| |
| |
| |
Boekbesprekingen.
Johan Wolfgang Goethe: Urworte / Orphisch. Herbert Schaeper: Morgen der schoepfùng. Wilhelm von Scholz: Spiel in Lüften. Fritz Diettrich, Rudolf Luck, Carola SchelI, Martha Saalfeld, Heinz Kloss und Gottfried Fischer-Gravelius: Winterliche Strophen. Nrs. 7, 8, 9, 10 v.d. 3de jaarg. van ‘Das gedicht,’ Verlag der Blätter für die Dichtung, Hamburg.
In het vorig nr. hebben wij reeds gewezen op het tijdschrift voor de poëzie ‘Das Gedicht’ dat onder de redactie staat van Dr. Heinrich Ellermann. Na Goethe, met zijn sinds lang geijkte gedichten, treedt onder deze dichters Herbert Schaeper sterk op den voorgrond. Deze dichter was vooralsnog in Duitschland onbekend en het moet ‘Das Gedicht’ als een verdienste aangerekend worden, dit talent aan een wijden lezerskring geopenbaard te hebben. Het dichtwerk van Herbert Schaeper staat, voor zoover ik het uit ‘Morgen der Schöpfùng’ ken, in het teeken van deze zijn eigen verzen:
wer kämpfend lebt, am Ende wird er fassen
des Schicksalschleiers zarten Saum.
Deze jonge man bezingt de levenswaarden: vruchtbaarheid, arbeid, daad, waarden welke bij de huidige dichters die den morgen van een nieuwe, groote orde aankondigen, gemeengoed zijn en vaker tot het gebied der ronkende welsprekendheid behooren, dan tot de poězie. Bij Herbert Schaeper echter krijgen deze waarden naast hun algemeene beteekenis een menschelijke, persoonlijke beteekenis doordat het voor den dichter verworvenheden zijn. H. Schaeper kent de verscheurdheid, den twijfel, het wantrouwen van het zwakke hart, - doch ook den moed en het onuitroeibaar vertrouwen in 's levens krachten. Het is die dualiteit die mij in deze persoonlijkheid boeit. Schaeper is een dichter met een sterk dramatische natuur, en met een even sterk poëtisch talent begaafd dat hem in staat stelt, bij al de bewogenheid de gaafheid van het lyrisch gedicht te kunnen handhaven.
Naast Herbert Schaeper doet Wilhelm von Scholz eerder oppervlakkig aan. De verzen die hij aanbiedt onder den titel ‘Spiel in Lüften’ verraden werkelijk een speelsche natuur met een hang naar het decoratieve het beschrijvende. Ik kan zijn natuurgedichten best vergelijken bij de natuurpoëzie, zooals die door enkele Noord-Nederlandsche jongeren met talent beoefend wordt.
Over de dichters, die elk een of twee verzen afstonden voor het nummer ‘Winterliche Strophen’ kan men aan de hand van die kleine bijdrage bezwaarlijk een oordeel vellen. Heimwee, weemoed, eenzaamheid geven aan de meeste dezer verzen een zwaren, ernstigen toon.
R.V.
| |
| |
| |
Le Courrier des Poëtes. nr. 3. Hommage à Pierre Louis Flouquet. 10 fr. Pierre-Louis Flouquet: Dialogue de l'Enfant prodigue et des Heures. 10 fr. Ed. des Cahiers du Journal des Poëtes. Arteveldestraat, 65, Brussel.
Nr. 3 van Le Courrier des Poëtes is als hulde-nummer aan Pierre-Louis Floquet opgedragen. Een 60-tal dichters hebben er aan gehouden met een bijdrage in proza of poëzie den bezieler te huldigen van het Journal des Poëtes, waaraan bij de 1000 dichters uit 35 verschillende landen hebben meegewerkt en dat nu onder den vorm van ‘Les Cahiers du Journal des Poëtes’ onder de directie van P.L. Flouquet, voortgaat met het publiceeren van poëzie en kritiek. Wat Flouquet als animator en organisator reeds heeft tot stand gebracht is verbazend. Men leze de inleiding van Jean Delaet. Flouquet is zelf dichter. Naar aanleiding van zijn bundel ‘Transfiguration du Furieux’ heb ik reeds op zijn beeldrijke en hartstochtelijke poëzie, op zijn sonore, modulatie-rijke stem gewezen. Deze eigenschappen komen ten volle tot hun recht in het spreekkoor: Dialogue de l'Enfant prodigue et des Heures, dat den innerlijken strijd uitbeeldt van den verloren zoon, in casu een tot den dood vermoeid zeevaarder, zjin smartelijken opgang naar de vergiffenis. Na den wederkeer bij den vader, na de vreugde van het samenzijn en het zuivere genot dat de ootmoedige van harte aan de dingen der schepping heeft, duurt zijn inwendige reis voort naar zijn hemelschen Vader, den Schepper. Dit verbeeldingswerk heeft ongetwijfeld als ondergrond het inwendig avontuur van den dichter zelf dat zijn ‘Transfiguration du Furieux’ reeds ten grondslag lag. - De rol der koren is hoofdzakelijk evocatief: beeldenrijke herinneringen en vergezichten worden hier op elkaar gestapeld. Ik kan mij voorstellen dat bij een opvoering, bij een bewogen uitbeelding der koren, het gedicht door dezen rijkdom een effectvolle, scenische atmosfeer verwekt. Bij de lectuur wil het mij voorkomen dat deze overdaad in de veruitwendiging aan de diepte eenigszins schaadt.
R.V.
| |
Mesures F. 15 Jan. 1937, Nr. 1. (Adm. Melle A. Monnier, 7 Rue de l'Odeon, Paris.) 15 fr. fr. Ab. 50 fr. fr.
Het driemaandelijksche tijdschrift ‘Mesures’ munt uit door de degelijkheid en de verscheidenheid van zijn bijdragen. Dit nummer brengt merkwaardige gedichtenreeksen van den Italiaanschen dichter Guiseppe Ungaretti (Sirènes), van Pierre Jean Jouve. (Orphée), en van Paul Eluard, (Sans Age.) Het nr. opent met een bijdrage van Paul Claudel: ‘Le Monastère In Corde Maris’. Uit het essayistisch gedeelte stippen wij aan: Bayle, door Bernard Groethuysen, het zeer geestige Erythème du Diable door Léon-Paul Fargue, Les Premiers dans la maison du vent, door André Breton, La musique, art in connu, door Boris de Schloezer, Traité de Rhétorique, van Brunetto Latini, gecommenteerd door Jean Paulhan. Om zijn traditie getrouw te blijven geeft Mesures vertalingen van vreemde, religieuze, vaak esoterische teksten, ditmaal uit het Russisch en het Tibetaansch.
R.V.
| |
| |
| |
Richard Minne. ‘In den zoeten Inval’. Gedichten. Uitgave De Garve, Brugge, 3 fr.
Met de uitgave van deze gedichten bewees ‘De Garve’ aan de minnaars der vlaamse poëzie een uitstekenden dienst. Minne is ongetwijfeld een zeer eigenaardige persoonlikheid. Dat wij nu nog - tien jaren na het eerste verschijnen van dit bundeltje - kunnen getuigen dat zijn vers niets van zijn ironiese frisheid heeft ingeboet, pleit voldoende voor zijn talent.
P.B.
| |
Frans Verdoodt. ‘Simpele verzen over mijn dorp’. Uitgave Varior, Gent 12 fr.
Frans Verdoodt heeft ongetwijfeld talent. Dat dit talent aan zichzelf hogere eisen hoefde te stellen, betwijfelen we evenmin.
| |
Frans Smets. ‘Het Bloedig Lied’. Uitgave Varior, Gent. 12 fr.
Uit deze gedichten spreekt een fel en wild leven. Als Frans Smets zich over dit leven zal gaan verdiepen en streven naar beheersing en helderheid, groeit er uit hem zeker en vast een merkwaardig dichter.
P.G.B.
| |
Mathias Kemp. Doortocht - Verzen. Uitgave Leiter-Nypels. Maastricht.
Van dezen vruchtbaren schrijver, die achtereenvolgens gedichten, proza en toneel schreef is dit den zesden verzenbundel. Mathias Kemp beheerst op knappe wijze de taal en het rythme. Dat zijn vers af en toe stroef dreigt te worden (een te kortkoming die ongetwijfeld moet worden overwonnen) is vooral te wijten aan het epies karakter dezer gedichten, die soms groots, maar niet altijd bekoorlik aandoen. Dat Mathias Kemp ons eenmaal een verrassing zal bezorgen, betwijfelen wij niet.
P.B.
| |
Agni Van der Torre. Mientje. J.H. Kok N.V. te Kampen fl. 1,40, fl. 1.90. Zij Wachten. Het Boekhuis, Brusselsche steenw. 86, Ledeberg, Gent. fr.28 fr.32.
Simplistisch, rustig, statisch is nog het werk van deze jonge schrijfster, met weinig opvallends in zake gestaltegeving en verhaalbouw. We missen het nieuwe geluid, de veerkracht, de spanning, de levensdrift. En toch, er is iets eigens aanwezig: de idealistisch sensitieve onderstroom. In Mientje, dat zoomin als haar omgeving duidelijk uitgeteekend in ons blijft nàleven, ondergaan we reeds een rijke gevoeligheid voor leven en dood, voor moeilijkheden en zorgen, voor het eeuwig verband tusschen den Schepper en den mensch. Zoo verschijnt ons Mientje. hoe bescheiden ook haar alledaagsch-landelijke beleving, als een intiem persoonlijk groeiproces, een meisje dat vrouw wordt langs inlevende ervaring. Sterker nog legt Agni Van der Torre den nadruk op deze gevoelscurve van haar menschen in Zij Wachten. Afgezien dat haar typen zeer op elkaar zijn afgestemd (hun geweten rekent over heel de lijn op een zelfde manier met God af, wat door | |
| |
den godsdienstigen inslag en de tendens wordt verklaard doch kan betwijfeld), schept zij een bijna pastel-tonige stemming, een atmosfeer die soms diep aangrijpt. ‘Hij wist hoeveel zwaarder het leven zijn kon voor hen, die bewust hun verleden meedragen en als een troost voor hen beiden, zei hij: God weet wat we hebben gewild en kan ook onze omwegen gebruiken om onszelve en de anderen naar het groote doel te brengen.’ Optimisme en zwaarmoedigheid worden alzoo, en dit is de essentieele waarde van A.V.d.T's werk, door een lyrisch proza samengevlochten. De tragiek van menschelijke drijfveeren vermilderd en aanvaard door de schoonheid der natuur en het rechtvaardig zijn van God.
P.D.V.
| |
La Capitana. - door Luis Olaveaga. P.N. Van Kampen en Zoon N.V.Amsterdam. Uit het Spaansch vertaald door Sindo Lopez en Victor Varangot.
Dit is de geschiedenis van een nog zeer jong dienstmeisje, Amparo, dat verleid wordt door een zinnelijk aristokraat, Don Fernando, een bedorven ziel. Voor Amparo is dit haar eerste en eenige liefde. De invloed van Don Fernando op haar Is zoo diepwerkend, dat het verder leven van het in den grond zachtaardig meisje daardoor vergald wordt. Deze verhouding verwekt schandaal en dwingt Don Fernando naar een vreemd land te vertrekken waar hij de laatste centen van zijn moeder verbrast. Gedurende dien tijd woont Amparo, vervloekt door haar vader, bij wel doeners, de bourgeois. 5 jaar later komt onverwachts Don Fernando terug, onder den deknaam van Kamaraad Solarco, met zijn russische vrouw, gezonden door Moscou. Spanje verdedigt zich met wanhoop tegen het kommunistisch gevaar. Solarco. hij, de verloopen aristokraat, hij die het volk haat, maar gedwongen wordt door zijn nieuwe betrekkingen, waarvan hij ruim en gemakkelijk leeft, hitst het volk op tegen de Fascisten, zet het aan tot het omverwerpen van Kerk en Staat. Amparo hoort die stem, haar welbekend. Zij is nu verloofd met een gematigd Baskisch aanhanger, Jesus, maar niettegenstaande haar wil, komt zij terug onder de bekoring van die stem en ondergaat zij weder, fataal, den invloed van dezen huichelaar en komediant. Het leger staat op tegen de nieuwe kommunistische regeering, het wordt burgeroorlog. Amparo laat zich bij de jonge wachten inlijven, samen met haar twee broeders. Door den dood van een hunner, kent haar smart geen grenzen en woedend doet zij haar eerste ‘heldendaad’, zij vermoordt haar onschuldige weldoeners, de bourgeois. Door haar vele ‘heldendaden’ en onverschrokkenheid wordt zij Capitana benoemd. Dit is ook het laatste werk van Solarco, want deze, tijdens een intiem onderhoud met haar, sterft, na haar eerst zijn lage en vuige ziel ontbloot te hebben. O, die biecht, wat een ontgoocheling voor haar. Haar oogen gaan terug open en zien klaar. Vol afschuw voor hetgeen zij gedaan heeft, bewust een slechte zaak gediend te hebben, door wroeging en smart gefolterd, werpt zij zinneloos geworden, zich op den vijand, en ondergaat met haar kamaraden een verschrikkelijken dood.
De taal van Olaveaga is krachtig, warm ernstig. Men voelt dadelijk dat hij zeer onder den indruk is geweest van zijn belevenissen tijdens het uitbre- | |
| |
ken van de revolutie, dat hij moet lijden aan den ondergang van zijn vaderland. Het beeld dat hij ons geeft van het eerste treffen tusschen het volk, blind, opgezweept, door handige leiders, vreemden van Spanje; en het leger lijkt waarheidsgetrouw. In gansch zijn verhaal nochtans blijft hij buiten de partijen. Het is een zeer verdienstelijk werk en wanneer men iets meer wil weten dan door het proza van zijn dagblad over de gebeurtenissen in Spanje, grijpe men naar dit boek, het zal boeien en voldoening schenken.
G.G.
| |
Jean Delaet: Les aventures extraordinaires de Billy Dum. Teekeningen van P.-L. Flouquet. Ed. du ‘Journal des Poëtes’ Brussel.
De Detectief Billy Dum, heeft als opdracht toezicht te houden over de droomen van René en Clairette. Deze wonderbare man, die iets weg heeft van onzen Langen Wapper mengt zich dan in de droomavonturen van beide kinderen. Te water, te lucht te land. Het mechanisme van de verbeelding die zich hier uitviert, kan men best vergelijken bij dit van de bewogen teekenfilmen. Een kinderverhaal van de bovenste plank.
R.V.
| |
Jacques de Lacretelle. L'écrivain public. N.R.F. Gallimard. Paris.
De kantteekeningen, die tal van auteurs tegenwoordig bij hun werk, hun lectuur, hun reizen en bij het politieke leven maken, zijn vanzelfsprekend nooit in die mate reveleerend dat zij én werk én mensch volledig omvatten. Maar aantrekkelijk, inlichtend en onontbeerlijk bijna zijn ze altijd waar het een kunstenaar geldt die een standpunt gekozen heeft (b.v. tegenover Gide, Benda, e.a.), die, moge allen hem langs die zijde van zijn persoonlijkheid niet hebben of minder smaken, zijn kijk op de kunst en in het leven, op de werkelijkheden van zijn tijd en de tastbare overblijfselen van het verleden niet onthoudt. Zoo zullen wij het met den schrijver van den subtielen Silbermann soms zeer eens, soms diametraal anders voor hebben, maar de detailkwesties (zoudt ge bv. willen dat een Franschman de Vlaamsche zaak genegen zou zijn! want in zijn reisnota's over België sluipt een zinnetje als dit:... tant pis si je trahis au profit des Flamands.) terzijde geschoven, moeten wij het vooral op het literair en politiek terrein bekennen met een mensch te spreken die critisch staat en met gezond verstand redeneert, hoewel fouten weer niet uitgesloten zijn. Zeer teekenend en verdedigbaar is zeker dit aforisme: ‘(On) verra vite que l'aristocratie ou la roture, la civilisation classique ou l'expression prolétarienne, sont des notions secondaires qui ne tiennent guère devant la force des idées et le sentiment du beau.’ Zoo zal de Lacretelle scherpe en overwogen opmerkingen maken, de aandacht schenken aan verschijnselen en gebeurtenissen die ofwel niet, ofwel àl te licht worden waargenomen of beschouwd, zijn anti- en sympathie verantwoorden, maar vooral opkomen voor de onafhankelijkheid en voor de vrijheid van den kunstenaar.
P.D.V.
| |
| |
| |
Dr Bartling, D. Over het begrip ‘leven’ in de kunstleer van hedendendaagse Nederlandse literatoren. Van Gorcum, Comp. N.N. Assen, 1935.
Dr. Bartling onderzoekt op een zeer objectieve en aangenaam zakelijke wijze de beteekenis van het ‘leven’ voor enkele der vooraanstaande letterkundigen van na den oorlog, nl: Coster, Marsman, Ter Braak. Het terugbrengen van de kunstenaarstotaliteit tot filosofische gronden heeft dit vóór dat wij beter inzicht verwerven in het al of niet volledigzijn in zake levensbeschouwen van de voornoemde auteurs (en dit onderzoek is zeker geslaagd), maar ook dit tegen: dat een kunstopvatting niet alleen metaphysische gronden heeft. Zoo zou een opvatting als deze van Dr Bartling (ik geef toe dat ze onvolledig ontwikkeld moest worden) veel minder aesthetische vruchtbaarheid bezitten dan deze van de bestudeerde literatoren. Wat niet wegneemt dat zijn studie de kennismaking meer dan waard is, omdat zij de aest[h]etische normen van de na-oorlogsche generatie beter, vaster omlijnt.
P.D.V.
| |
W.L.M.E. van Leeuwen: Naturalisme en Romantiek. Wollers, Groningen, fl. 9.00. fl. 4.50.
W.L.M.E. van Leeuwen heeft zich reeds door een imposante reeks boeken over literatuurgeschiedenis verdienstelijk gemaakt. Na in zijn vorige werken Epiek en Lyriek, De Nederlandsche Dichtkunst sinds 1880, Natuur en Dichter (alle bij Wolters verschenen) en in Drift en Bezinning (Wereldbibliot eek) de dichtkunst behandeld te hebben, geeft van Leeuwen thans een overzicht van proza en kritiek in Nederland sinds 1880. Het belangrijkste aspect van dit boek is m.i. het aandeel dat de kritiek er in krijgt, het sluit daardoor aan bij Drift en Bezinning, waarin de dichtkunst reeds nauw in verband werd gebracht met de kritische bedrijvigheid der dichters. Het wil mij voorkomen dat er een vergissing is in het plan dat de heer van Leeuwen zich voorgenomen heeft uit te werken: bij het instudeeren van dit boek valt het sterk op dat de strijd der opvattingen meestal uitgestreden wordt rondom de vlag der poëzie; de in dit boek aangehaalde kritische uitlatingen hebben trouwens meestendeels betrekking op de poëzie, en een bloemlezing uitsluitend van prozafragmenten illustreert vanzelfsprekend slechts een gedeelte der verwezenlijkingen in de kunst van de vele inzichten en vergezichten der kritiek.
R.V.
|
|