[Nummer 1]
[Redactioneel]
Onder de schriften die thans in Vlaanderen verschijnen, hebben wij gemis aan een, dat, langs de zijde der jongeren, zich in eerste instantie bekommert om het literair probleem, als zijnde de uiting van een vernieuwde mentaliteit, waarin wij de wezenlijke beteekenis van onzen tijd herkennen.
Wij weten hoe de organisatorische wil op staatkundig, sociaal en oeconomisch gebied zich opdringt in al de sferen van de geestelijke bedrijvigheid. Ook wij zijn menschen van dezen tijd en ons kunstenaarsschap heeft niets te veel aan het heele leven en den heelen mensch. Daarom willen wij a-priori niets verwerpen, noch één aspect isoleeren en vooropstellen als de eenige ware grondslag voor de kunst.
Wij verschuiven evenwel het zwaartepunt van gemeenschapszin naar algemeene menschelijkheid en erkennen, om daartoe te geraken, de persoonlijkheid als eerst-geldende en onmisbare factor. Persoonlijkheid onderstelt inzicht, bezinning en houding getuigend van eigen natuurlijkheid, mogelijkheden en grenzen. Maar ook daarnaast erkennen wij dat het uitspreken dezer persoonlijkheid een onvruchtbaren toestand kan beteekenen, indien de aandacht niet wordt gericht op de vernieuwende, vormgevende kracht, die den levensinhoud ordent en transformeert en hem zijn diepere beteekenis geeft.
Vermits de veelvuldigheid van dezen vorm juist zóó differentieerend inlicht nopens de waarde der menschelijkheid die er in vervat is, hebben wij dit schrift ‘Vormen’ geheeten.
Dat men ons niet verdenke terug te keeren tot een dor formalisme of tot een subjectivisme dat aan en door zichzelf genoeg heeft. Langs den weg, dien wij tot heden toe volgden, hebben wij alleszins die doodloopende zijpaden vermeden. Wij meenen een lijn te kunnen doortrekken, die reeds sporadisch uitgestippeld is en die wij in de toekomst vaster en breeder wenschen te doen uitkomen.
Wij willen met genoegen vogelvrijen zijn in de oogen van deze critici, die er aan houden den kunstenaar in hun gareel te zien draven. Wij zijn er van overtuigd, dat wij door deze houding iets kunnen bijdragen tot het scheppen van een zuiverder atmosfeer, waarbuiten de leefbaarheid onmogelijk is van een kunst, die de gemeenschap wil dienen - op de wijze van de kunst.
PIETER G. BUCKINX
PAUL DE VREE
RENÉ VERBEECK