Vormen. Jaargang 2(1937-1938)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Nummer 1] Paul De Vree: La tour d'ivoire Nu mag ik beter weten. Mijn eenzaamheid was niet melancholie alleen of wat der menschen onzin hoogmoed heette, ik zelf, mijn onbegrepen vlucht in zielsgeween. Ik was niet eenzaam met mezelf verward, toen ied'ren morgen, ieder uur doorstroomd werd van mijn hart en heel het universum van mijn jonge vuur. Ben ik wel ooit gemeenzamer geweest? meer golf, meer brandend, meer verteerd door 't wiegend beelden van den geest en 't eerste weten dat zoo diep bezeert? Een ander kon niet weten hoe van winden 't verscheidene zingen beminnen was, me zelf aan allen, aan geliefden binden toen alles van dichtbij zoo ver toch was.... Om God en om 't heelal, om schoone lichamen ving een verwond'rend-troebel droomen aan; omsomberd zonken zonnelichte namen, daarna, doorklaard als van een nieuwe maan mijn lispelende twijfels; schucht're zekerheid dook op als achter nachtbewogen boomen het morgenrood en land'lijk eeuwigheid vervloeide in moegewoelde stroomen. [pagina 2] [p. 2] Een aandacht niet meer te bedwingen, verlangen, eeuwig te bezingen, doormijmerd lied werd mijn verrijzenis: een kostbaar erts blonk in belevenis. O, warm kristal, bezonken in de pijn der duizend slagen tijdens 't samenzijn ontvangen met ellende onuitgesproken, van oogen, lichamen gebroken en onverhulde schamelheid. Ach, smartelijk doorbeten werklijkheid joeg bliksems uit verhardend oogen, zooals de zweep van Christus, zonder mededoogen, verbandd'en sloeg ik 't farizeïsch bloed - eerst dan werd ik weer rustig en weer goed. Eerst dan kregen de namen weder zin. vond ik de trouw voor die 't bemin- nen waard en 't menschelijk ontberen kenden; en 't eenzaam hart, het afgewende, zocht naar een beter, zachter licht, afstralend van één aangezicht. Vorige Volgende