige van het universeel scheppingsproces moest zijn, mogelijk niet veel minder dan Gods raadsheer. Ik bedoel hiermee geen spot over een werk, waarvan de thematische uitbouw aangrijpt als een schoone, klassieke symphonie, en dat ons - over de willekeur van zijn kennis-theoretische grondslagen heen - in het zuiverste Nederlandsch de geestelijke zijden en keerzijden van onze beschaving en kultuur klaar voor de oogen toovert. Zoo troffen mij, onder vele andere, de mooie bladzijden gewijd aan de traditie; de prachtig uitgewerkte tegenstelling van moraal en ethiek; de vereenzelviging van kultuurrijk en vrijheidsrijk, waarbij de auteur tegen de totalitaire staatsopvatting kranig partij kiest voor de humaniteitsidee. Veel minder heb ik de metafysische uitweidingen kunnen waardeeren, waarmee Dr. B.d.H. tusschen het Ware, het Goede en het schoone dat schier vereenzelvigend verband legt, dat een idealistisch systeem niet missen wil. Dit boek wil de grondige weerlegging zijn van de deterministische chaos; het biedt zich aan als geestelijk tegenwicht van het amoralisme, nasleep van een naturalistische wereldbeschouwing. Laat het in dit opzet wijsgeerig niet geslaagd zijn, dan blijft dit werk toch staan als een verheven denkgedicht, waarvan de bezinnende geestdrift de ellende van de ervaarbare en chaotische werkelijkheid in schoonheid overstemt.
R. BERGHEN. |
|