Vormen. Jaargang 2(1937-1938)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Frans De Wilde: Droef dagboek VI Het eeuwige leven In haar huis, in de groote kamer Lag de jonge vrouw: het aangezicht van was. De klok viel stil. Het was er vreemd en donker, Buiten, in de zomer zon, groeide het gras. 17-5-37 IX De zoon Een avond zat ik alleen in mijn kamer, Mijn hart was bedroefd. Oude banden had de dood gebroken, Mijn hart was ten doode bedroefd. Toen klonk er een jonge, veerkrachtige stap, Hij kwam nader en nader: De deur sloeg open. Een heldere stem zei: ‘Vader’. 21-5-37 Vorige Volgende