Vormen. Jaargang 3(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] [Nummer 2] Vuurnacht Wat toen gebeurde weten wij alleen. Uit regens van rots en steen schuurden de donders over ons heen. De paarden renden briesend door de bossen wijl witte bliksems uit hun zwarte manen sloegen. Rood en purper gloeide d'aarde, trossen vuur wentelden de wolken uit. Slanke hinden kloegen aan het vlammend meer hun angst en dorst. Maar gij laagt wit en bevend aan mijn borst te schreien. Uw zachte handen zochten mijne haren waarin nog morgenlik de vreemde geuren dwaalden uit het paradijs, dat diep in het verschrikte staren uwer ogen sliep en dat ons werd ontroofd. Al storten rotsen en wolken over ons hoofd, deez steile vlam, dit bloed wordt nooit gedoofd. Want eenmaal drijven de wateren voorbij, schuimend en rood, en ook de wolken drijven naar dieper verten, maar mijn armen blijven dit witte kind omstrenglen en bedwelmen in de dood. Pieter G. BUCKINX. Vorige Volgende