Maar wat een vreugde dan, voor den specialist die terzelfdertijd literair fijn aangelegd is, aan de liefde voor het onderwerp uiting te kunnen geven door lezingen of boeken die vooreerst bestemd zijn om een duidelijk beeld aan den ontwikkelden leek voor te stellen!
Zulke boeken zijn in de jongste jaren veelvuldig ontstaan; de meeste blijven eenigszins oppervlakkig, sommige noodeloos speculatief en betreffende hetgeen wél moest gezegd en niet noodzakelijk moest gezegd, en hoe dat moest, zal weer veel meeningsverschil zijn.
Maar het lijvige werk van Prof A.G. van Kranendonk ‘Shakespeare en zijn Tijd’ (Em. Querido, Amsterdam 1938; De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen), werk van liefde en piëteit, werk van diepgaande nauwkeurige kennis, - is stellig een heerlijke inleiding tot de persoonlijkheid en het werk en den tijd van Shakespeare, een werk dat onmisbaar worden zal.
De bijzonder aangename lectuur van die hoofdstukken over den tijd, de voorgangers en tijdgenooten, de tekstproblemen, de verschillende werken, boeit als een roman. De man van het vak bewondert tevens dat gemak, dien eenvoud, waarmede een grondige kennis van alle besproken punten wordt medegedeeld. Soms ligt het in één woord: bv. waar gezegd wordt over Marlowe ‘Voordat zijn arrestatie kon plaats hebben, werd hij in een herberg te Deptford vermoord’, één woord dat de resultaten der jongste opzoekingen condenseert.
Zulke dingen maken niet enkel de lectuur gemakkelijk en tevens degelijk voor den gewonen lezer, maar de ingewijde begroet er gestadig, verrast, oude bekenden, in een nieuw licht dikwijls, altijd in een heldere klaarte.
Dat, met die wonderbare verwerking van een ontzaglijk uitgebreide wetenschap, tevens persoonlijke inzichten worden verdedigd, stemt eveneens dankbaar. Want over vele vraagstukken, die Prof. van Kranendonk aanraakt en ook toelicht, soms, in al hun aspecten, wenscht men duidelijkheid en een eigen opinie. Aldus prijs ik ten zeerste de waarde die hier wordt gehecht aan het autobiografisch element, den weerslag van de persoonlijke ervaringen van Shakespeare op diens werk. Als een soort van besluit treft bv. blz. 252: ‘Wat praat men toch nog van den ‘koel’-objectieven Shakespeare; hij moet een van de meest hartstochtelijke mensen geweest zijn en een niets ontzienden waarheidszoeker.’
De zucht naar synthese heeft misschien Prof. van Kranendonk hier en daar wat drastisch doen te werk gaan, te weinig belang doen hechten aan de voorloopers en vooral de tijdgenooten van Shakespeare; Ben Jonson wordt stellig onderschat, zoo ook Beaumont en Fletcher, en het oeuvre van Webster, Tourneur, Heywood, Middleton mocht wel vermeld worden. Al het licht valt op Shakespeare, op de politieke, economische, theatrale omstandigheden, hetgeen zeer goed is, minder op Shakespeare in verband met andere dramaturgen.
Uitstekende besprekingen van stukken, b.v. ‘Measure for Measure’ en vooral de groote treurspelen maken van dit boek een kost-