| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Hubert Colleye: Idées du temps (2e série). Librairie Pax, Liége, 1936. 236 p. 14 fr.
Dertien essays, waarin de katholieke, beter de christelijke levensbeschouwing als de ‘conditio sine qua non’ voor de kunst wordt vooropgesteld. Niet het humanisme, noch het intellect vervangen het bovennatuurlijke. Vooral Frankrijk keert zich van het christianisme af. (Renan, Barrès, de Montherlant). De auteur heeft een groote bewondering voor Léon Bloy, Claudel, Gertrude von Le Fort, Malègne. Vlot, onderhoudend en vooral met overtuiging geschreven. De apologetische toon is soms te sterk.
P.D.V.
| |
Geert Grub: Alkaloïden (lieve en stoute verzen). Uitgave Dienen, Kapellen, 1935.
Dat zooveel gemeenplaatsen, zoowel onwelvoeglijk- en platheden ernstig kunnen opgenomen worden, begrijp ik niet. De poëzie kan hier niet bij winnen, heeft er niet bij gewonnen. Zij is eigenlijk zoek geraakt.
P.D.V.
| |
J. Dierckx: Stellen en spreken (4e graad, laagste klassen Normaalen Middelb. onderwijs). Uitgeversfirma A. De Boeck, Brussel, 1936.
Een boekje dat meer dan welkom is. Nu de aandacht der paedagogen weer gericht is op de kennis van het milieu komt het op het geschikte oogenblik. Wellicht hadden hier en daar andere (jongere en betere) stilisten mogen aangehaald, werd b.v. niet genoeg den nadruk gelegd op het moderne leven (architectuur, schilderijen, instrumenten, e.d.) Het werkje vult Mussche's Woordenschat langs de praktische zijde aan.
P.D.V.
| |
B. Roest Crollius: Land van verlangen. Roman, N.V. Uitgave C.A.J. Van Dishoeck, Bussum, 1936.
Hoezeer Walschap school heeft gemaakt moge blijken uit het werk van dezen jongen Hollandschen auteur die zich voor kort deed opmerken door zijn novellen ‘Kroniek van een Jeugdzonde’. Vooral onder den indruk van de geweldige tegenstelling eenzaamheid-gemeenschap wendt hij een haastigen, gejaagden voortgezweepten stijl aan om des te veelvuldiger de individuen naar hun innerlijk alleenzijn weer te geven. Hij draaft letterlijk: atmosfeer, mensch, gesprek, tijd en handeling, het ligt alles door elkander gesmeten. Oogenblikken van angst, twijfel, geluk, dagen met zon en met schaduw ontvangen om het even de aandacht, niet de minste verademing, niet de minste poging tot stilstand. Hier volge een staal van dit proza: ‘Vier dagen hondenweer. To schrijft blijf nog wat. Sidde zal het aanzien, maar dit is geen vacantie. Blom zegt, morgen zal het goed wezen, maar dat zegt hij iedere dag. Sidde trekt | |
| |
er op uit, 's morgens, 's middags, 's avonds, hij kent de omgeving nu wel. Hij voelt zich miserabel eenzaam, zijn hart zoekt de menschen, maar de gasten laten hem liggen. In de hall zit hij niet, hij is geen kindervermaak. Alleen de maaltijden gebruikt hij met de andere. Zijn tafel is bij het raam, over zijn soep kijkt hij in de stroomende regen, veilig met zijn rug naar de ginnegappers. Dat is een zorg van Setje. Dat weet hij niet en hij weet nog meer niet van haar zorgen. Hoe lang doet ze over zijn schoenen, krijgt hij elke dag een schoone handdoek. De nieuwe Vos er op uit in weer en wind, zit haar in het hoofd, rijk of arm. Ze streelt hem met een bijzondere zorg en zegent hem met haar glimlach, alle gasten langs.’
Alhoewel een ongewone zin voor actie, een groote taalvaardigheid en- kennis niet te onderschatten zijn, de gespierdheid van de vertelling komt de noodige ontleding niet altijd ten goede. Maar vóór alles ligt de waarde van dit werk in de typeering. Vrijwel al de opgeroepen menschen voelen zich eenzaam en worden tot de daad door het gevoelen van verlatenheid gedreven. Edoch, ook achter en na die daad krijgen zij dat gevoelen niet weg.
Hiermee raakt de auteur een der meest essentiëele levensproblemen aan, werpt hij plots het onvermogen van den mensch een ander mensch te doordringen in de weegschaal, legt hij nadruk op het specifiek individueele van het menschelijk wezen. We waren sedert lang den kijk op de werkelijkheid langs die zijde niet meer gewoon.
Roest Crollius vindt den weg naar het hart, iets waarin een Noord-Nederlander niet zoo gemakkelijk slaagt.
P.D.V.
| |
Dr. J. Decroos: Shakespeare's Hamlet, Engelsch en Nederlandsch tegenover elkaar. - Steenlandt, Kortrijk, 15 fr.
Deze al te zelden aangewende werkwijze brengt een eenige gelegenheid aan wie Engelsch kennen, Shakespeare in zijn eigen taal te lezen, zonder voortdurend door archaïsmen en taalparticulariteiten gehinderd en ontmoedigd te worden. Men kent Dr. Decroos' schitterende vertaling van Shakespeare's sonnetten, vertaling welke deze van Verwey diep in de schaduw stelt, men kent eveneens zijn ‘herdichtingen’ van Duitsche poëzie, waarin het hem doorgaans lukt een aan 't origineel gelijkwaardig Nederlandsch vers te geven. In zijn Hamletvertaling beoogt hij evenwel in de eerste plaats zoo getrouw mogelijk het origineel tevertolken, want het doel blijft hier: de lectuur van het origineel. Dit werk verdient niet enkel een ruime verspreiding in de schoolwereld, maar ook in wijderen lezerskring. Een wensch: dit boek weze het eerste van een in zelfden zin opgevatte reeks.
R.V.
| |
Anthonie Donker: De Gestalten van Tachtig.
Bloemlezing uit de poëzie der Tachtigers. - Meulenhoff, Amsterdam. Deze bloemlezing brengt als 't ware een correctief van de literatuurboeken waarin de gestalten der Tachtigers met de jaren aan 't verstarren zijn. Hier worden uit hun werk | |
| |
gedichten naar voren gebracht, die in rijkdom en kracht de meest bekende evenaren of overtreffen, en terzelfdertijd toonen deze gedichten van de persoonlijkheid der Tachtigers andere facetten, die in de schoolboeken doorgaans te zeer werden verwaarloosd en bij 't publiek geignoreerd, en die toch tot het essentiëele van die persoonlijkheid behooren. Dit is dus niet de zooveelste bloemlezing over de Tachtigers, maar werkelijk een aanvulling op dit gebied.
R.V.
| |
Joannes Reddin gius: Arbeid. Gedichten. - C.A.J. Van Dishoek, Bussum.
Verband tusschen titel en inhoud van dit boek snap ik niet. Deze gedichten zijn over de gansche lijn een verheerlijking van de krachten die 's dichters geestelijke vorming grootendeels hebben bepaald: groote denkers en schijvers: Christian Morgenstern, Nietsche, Mozes, Aischylus, Julianus Apostata, Tauler. Böhme, Gorter, Kloos, Verlaine, enz. ook de natuurelementen worden verheerlijkt. Deze gedichten zijn geen hartstochtelijke dithyramben, de toon er van is eerder mild en dankbaar; zijn natuuraanvoeling is eenvoudig en zuiver, zijn zegging enkele keeren verrassend schoon, zooals b.v. in het gedicht De Pyramide.
R.V.
| |
Lydia Cabrera: Conte s Nègresde Cuba. Vert. uit het Spaansch door Francis de Miomandre. - Gallimard, Parijs. Miguel Angel Asturias: Legendes du Guatémala.
Vert. door Francis de Miomandre. - Les cahiers du Sud, Marseille. De Cubaansche negers hebben, onder de uiterlijke beschavingsvormen die ze van de blanken overnamen, de diepe, onverwoestbare eigenschappen van hun ras bewaard. Het instinkt van dit ras komt vooral tot uiting in de magische poëzie, waarvan de mythische verhalen die de Creoolsche Lydia Cabrera opgeteekend heeft, geladen zijn. In de wereldvizie der negers krioelt alles dooreen planten, stroomen, sterren, dieren, menschen, afgestorvenen. De verschijnselen zijn in die wereld onsamenhangend, verrassend, alleen muziek en dans zijn de bindende rhythmen. Opvallend in deze verhalen is de onbevangenheid, de algeheele onstentenis van het onderscheid tusschen goed en kwaad.
Ook de Légendes du Guatémala zijn mythische gedichten. Paul Valéry noemt ze, in zijn inleiding tot het boek: des histoires, -rêves,- poèmes. Inderdaad, deze legenden van de gemengde volksstammen der Zuid-Amerikaansche republiek, hebben dit gemeen met die der Cubaansche negers, dat de grenzen, waarbinnen ons verstandelijk concept die verschijnselen van de buitenwereld classeert, opgeheven worden in een primitieve poëtische sfeer, waartoe de verrassend beeldrijke taal niet weinig bijdraagt. De naam van den vertaler, Francis de Miomandre, van wien men den onfeilbaren poëtischen zin kent, is een waarborg.
R.V.
| |
Pierre-Louis Flouquet: Transfiguration du Furieux. Gedichten. - Les Cahiers du Journal des Poètes. Van Arteveldestraat, 65, Brussel).
| |
| |
Gaston Pulings: Absence, o Miroir! (id.)
P.-L. Flouquet was de actieve bestuurder van het uitmuntend Journal des Poètes, waarvan het verdwijnen een leemte nalaat in de Fransch-Belgische jonge letteren. Onder zijn leiding wordt de publicatie van ‘Les Cahiers du Journal des Poètes’ thans voortgezet. De schilder Flouquet is tevens een der opmerkelijkste onder de dichters, die zich rondom het journal hebben geschaard. Zijn vorige bundel ‘Corps et Ame’ bracht een gezonde en krachtige levensbevestiging, gegrond op de gelijkwaardigheid, de harmonie van ziel en lichaam. In zijn nieuw werk ‘Transfiguration du Furieux’ bezingt hij zijn eerste ontmoeting met God en in het licht van deze ontmoeting - die evenwel alle verscheurdheid nog niet heeft opgelost - wordt het leven gemeten met de maat van de vergankelijkheid. Toch blijft Flouquet 's liefde voor de dingen der aarde zijn rijkste inspiratiebron. Zijn taal is beeldrijk en hartstochtelijk; zijn vers, een bewogen vrijvers, weet al de modulaties van een'sonore, warme stem weer te geven.
Absence, o Miroir!
bevat confidentieële liefdepoëzie, op den toon van het zachte spreken. Naakte, uiterst eenvoudige poëzie, doch die zelden ontroert en verrast, omdat de inhoud te conventioneel en de vorm te verstard is. Twee schoone teekeningen van George Minne verluchten het boekje.
R.V.
| |
C. de Radzitzky: A vol d'oiseau. Gedichten. (id.)
C. de Radzitzky is ontegensprekelijk een dichter. Zijn zeer zuiver gevoel voor de natuur, zijn ongewone beeldingskracht en zijn zin voor muzikaliteit bevestigen zijn dichterschap. Zijn poëzie verwijlt niet in de wereld van het reëele, zij leidt U binnen in een wereld van droom en mysterie. Zij is niet rumoerig, zij peilt niet eens naar de diepte van het menschelijk bloed; zij bekommert zich niet om sentimentaliteit en tranen, maar zij is eenvoudig en verstild en daarom vaak zo ontroerend.
P.G.B.
|
|