Vormen. Jaargang 2(1937-1938)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] [Nummer 5] Jan Vercammen: Besef Onafgebroken tast de breede wind naar spleten in mijn lichte rust, die niet tot slaap gedijt en waar een lust, een onbekende, vrijen toegang vindt, als bijen in de bloem der bleeke nacht met open hart en diep als een ravijn, die bij de bron der woorden moet ontloken zijn en tevens van vergeten en herdenken slacht. Uw adem hoor ik en het onbekende slaat met koele droge vlerken als een metronoom verloren aan den zelfkant van een droom, die te beginnen wacht en te verzinken staat. Uw bloed vloeit helder in het donker spoor der vluchtende planeet, haar zingend achterna, en als ik ademloos haar weg te raden sta, dan weet ik niet, dat ik haar zelf verloor. Uw adem en uw bloed zijn zuiverder geluid dan van de klokken, die de nacht verzwelgt. Wordt in dit diep besef mijn schuld gedelgd, of wordt alleen haar stage groei gestuit? Vorige Volgende