Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VIII, II. De provincie Limburg (Meerloo-Zwalmen)
(1926)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendRoer.c. Aan den weg, in een kastje, een houten groepje: ontmoeting van Maria en Elisabeth.
g 1. kasteel hattem (XVIII?, geheel vernieuwd). Dienstgebouwen met mansardedaken. 2. Nr. 3. Deur met hardsteenen omlijsting (1713). | |
Roermond.b. Verdedigingswerken.1. Aan den Pastoorswal, tegenover de Kerkstraat, de van zandsteenblokken gemetselde onderbouw van een halfronden waltoren (1231?). 2. Westelijk hiervan, aan den N.W. hoek der oude stad, de rattentoren, een zware ronde baksteenen hoektoren (XIV B) met overblijfselen van kanteelen, brokstukken van den aansluitenden walmuur, rest van een uitgebouwde | |
[pagina 373]
| |
latrine; inwendig: twee boven elkaar gelegen gekoepelde ruimten. 3. Langs den Ursulinenwal: een reeks baksteenen spitse tongewelven (XIV B), dragers van een aardterras, waarvan de bekleedende walmuur verdwenen is. | |
c. Bruggen, gedenkleekenen, beelden aan den weg, pompen.1. De steenen brug (in 1654 reeds bestaande, in 1764 door den stroom vernield, in 1771 herbouwd tijdens Maria Theresia, blijkens gedenksteen), is een bouwwerk van hardsteen met vier halfronde bogen, de middelste twee hooger dan de andere, de pijlers met stroombrekers; massieve borstweringen. 2. Van de brug af langs den rechteroever een ruim 200 M. lange hardsteenen kademuur (XVI?, XVII en (XVIII) met zeven trappen en opritten. 3. Nabij de voormalige Venloosche poort in het park van perceel Venlooscheweg 1 staat een hardsteenen voetstuk (zonder opschrift), naar overlevering een gedenkteeken, ter plaatse waar Ernst Casimir, Graaf van Nassau in 1632 doodelijk werd gewond. 4-18. Beelden aan den weg: een houten Kruisbeeld (XVII) bij Minderbroedersstraat 6; een (XVII) in den hoek van het voormalig Begijnhof; een (XVII) aan het begin van den Hornerweg. - O.L. Vrouwebeelden (geplaatst bij de voormalige putten der waterputwijken): Begijnestraat, hoek Schoolstraat (XVI, hout), Bergstraat, hoek Neerstraat (XVIII, hout, op voetstuk Lodewijk XV en met twee adoranten); Hamstraat 20-22 (midden-XVI, hout); Kloosterwandstraat, hoek St. Christoffelstraat (XV, hout); Luifelstraat, bij de postbus: het oude beeldje (± 1600, waarvan alleen de koppen van Maria en van het Kind gemodelleerd) thans binnen bewaard en vervangen door een gipsen beeld; eindgevel Luifelstraat-Markt (± 1600? steen?); Munsterstraat, hoek Schoenmakersstraat (XVII, hout); Neerstraat 56 | |
[pagina 374]
| |
(XVII A, hout; oud?). Pelzerstraat, hoek Minderbroedersstraat, in een steenen nis (midden-XVII, steen); Roersingel 13 (XV, hout). - Andere beelden: Marktstraat 8, H. Rochus (XVII?, hout): het vroeger buiten geplaatste eiken Mariabeeldje (± 1500?) thans binnenshuis bewaard; Swartbroekstraat 29-36, H. Antonius van Padua (XVII? hout). 19-20. Pompen: Aan de Markt een hardsteenen (XVIII), vierkant met holle hoeken, bestaande uit postament, romp met basis en kroonlijst er bovenop een voetstuk van een (verdwenen) beeld; aan de Steegstraat een hardsteenen (1752, volgens chronogram) met rocailleversiering (het bekronende St. Johannesbeeld verdwenen). | |
d. Wereldlijke openbare gebouwen.1. Het prinsenhof is ter vervanging van het in 1665 verbrande stadhouderlijk paleis in 1681 door den architect Betholet gebouwd als Gouvernementshuis, in 1700 voltooid; ± 1740 van bestemming veranderd en ingericht tot hospitaal, sedert 1850 in verband met eene stichting uitgebreid tot verpleging van zieken, weezen en bejaarden en toen naar Jvr. Louise de Pollart louisahuis geheeten. Het bestaat uit een rechthoekig hoofdgebouw, door een voorplein gescheiden van een vroeger stal- en koetshuis. Het hoofdgebouw, opgetrokken van baksteen, boven een overwelfde onderverdieping twee verdiepingen hoog, onder schilddak, heeft aan de lange zijde negentien vensters, aan de smalle zijde vijf; de (gewijzigde) kruisvensters met hardsteen omraamd, het omloopende hoofdgestel met hardsteenen architraaf en houten kroonlijst; het aan het binnenplein gelegen voorfront springt in het midden iets terug en heeft een middenpartij, gevormd door den natuursteenen ingang van Toscaansche orde, gelegen aan een forsche tweevleugelige hardsteenen bordestrap, en met boven de gevellijst een fronton, waarin het wapen van Gelderland en het jaartal 1681. De monumentale buitentrap is thans vervangen en verplaatst naar den vroegeren achtergevel aan de Pollart- | |
[pagina 375]
| |
straat; nieuw ingangspoortje. Later toegevoegde smalle risaliet met spitsje. De vleugel van het hoofdgebouw naar het stalhuis is modern. Inwendig grootendeels verbouwd. Uit den eersten bouwtijd nog behouden: de dubbelvleugelige eiken hoofdtrap met vierkante balusters; een zaal met moerbalkzoldering en zwartmarmeren schouw met zware consolepilasters; twee schouwen op marmeren zuilen, waarvan een met gesneden bovenbekleeding, een recht omlijste schouw en een thans ingebouwde; twee stel dubbele deuren met gesneden bovenbetimmeringen. Aan de overzijde van het door een hek van het Munsterplein gescheiden binnenplein, het voormalige baksteenen stal- en koetshuis (XVII d), met overblijfselen van een tweezuilige Toscaansche hal; in een bijgetrokken huis: een stucplafond en een versierde schoorsteen laat-Lodewijk XVI. De stichting bezit: Twee houten reliekhouders Lodewijk XIV, in monstransvorm. Houten beelden: een groot Kruisbeeld (± 1600?), H. Elisabeth, H. Jozef met het Kind (beide XVIII). Schilderijen: In de bestuurskamer: levensgroote borstbeelden der stichters, Jhr. C. Petit d'Oudenburgh (1781-1860, copie naar een schilderij op het kasteel Horn) en Jvr. M.L. de Pollard (1810-1850); levensgroote halffiguur (XVIII c, gemerkt Helena Leemans) van den kanunnik Bors, dito (XVII c, Hollandsche school) van een dame in de kleedij van ± 1660. In 't voorvertrek der kapel: H. Antonius van Padua en de verschijning van het Christuskind aan den H. Franciscus van Assisi (beide XVIII A). In de sacristie: twee vleugels van een drieluik, de apostelen Petrus en Paulus voorstellend (XVI A, Zuid-Nederlandsche school), drieluik, voorstellend den Calvarieberg, op de binnenzijde den stichter en zijn vrouw met hunne patroonheiligen, hun wapens op de buitenzijde; eiken kast (XVII) met twee deuren met inleglijsten. | |
[pagina 376]
| |
2. Van het raadhuis is alleen oud de rechthoekige aan de Markt gelegen voorvleugel (± 1700, verbouwd o.a. in 1880 en in 1906), bestaande uit een onderkelderde hoofdverdieping, een eerste verdieping en een kapverdieping met schilddak. De voorgevel is opgetrokken van baksteen (in 1880 gecement) op een hardsteenen plint en door geblokte penantpilasters verdeeld in elf venstervakken; het iets breedere en een weinig vooruitspringend middenvak bevat den ingang aan een tweevleugelige hardsteenen trap met bordes, overdekt door een (thans) op twee zuilen met hoofdgestel (vroeger op drie halfronde bogen) rustend balcon. Over de benedenpenanten een omgekorniste cordonlijst, over de kapiteelen der bovenpenanten een recht doorloopend (XIX verhoogd) hoofdgestel; de vensters der eerste verdieping in den dag voorzien van een balustrade met geprofileerde balusters. Midden op het dak een achthoekige koepeltoren (1709) van drie geledingen; de drie oude dakvensters (in 1880) vervangen door grootere in cementstijl. Inwendig: beneden, links-vóór: de raadzaal met vernieuwde balkzoldering en met schouw ‘Régence’, waarin een haardplaat met het wapen van Oostenrijk; schoorsteenstuk: Keizer Karel VI (1729, door Jacob Sytterick); verder nog acht levensgroote portretten van vorsten der Oostenrijksche Nederlanden (copieën XVII of XVIII naar Velasquez): Maria Theresia, Frans I van Lotharingen, Leopold II (1791, door V.D. Dambacher), Frans 11 (1792, door Dambacher), Jozef II, Maximiliaan Emanuel van Beieren, gouverneur der Zuidelijke Nederlanden (XVIII A), Philips IV van Spanje, Elisabeth van Bourgondië. In de burgemeesterskamer een stucplafond (1723). In de secretariskamer een marmeren schoorsteenmantel (XVIII), een gezicht (doek) op de H. Geestkerk tijdens de afbraak in 1821; een familiegroep van vier volwassenen en twee kinderen in een landschap (1844, door Fr. Cuypers). Vóór de ontvangzaal een getimmerde portiek; gewasschen penteekeningen door Jan de | |
[pagina 377]
| |
Beyer: de Roermondsche poort te Maaseyck (1740); de markt te Stevensweert; 't kasteel Daelenbroek in 't Guliksche (1738); twee gezichten in Roermond (XVIII B). In den toren een klok, in 1823 gegoten door J. George père te Luik. Voorts worden hier bewaard: een Madonna- en een Heiligenbeeldje (XVI?), een beeld der Constitutie (1799), een groot onvoltooid stadsgezicht in waterverf (XIX a) door een Fransch genieofficier; een zilveren drinkbeker (1588), geschenk van den hertog van Gulik, en een zilveren drinkbeker (1609), geschenk van den stadsmuntmeester; een spiegel in gesneden lijst (midden-XVIII); een armstoel met vijf stoelen (± 1700); drie armstoelen en vier stoelen Lodewijk XVI; een staande klok (gemerkt: Beltjens Roermond, 1787). Een verzameling Romeinsch, Germaansch, middeleeuwsch en Renaissance-aardewerk, munten en penningen; haardplaten, gevelsteenen, consoles en andere bouwfragmenten; drie kleine stukken geschut; enz. 3. Markt. De vleeschhal is een tusschen twee perceelen besloten, drie verdiepingen hoog, eenvoudig baksteenen huis van twee vensterbreedten, de voorgevel geheel gemoderniseerd, de achtergevel met eenvoudigen rechten topgevel en het ankerjaartal 1669. Beneden één ruimte met poortdeuren aan de voor- en de achterzijde, de balken der zoldering op geprofileerde sleutelstukken en door twee rijen ronde palen op onderslagbalken ondersteund. Op de eerste verdieping de vroegere ‘Kremergaffel’, vereenigingszaal der kooplieden, thans ingedeeld tot woonkamers (XIX a); nis met ronde pilasters. 4. In het gebouw van Publieke Werken bevinden zich een schoorsteen met schildering (XIX b): zinnebeeldige figuren van Maas en Roer, op den achtergrond de stad; twee deurstukken met bloemen (XVIII c). | |
e. Kerkelijke gebouwen.1. De r.k. kerk van den h. christoffel, sinds 1661 | |
[pagina 378]
| |
kathedraal, begonnen in 1410, ter vervanging eener elders gelegen, reeds in 1224 bestaande, in 1391 afgebroken kerk en voltooid midden-XV, hierna (1458 en later) aanmerkelijk vergroot, in 1554 en in 1892 ernstig door brand geteisterd, gerestaureerd XIX B en XX a, is een gebouw van baksteen met schaarsche toepassing van natuursteen. Zij had oorspronkelijk in plattegrond den vorm van een gelijkarmig kruis, doch bestaat nu uit een schip ter diepte van vier traveeën met twee langs den toren doorgetrokken zijbeuken (XV A) van zes traveeën, welke zijbeuken verbreed zijn (XV d) door een reeks kapellen (aan de zuidzijde de drie oostelijke tusschen de steunbeeren gezet); een koor (XV a) van vier traveeën en een 5/8-gesloten polygoon, te weerszijden waarvan een even hoog zijkoor, het zuidelijke (O.L.V. koor, 1489) vijf traveeën diep, en recht-, het noordelijke (Sacramentskoor, 1458) vier traveeën en 5/8-gesloten; een aanmerkelijk uitspringend dwarspand (XV a), aan noord- en zuidzijde 5/8-gesloten; een 5/8-gesloten (St. Jacobs)kapel (XV d), aangebouwd tegen den zuidoostelijken sluitingswand van den zuidelijken dwarsarm; een vierkant portaal (XVII?) tegen de sluiting van den noordarm; en een ingebouwden westtoren (XV A, bovendeel 1604, de spits van 1663 herbouwd na den brand van 1892). Twee zevenhoekige traptorentjes in de hoeken van de dwarsarmen en de zijkoren, twee achthoekige naast den toren. Elk der zijkoren vervangt vermoedelijk twee smallere en latere kapellen, die (door ongelijke diepte) trapsgewijs bij het hoofdkoor aansloten; van de buitenste dezer kapellen zijn enkele overblijfselen (een steunbeer van hare sluiting) overgebleven in de traptorentjes, terwijl een midden in de opening tusschen noordkoor en dwarsarm geplaatste zuil eveneens aan den oorspronkelijken toestand der oostelijke partij herinnert. De kerk heeft een laag basement van Naamsche steen, muren, vensteromlijstingen en steunbee- | |
[pagina 379]
| |
ren van baksteen (versnijdingen met Naamsche- en zandsteen). Middenschipsmuren vlak. In de sluiting van den zuidarm een ingang (XV c) met ellipsboog, waarboven een rechthoekige nis voor beeldhouwwerk (slechts de baldakijnen over), het geheel gelegen in een rijkgeprofileerde spitsboognis (draagsteenen voor beelden in het holle profiel), bekroond door een windberg met kruisbloem en kogels. De toren heeft boven het hooge basement vier geledingen, waarvan de onderste in den westwand, de twee volgende in eiken wand, met natuursteenen traceeringen versierde blinde vensters vertoonen, terwijl de vierde aan eiken kant twee galmgaten bevat en een borstwering met vier hoektorentjes (spitsen vernieuwd) draagt. Inwendig: ronde zuilen op achtkante basementen en zonder kapiteelen; de pijlers der kruising hebben lijstkapiteelen en zijn met vier halve zuilen bekleed. Rijkgeprofileerde scheibogen. Schalken met eenvoudige kapiteelen, in het middenschip opgaande kraagsteenen tegen het boveneind der zuilen. Onder de diep doorloopende vensters, te halver hoogte versterkt door een brug, komen in het koor en het dwarspand elliptisch gedekte nissen voor. Onder de in hun benedenhelft blinde bovenlichten loopt een geprofileerde lijst. Welving: stergewelven over de kruising (hier vernieuwd na instorting in 1921), het zuidelijk hiernaast gelegen vak (ter vervanging van twee kruisribgewelven (XV a), den polygoon van het noordkoor (hier aangebracht na instorting in 1591) en in den toren; netgewelf (XVd - XVI) over het zuidkoor, de zuidwestelijke en de vierde noordelijke schipkapel: overigens kruisribgewelven met mergelsteenen ribben. De kerk bezit:
H. Sacramentsaltaar (XVI d), van steen, met hoog, gebeeldhouwd retabel; houten voet met alliantie-wapen en: 1593; altaar (XVII A) der zeven weeën, met rijk gesneden | |
[pagina 380]
| |
tombe en gedeeltelijk vernieuwd tabernakel; klein houten altaar (XVIII B) met altaarstuk: H. Johannes. Houten tabernakel (XVIII). H. Sacramentskastje (XVII) van palissander, met zilver beslag, van binnen met ivoor ingelegd. Koorhek (XVII a) met twee deuren, een tweede dito is thans geplaatst in den gevel Varkensmarkt 1. Koorstoelen, waarvan de achterste rij (XV), de voorste (XIX A). Twee gesneden eiken communiebanken, een (XIX A). een (1833). Zes biechtstoelen, waarvan vijf (XVIII A), elk met levensgroote figuren, uit de voormalige Minderbroederskerk, en een (gedeeltelijk XVII) uit Montfort afkomstig. Twee-en-veertig eiken kerkbanken (XVII a) met gesneden wangen; knielbankje (XVII B). Geslagen koperen doopvont met deksel (XVIII B); drie marmeren wijwatervaten, waarvan een (XVII), een op ronden voet en een (XVIII A). Rijkgesneden eiken preekstoel (XVIII A) met levensgroote figuren, afkomstig uit de voormalige Minderbroederskerk. Twee eiken balustrades (1764 en XVIII). Houten bisschopstroon (XVII); zetel (± 1680). Gesneden tochtportaal (XVII a) met busten in medaillons. Een groot aantal grafzerken, waarvan enkele tegen den muur zijn geplaatst, andere (1649, 1658, 1681) met koperen, weer andere (1696, 1779) met witmarmeren letters, en ornament. Houten (?) beelden: groot Kruisbeeld (± 1200?), afkomstig van de abdij van Dalhem; H. Annatrits (XV B), H. Christoffel (XVI d), Nood Gods (XVII B). Schilderijen: In een zuidelijke schipkapel: De uitstorting van den H. Geest (1722, doek, door Jac. de Wit). In de doopkapel: De stigmatisatie van den H. Franciscus (doek), De onthoofding der H. Catharina (doek). In het noordkoor: de H. Honoratus (doek, gemerkt Dav. Herregoudts), de | |
[pagina 381]
| |
Blijde Boodschap (XVIII d, doek, Zuid-Nederlandsche school), de uitstorting van den H. Geest (XVII c of d, doek), Kop van een gekruisigden Christus (paneel, door P.P. Rubens); Golgotha (XVI, Zuid-Nederlandsche school). In het zuidkoor: Hemelvaart van Christus (1651, doek, door Th. Willeboirts Bosschaert), Hemelvaart van Maria (1737, doek, door Jac. Sitterich of Sytderich). In de sacristie: doek van de H. Veronica (XVII, op koper, Vlaamsche school), beweening van het lijk van Christus (XVII, op koper, Vlaamsche school). Houten gedenkbord (1734) met buste van graaf d'Ognyes en een door twee engelen gedragen schild (XVII A). Zilverwerk: monstrans (XV d, bijgewerkt XIX), vermoedelijk afkomstig uit Xanten; vergulden reliekhouder (XVII), twee vergulde cibories, een (XVII) en een met gelobden voet (XVII), acht vergulde en gedreven miskelken: een (XV) met hoekigen nodus en gothische letters, een (XV, merk: I) op zevenlobbigen voet, een (XVII a, merken: D, 2 met krans, D) op ronden voet, een (XVIII d, merken: C R, c met kroon), een dito met kopjes op nodus en voet, een (XVIII B, met hoekigen nodus, merk: C H), een (1689, merk: I M), een (XIX A). Twee schalen met ampullen (XVII, een met merken: L R, en?); een paar ampullen (XVIII, merk: L); drie schalen, waarvan een (1747, merken: C A en lelie), een (XVIII, merken: M en lelie), een (XIX A); drie wierookvaten, een (XVIII A), een (XVIII A, merken: C R, P met kroon), een (XVIII d); wierookscheepje met wapen en opschrift (XVIII); gegraveerden beker (XVIII d, Amsterdamsche keur); missaalbeslag (XVIII). Koperwerk: processiekruis (XVIII); Christusbeeldje (XV), afkomstig van een doopvont; Godslamp (XVII?), lichtkroontje met St. Jorisbeeldje (XV, hersteld na den brand van 1892); gegoten kandelaars: zeven drievoets (XVII B), zes dito kleinere (XVIII, twee ronde (XVIII). Plaatkoperen | |
[pagina 382]
| |
kandelaars: twee groote, geel- en roodkoperen drievoets (XVIII), met drijfwerk; twee roodkoperen drievoets (XVIII); twee roodkoperen (XVIII); zes verzilverde roodkoperen (XVIII B). Twee bedieningslantarens (XVII). Een hangblaker (XVII A). IJzerwerk: Vijf gesmeed ijzeren luchters, waarvan twee (XV), twee andere bijgemaakt, een (XVII A, benedenhelft). Een gegoten en geornamenteerden luchter (XIX A). Driestellen met kap, een wit (XVII A, op zijde XVIII) met zilveren bloemen, een wit (XVII) met zilverborduurwerk, een wit (XVIII) met goudbrokaat (XVIII, beschadigd); zes kazuifels (XVIII); drie kappen, een (XVII B?), een (XVIII B), een (XVIII); drie kelkvela. Voorts acht houten reliekhouders, waarvan twee staande met gedreven verzilverd reliekschild (XVII), vier (XVII, Boullewerk), twee (± 1680). Verder reliekhoofd (hout?) van den H. Paulus (?), dito van den H. Joannes (XV B). Houten koorlezenaar (XVII A), twee ingelegde mislezenaars (XVIII), houten kistje (XVIII B). Drie gesneden houten kandelaars (XVIII). Twee houten voetstukken van een kruisbeeld met verzilverd koperen ornament (Lodewijk XVI); twee houten bekroningen (XVII) in vaasvorm. In de pastorie (XIX A) worden de volgende schilderijen bewaard: Afneming van het kruis, in fraaie omlijsting (1544, paneel, onder invloed van J.v. Scorel); Verheerlijking van het H. Sacrament; en het bezoek van Maria aan Elisabeth (beide op doek, door Helena Josepha Leemans); Verrijzenis van Christus (doek, door Jac. de Wit); groot drieluik: Samaritaansche vrouw (XVI d, Antwerpsche school onder invloed van Frans Floris, in gesneden lijst); dertien portretten van bisschoppen van Roermond. 2. De munsterkerk (O.L. Vrouw) is in 1218 en v.v. gebouwd door Richarda van Nassau (? of van Wittelsbach) | |
[pagina 383]
| |
met gebruikmaking van een gedeelte der fundamenten en van het muurwerk eener bestaande, vermoedelijk in 1213 grootendeels verwoeste kerk (XII B), in 1220 gewijd door den bisschop van Luik, in 1224 officieel gesticht als abdijkerk der Cisterciensen en toen verbouwd en vergroot en herwijd door bisschop Engelbrecht van Keulen, XIII B wederom uitgebreid en in het westelijk deel gewijzigd, XVIII voorzien van een achtkanten koepel op het midden van den westbouw, 1864-1891 gerestaureerd door Dr. P.J.H. Cuypers, waarbij deze koepel werd afgebroken en twee torens tegen den westbouw werden opgetrokken. Het gebouw is van mergelsteen en, in kleine hoeveelheden, van Naamschen en Drakenveldschen steen, zandsteen en marmer (voor de zuilschachten) opgetrokken, en bestaat uit: a en b een koor (1218-1224), dat tezamen met het transept (1218-1224) een klaverbladachtigen plattegrond vertoont, het koor één travee diep met een absis (fundeering vóór 1213), welke beneden door uitgebouwde halfronde absidiolen drievoudig geleed, hoogerop enkelvoudig halfrond is; de transeptarmen eveneens een langwerpige travee diep, doch met 5/10-sluiting; over de kruising een achtkante koepeltoren; te weerszijden der koortravee een flanktoren (fundeering vermoedelijk vóór 1213); c. een volgens het ‘gebonden stelsel’ opgetrokken schip (ten deele vóór 1213, verhoogd, gewelfd en verrijkt XIII b) van twee nagenoeg vierkante traveeën met boven de zijbeuken gelegen galerijen, toegankelijk uit de tribune van den westbouw langs trappen in de muurdikte; d. een westbouw, gevormd door 1. een bij wijze van westtransept hoog opgetrokken, doch nagenoeg niet uitspringend gedeelte (onderbouw vóór 1213? overigens ± 1244), bestaande uit een vierkante schiptravee en, ten N., ten Z. en ten W. hiervan, een rechthoekige ruimte met tribune; ingang in den noordelijken rechthoek; 2. twee tot westtorens verhoogde (vóór 1213 wellicht reeds als torens | |
[pagina 384]
| |
aanwezige, doch XIII b verlaagde) vierkante ruimten in het verlengde van resp. den noordelijken en den zuidelijken rechthoek; 3. een tusschen de torens uitspringenden rechthoekigen uitbouw (± 1244) ter breedte van den middenbeuk en met lateren (XVIII?) westingang. Uitwendig: a en b. De muren vertoonen drie door lijsten gescheiden geledingen: de eerste met lisenen en boogfries; de tweede met enkele en gekoppelde zuiltjes, waarop halfronde spaarbogen zijn geslagen, die de vensters omvatten (ordonnantie) als bij het koor van O.L.Vr. te Maastricht, zie blz. 232); de derde als dwerggalerij, ook langs de flanktorens doorloopend, met paneelborstwering; de koepeltoren heeft hoeklisenen, ronde lichten en hierboven een dwerggalerij, bekroond door tandlijsten en moderne puntgevels, een dak op stervormigen plattegrond (in en uitspringende hoeken) en met een kleine lantaarn; de. flanktorens zijn boven de dwerggalerij modern. c. Rondboogfriezen en lisenen, tegen de zijbeukmuren eenmaal versneden; de vensters der zijbeuken in twee rijen en rondbogig (behalve het oostelijke paar der bovenste rij, dat waaiervormig is); de hooge lichten van het middenschip driedeelig (met neg- en middenzuiltjes); tegen de middenliseen een boven het zijbeukdak uit rijzende dwarse schoormuur in de functie van luchtboog. d. 1. Elk der puntgevels (noord. en zuid.) van den westbouw, is verticaal weder in drieën gedeeld: de eerste geleding met spitsbogige blinde bogen op lisenen, de tweede met vier uit de asGa naar voetnoot*) verschoven, door zuiltjes gedragen spitsbogen, waarin drie vensters; de derde, van de tweede gescheiden door een spitsboogfries, eveneens met vier spitsboognissen (de middelste verhoogd) en hierboven een kroonlijst met spitsboogfries (deze wandbehandeling is | |
[pagina 385]
| |
langs het bovendeel van den oostgevel voortgezet); in den geveltop een groote en twee kleine cirkelronde nissen (nieuw). Een dergelijke geveltop, doch met drie spitsboognissen, komt aan de oostzijde van dezen westbouw boven het middenschip uit; 2. en 3. De topgevel en de zijmuren van den westelijken uitbouw zijn in overeenstemming met die van d 1; groote rondboog over den in tweeën gedeelden ingang; de met hoeklisenen voorziene onderbouw der westtorens vertoont slechts twee geledingen: de hooge eerste met twee rondboogvensters in de middenas boven elkander, de tweede met een spitsboogvenster met negzuiltjes; twee spitsboogfriezen als voortzetting van de onder d 1 vermelde; de torens overigens modern. Inwendig: a en b. De koorabsis is door drie bogen geopend op de absidiolen, welke door een smallen pseudokoor-omgang (achter twee pijlers met ¾-zuiltjes om) verbonden zijn; hierboven onder de vensters langs, een loopgang van drie bogen op gekoppelde zuilen, waartusschen een steenen borstwering. De absiden van het dwarspand zijn bekleed met een stelling van vijf rondbogen op zuiltjes, die nissen omvatten; hierboven een rondboogfries en vervolgens een loopgang, in verbinding met die van het koor (door de flanktorens) en met de zijbeukgalerijen. De kruisingspijlers, dragers van vier gordelspitsbogen, zijn bundels van halve-zuilen, geringde hoekzuilen en pilasters met omloopende voetstukken en knolkapiteelen; tegen den westwand aan elke zijde van het transept is, als sluiting der zijbeukgalerijen, een halfrond koortje uitgebouwd, gedragen door geprofileerde kraagsteenen, gedekt door een kegelvormig dak en verlicht door drie open vierpasjes tusschen door een rondboogfries verbonden zuiltjes. De onderbouw van eiken flanktoren bevat twee gewelfde verdiepingen, van welke de bovenste op het kerkruim (n.l. op resp. koor en dwarsarm) uitziet door twee met segmentbogen gedekte openingen, gelegen in een nis met negzuiltjes, die een drie- | |
[pagina 386]
| |
pasboog dragen. In de torenverdiepingen steenen altaren. c. De scheibogen zijn gespannen tusschen beurtelings lichte en zware vierkante pijlers, de middelste pijler verzwaard door een pilaster, waartegen een bundel van drie schalken (zonder ringen) met knolkapiteelen; in de hoeken der kruisingspijlers geringde schalken met dito kapiteelen; boven elk paar scheibogen een paar rechthoekige nissen met negzuiltjes, die door een rijk geprofileerd boogfries zijn verbonden; in deze nissen de gekoppelde, door een rondboog overspannen, galerij-openingen met gekoppelde zuiltjes; onderlangs de bovenlichten een loopgang met telkens een door zuilen gedragen boogstelling overeenkomstig de schikking dezer vensters; te weerszijden van elke boogstelling een kleine vierpasopening. Altaren in de onder b beschreven koortjes. d. Het middenvierkant van den westbouw vormt sinds ± 1244 één ruimte met het middenschip: tusschen beide is een spitse gordelboog op rechthoekige muurpijlers geslagen; drie tusschen pijlers met rechthoekige verzwaringen gespannen segmentbogen geven gemeenschap tusschen het middenvierkant en de andere aangrenzende ruimten; hierboven een iets hooger dan de zijbeukgalerijen gelegen tribune (vrouwenkoor), waarmede de eerste verdieping van de westtorens in open verbinding staat; driedeelige spitsboogstellingen vóór de in twee rijen geplaatste vensters. Welving: Over de traveeën van koor, transept en middenschip kruisribgewelven op spitse muraal- en zwaarder gordelbogen, met druipervormen bij wijze van sluitsteenen. Over de absiden straalgewelven van halfcirkelvormige, spits toeloopende schelpen, in de koorabsis bovendien met nokribben; over de lantaarn der kruising een achtdeelig ribgewelf, gedragen door een rondboogstelling met zuiltjes, rustend op de vier gordelbogen en op vier in de hoeken hiertusschen geslagen segmentbogen. Over den westbouw beneden: riblooze kruiswelven (een dergelijk gewelf, dat het | |
[pagina 387]
| |
middenvierkant ter hoogte van de tribune overspande, is ± 1244 uitgebroken); boven: kruisribgewelven. Over de zijbeuken en de zijbeukgalerijen ribgewelven op kraagsteenen met gedrukte gordelrondbogen. Over het westportaal twee gothische kruisribgewelven. Van de munsterabdij is een gedeelte, langs de Hamstraat, geheel verbouwd tot kazerne; hier staat nog een poort met gevel, waarin een nis en het wapen eener abdis (1670). Verdere overblijfselen: van een kloostergang met aanliggend refter (muurbogen op zuiltjes, sporen van wandschildering en van wapens en jaartal 1618 op zes balken), gevelsteen van 1781. De kerk bezit: Gesneden altaarretabel (± 1500), met beschilderde binnenzijden der vleugels; ebbenhouten sacramentskastje (XVII) met zilverbeslag. Roodmarmeren doopvont (XVIII, voet nieuw). Praalgraf (XIII b, hersteld in 1873) van graaf Gerard III van Gelre en zijn vrouw Margaretha van Brabant: onderbouw omgeven door twaalf zuiltjes met hoekbladbasementen en door een band van lofwerk verbonden kapiteelen, tusschen de zuiltjes paneelen met driepasnisjes, gepolijst-hardsteenen geprofileerde zerk, waarop de twee liggende beelden; oostelijk hiervan is het graf gevonden van Hendrik van Gelre-Montfoort († 1255); in den zuidarm zerk (XVII) boven het graf van abdis Richarda († 1231); verschillende grafzerken (afgesleten of bedekt). Houten beelden: groep (XIV), voorstellende de Kruisafneming; houten Marianum (westhelft XIII, oosthelft XV A); vijf bijeen behoorende beelden (XV B): Maria, Johannes en drie vrouwen; H. Bernardus (XVI A); H. Jozef (XVII A); O.L. Vrouw van Vogelsangh (XV A); groot Kruisbeeld (XIV?), afkomstig van het Begijnhof); drie Kruisbeelden, waarvan een met ivoren en twee met houten corpus (XVII); twee houten altaarengelen (XVII). | |
[pagina 388]
| |
Houten borstbeeld (XV) van de H. Brigitta, als reliekhouder; houten reliekhouder (XVII A); voet (XVII A) van reliekhouder. Zilverwerk: stralenmonstrans (± 1800, op den voet twee wapens), een gedreven vergulden miskelk (1657), drie dito kelken (XVIII B); wierookvat (XVIII d), dito (XVIII, merken: zespuntige ster, B en gekroonde?); missaalbeslag (± 1650); twee medaillons van een boekbeslag (XVIII A); ovalen schotel (XVII c, met wapen); reliekhouder (1675) van filigraan op hout. Koperwerk: gegoten reliekhouder (± 1500, onafgewerkt), wierookvat (XVIII d), tien ronde roodkoperen luchters (XVIII), drie andere (XVIII). Vier gesmeed ijzeren kandelaars (XVII A). Houten mislezenaar (XVII); dito drievoetslezenaar (XVIII b); dito arend (fragment, XVII); aankleedtafel (XVIII) met bovenstuk, eiken kist (XVII); houten voetstuk (XVII) van een Thabor. Paramenten (XVIII): twee driestellen (XVIII) van groene zijde, een dito met kap, twee blauwe zijden kazuifels en twee dito (dalmatieken), een rood kazuifel, een kazuifel (1728) van geborduurd zilverlaken, een groen met zilver, twee kelkvela (XVIII-XIX A), een altaardoek van Vlaamsche kant. Klokje, in 1741 gegoten door Nic. Le Gros. 3. Van het vroegere Franciscanenklooster, in 1797 opgeheven, bestaat nog de kerk, sinds 1821 van de Ned. Herv. gemeente. Zij werd in 1307 gesticht, in 1572 verwoest, in 1576 hersteld, in 1906 gerestaureerd door Dr. P.J.H. Cuypers. De met 5° zuidelijke afwijking georiënteerde baksteenen hallenkerk, gedekt door kruisribgewelven onder zadeldaken, bestaat uit: a. een driebeukig schip (± 1500) van zes traveeën, de beuken gescheiden door vierkante hardsteenen pijlers, die bovenaan voorzien zijn van uitkragingen voor de onder- | |
[pagina 389]
| |
bogen der arcaden en voor de gewelfribbundels; het vijfde pijlerpaar bestaande uit verbouwde resten van een vroeger (eenbeukig?) schip; de eenvoudige steunbeeren aan de noordzijde uitwendig, aan de zuidzijde, waar het verdwenen kloosterpand aansloot, inwendig; eenvoudige spitsboogvensters (met nieuwe harnassen), waarboven de sporen van vroegere geveltjes; het westfront met drie topgevels en groote spitsboogvensters, de vooruitspringende middenbeukgevel onderaan tot ter hoogte van de orgeltribune gebouwd van zeer zwaar muurwerk (XIII?) van kolenzandsteen (misschien een overblijfsel van het ‘Castrum Pott’ of van de ommuring XIII), daarboven van baksteen met veel mergel; b. een koor (XIV ad XV), van één travee en een 5/8-gesloten polygoon; de gewelfribben op muurschalken; gebeeldhouwde sluitsteenen; de eerste vier gewelven van den middenbeuk en de eerste twee van den zuidbeuk vernieuwd; de gewelfvelden beschilderd naar gevonden resten. De eerste travee wordt thans ingenomen door een binnenportaal en een consistoriekamer. Op het middendak een nieuw (of vernieuwd) klokkespitsje. In het koor een veertiental grafzerken (XV, XVI en XVII). De Ned. Herv. gemeente bezit: Twee zilveren Avondmaalsbekers (één gedagteekend 1743), een (misschien bijgemaakte) zilveren wijnkan, een zilveren schaaltje (XVIII). Klok, in 1829 gegoten door F.A. en C. Gaulard te Tongeren. 4. De synagoge, een onbelangrijk bouwwerk (1853), bezit: Twaalfarmig koperen kaarsenkroontje (XVIII), zes groote en vier kleine koperen kandelaars (midden-XIX), een voorhangsel van gebloemde zijde (XVIII). Voormalige kloostergebouwen. 5. Achter Mariagaarde. Van het klooster mariagaar- | |
[pagina 390]
| |
de der reguliere kanonikessen van den H. Augustinus, gesticht in 1463, bestaat slechts een muurtje, waarin een met hardsteen afgezet rondboogdeurtje met sluitsteen, waarop onder een kroontje het jaartal 1693 staat aangegeven, en op de aansluitende boogsteenen: ‘Maria......garde’. 6. Zwartbroekstraat, hoek Bakkerstraat. Van het begaarden-klooster St. Theobald, in 1561 opgeheven, daarna (1599) Dominicanessenklooster, wederom opgeheven in 1783, bestaat nog de (thans tot zoutpakhuis, kantoor en gedeeltelijk tot woning ingerichte) baksteenen kapel (XV) van drie traveeën en een 5/8-gesloten polygoon, overspannen door kruisribgewelven met gebeeldhouwde sluitsteenen: de vensters grootendeels dichtgemetseld. De muren van het aangrenzende woonhuis, van baksteen met mergellagen, zijn grootendeels van het vroegere klooster; op een deurdorpel een spreuk en 1724. 7. Carmelitessenstraat. Van het carmelitessen-klooster, gesticht in 1698, opgeheven in 1783, thans St. Jozefsgesticht der Franciscanen, is niets meer over, dan een van baksteen opgetrokken, twee verdiepingen hoog, ruim 20 M. breed frontgedeelte (± 1700) en misschien het front van het naastgelegen huis Lindanusstraat nr. 2b, twee verdiepingen hoog, zes vensters breed, dat in de gang aan de straatzijde eenige plafondversieringen in stuc (± 1700) bevat. In den gevel van het gesticht een steen met grove voorstelling van de drie Koningen (XVII?). Het gesticht St. Jozef bezit: houten beeld van den H. Jozef (XVI?); schilderij: Pièta (XVI B?, doek); kazuifel van oude zijde (XVIII). 8. Pelzerstraat. Van het clarissenklooster (1620, in 1789 opgeheven) zijn slechts enkele onaanzienlijke baksteenen muurresten aanwezig. Een hieruit afkomstige steen met wapenschild en met het jaartal 16?1, bevindt zich in particulier bezit. 9. Godsweerterstraat. Van het klooster godsweert der Franciscanessen, gesticht in 1344, opgeheven in 1784, | |
[pagina 391]
| |
thans pensionnaat en school der Ursulinen, bleven in het moderne gebouw zware muren over, die ongeveer een vleugel omsluiten. Het klooster der Ursulinen bezit: een houten beeld van den H. Antonius van Padua (XVII, beschadigd) en een van den H. Jozef (XVIII). 10. Jezuietenstraat. jezuietenklooster, opgeheven in 1773, thans gebouw der Rijks H.B.S. Van het kort na den grooten brand van 1665 herbouwde klooster bestaan nog twee in den vorm van een winkelhaak aaneensluitende, twee verdiepingen hooge, baksteenen vleugels onder omgaande schilddaken (moderne kroonlijst), één van vijftien, één van tien vensterbreedten, welke laatste zich met zijn drie vensters breeden eindgevel uitstrekt tot de straat, waar zich nog een twee vensters breed zijstuk bevindt van slechts een (thans overbouwde) verdieping; met hardsteen omlijste toogvensters en deuren; ter zijde een met hardsteen omlijst rondboogpoortje. Inwendig: vier met stucwerk versierde zolderingen, waarvan twee met wapens; een schouw met marmeren ondermantel; een groote nisschoorsteen. 11. Hoek Swalmerstraat-Bethlehemstraat. Van het karthuizenklooster, gesticht in 1376, opgeheven in 1783, daarna klooster der Norbertinessen tot 1796, Groot-Seminarie sedert 1841, zijn nog de volgende gedeelten over: a. De kerk (XIV of XV), georiënteerd met 27° noordelijke afwijking, opgetrokken van baksteen: een eenbeukige, naar de steunbeeren vijf traveëen lange, ruimte met een 5/8-gesloten koor; de oorspronkelijke spitsboogvensters in rondboogvensters veranderd; thans met gestucadoorde gewelfzoldering. Aan de noordzijde tegen de kerk de vroegere sacristie (XIV of XV), thans verdeeld in een kapel en een sacristie. De kerk bevat: Biechtstoel (met wapen) in Régence-stijl. Orgeltribune en orgelkast (XVIII); boven den ingang een gesneden bovenlicht (XVIII), met wapen van Oostenrijk. | |
[pagina 392]
| |
Koperen lezenaar (XVI a, beschadigd) in den vorm van een adelaar op rijken zuilvoet. Een paar koperen drievoetkandelaars (XVII B). Voorts langs de lange wanden in de oorspronkelijk gestucadoorde rococo-omlijstingen twaalf staties en twee beweeningen van Christus (stijl XVIII b, lokale kunst). In de noordkapel een altaarstuk met treurende Madonna (XIX b, onder invloed van A. Scheffer). b. Ten W. van de kerk en in het verlengde harer muren de voormalige kapittelzaal, vierkant, overkluisd met een vierstralig stergewelf (gebeeldhouwde sluitsteenen, de hoekuitkragingen met groteske koppen, op een der ribben een schildje: 1556); de muren later verhoogd; de spitsboogvensters met nieuwe beglazing. c. Ten W. hiervan het refter (inwendig XVIII), de zoldering door moerbalken verdeeld in vier velden, deels nog met stucversiering (1748); deuromtimmering en een stel deuren met glaspaneelen en snijwerk, de wanden gedeeltelijk met betegelde lambrizeeringen, Twee levensgroote kniestukken van Karthuizen (XVIII a). d. De aansluitende twee verdiepingen hooge baksteenen vleugel met een zijfront van, behalve de poort, negen vensterbreedten; de met hardsteen omlijste, iets naast het midden gelegen, korfboogpoort Lodewijk XV, bekroond met een monumentale nis, waaronder het jaartal 1773; in de nis een beeldje van O.L. Vrouw. e. Het ten Z. gelegen, een grooten vierkanten tuin omsluitende, met kruisgewelven overkluisde kloosterpand (XVII of XVIII b), gebouwd van baksteen met natuursteenen details; de gordelbogen op Toscaansche pilasters; de muren aan de tuinzijde met vierkante steunbeeren, de korfboogvensters met hardsteen omlijst. Inwendig: boven de vensters en boven twee deuren aan den hof, stucversieringen, gedagteekend 1743 aan de deur van de westzijde, 1750 aan die van de oostzijde. Tegen den buitenkant van | |
[pagina 393]
| |
het pand, aan de noordzijde, is nog de moet zichtbaar van eenige woningen van monniken. Naar de bakkerij: deurtje Lodewijk XV. In de kruisgang hangen de volgende schilderijen: aan de oostzijde: biddende Antonius (XVIII a, vergroote navolging van G. Dou); verloving van Maria (XVII, Vlaamsch), H. Rochus in den kerker (XVII b of c, Utrechtsche school); Christus bij Maria en Martha (XVIII d, onder invloed van Bassano); vermoording der Karthuizenmonniken (XVII c, Fransche school?); aan de zuidzijde: terugkeer naar Nazareth (XVII d of XVIII a, naar een Vlaamsche prent); aan de westzijde: levensgroote H. Familie (1834, door H. Linssen); Laatste Avondmaal (XVI d); levensgroot borstbeeld eener Madonna (XVII d, denkelijk lokale kunst); aan de noordzijde: Petrus en Paulus (XVII B, de eerste gemerkt: S.I. van Helmont); vier figuren van de Evangelisten (XVII B, door denzelfde); figuren van de goddelijke- en de hoofddeugden, in het grauw (XVII). 12. Munsterstraat. penitentenklooster. Sedert 1667 opgeheven, thans Rijksnormaalschool. Van het oude gebouw is niets meer te onderkennen, tenzij misschien een paar natuursteenen pijnappels (XVII). 13. Steegstraat, Het ursulinenklooster, in 1646 betrokken, in 1685 vergroot, in 1798 opgeheven, thans links tot heerenhuis, rechts tot R.K. Landbouwschool verbouwd, is een rechthoekige baksteenen, drie verdiepingen hooge vleugel (XVII B), van zestien vensters aan de lange en vier aan de korte zijde, de twee lagere verdiepingen met hardsteenen kruiskozijnen, de bovenverdieping met hardsteenen tusschenstijlkozijnen; het voorfront, voorheen met een kapel in het midden, thans aanmerkelijk verbouwd en gemoderniseerd, het achterfront aan de zijde der Landbouwschool tamelijk goed behouden, het uiterste gedeelte aldaar iets ouder dan het overige. In den tuin een van baksteen met groefsteenen details opgetrokken vierkante kleine kapel met kruisgewelf op | |
[pagina 394]
| |
platte ribben; fraai front met geblokte zijpilasters, en omblokte rondboogdeur, waarvan de sluitsteen een bisschoppelijk wapen draagt; in het geveltopje met (nieuwe) vlechtingen een beeldnisje, waarboven een wapen, en rechts en links op twee gevelsteentjes 1696. 14. Van het thans door een straat doorsneden begijnhof (waarvan de nu niet meer bestaande kerk gesloten werd in 1794) zijn nog over: een achttal baksteenen huisjes van één verdieping, waarop in ankers de jaartallen 1666, 1684 en 1696 voorkomen, en een groep van vier huisjes van twee verdiepingen, met de jaartallen 1700 en 1718. In den noordhoek onder een afdak een Kruisbeeld (XVII), zie c 5 (blz. 373). 15. Pollartstraat. Het voormalig bisschoppelijk paleis, na den stadsbrand van 1665 herbouwd in 1666, sedert 1824 gerechtsgebouw, bestaat uit drie, van baksteen opgetrokken, twee verdiepingen hooge vleugels (XVII c, daklijst en vensters veranderd, muren gewit), onder zadel- en schilddaken, en gelegen aan drie zijden van een vierkant voorplein, dat door een grootendeels van hardsteen gebouwden muur met siervazen dragende pijlers (XVIII A), hekken en hekdeuren van de straat is afgesloten; de terugliggende vleugel heeft zeven vensterbreedten en in het midden een met hardsteen omlijsten hoofdingang tusschen geblokte Ionische pilasters, boven welker hoofdgestel zich een nisje met voluutkanten en een gebogen fronton met topstuk bevinden. Inwendig (grootendeels verbouwd): een marmeren schoorsteenmantel (XVIII d), waarboven tropeeën en wapen van bisschop Philippus Damianus van Hoensbroeck; een eiken trap (XVIII d) met gesneden baluster-leuning. 16. Paredisstraat. In het bisschoppelijk paleis een reeks van veertien bisschopsportretten, waarvan elf (XVIII d), ten deele naar oudere origineelen; (zie blz. 382). 17. Veldstraat. Het voormalig bisschoppelijk seminarie, gesloten in 1790, daarna kazerne, later infirmerie, in- | |
[pagina 395]
| |
wendig geheel verbouwd, bestaat uit twee als een winkelhaak aaneensluitende vleugels, waarvan de eene aan de achterplaats ten deele (XVII), aan de straatzijde geheel verbouwd (XIX) is; de andere vleugel (XIX A) heeft aan de straatzijde een met hardsteenen staartsteenen omblokte poortdeur. 18. st. christoffelhuis, In de zaal der ‘Werkende Vereeniging’ vier decoratieve landschappen met gebouwen (XVII d, doek, onder invloed van Salvator Rosa), eigendom der kathedraal. | |
g. Particuliere gebouwen.A. Laat-gothisch: 1. Brugstraat 7. Gevel (± 1500), van baksteen en groefsteen opgetrokken (pui modern), vier verdiepingen hoog, drie vensters breed, thans ten deele gecement en geverfd. De vensterdorpels met doorloopende profiellijsten. Boven elk der gemoderniseerde vensters van de eerste verdieping een doorloopende lijst met uitkragingen, waarop telkens twee halfronde boogjes. Kruiskozijnen der tweede verdieping geprofileerd en elk overspannen door een rondboog met rijke blinde traceering. Dakverdieping met trapgevel, waarin weer een, met een versierden rondboog overspannen, geprofileerd kruiskozijn, te weerszijden waarvan een halfrond overtoogde driedeelige nis met rijke traceering. De trapjes van den gevel hebben overblijfselen van hoekpinakels, wier uitkragingen zijn weggekapt. Inwendig: een schouw. 2. Kraanpoort 6. Achtergevel met achthoekigen baksteenen traptoren (XVI?) met boogfries, muizentand-lijst en siertinnen.
B. Renaissance - XVIId: 3-6. Luifelstraat 3a, 7-8, 10-10a (?). Eenvoudige huizen (XVII) deels verbouwd, gewit of gecement, en in ver- | |
[pagina 396]
| |
waarloosden toestand; nr. 10 draagt het ankerjaartal 1665; nr. 10a (?) heeft een achtergevel met speklagen. - Nr. 11. Ontredderde baksteenen gevel met top, (ankerjaartal 1572); overblijfselen van natuursteenen cordonlijsten vensterbogen en nissen. 7. Minderbroederstraat 1. Hoekhuis (midden-XVII); tegen de eerste verdieping een ten deele uitgekraagde natuursteenen nis met Madonnabeeldje. 8. Molenstraat 11. Topgevel (van een drievleugelig baksteenen huis) met ankerjaartal 1664, tandlijsten en sporen van vroegere segmentboogvensters. 9. Munsterstraat 8. Ankerjaartal 1665 en voordeur met koperen handvatsel Empire. 10-12. Neerstraat 14. Zeer beschadigde baksteenen, met natuursteen gedetailleerde gevel (XVI), het benedendeel geheel verbouwd, de eerste en de tweede verdieping met zij- en middenpilasters, ter eerste verdieping gedragen door gebeeldhouwde kraagsteenen (mascarons), de pilasters aan elke verdieping onderling verbonden door telkens twee korfboogjes op een uitgekraagden vensterboog-sluitsteen met kop; de vensters alle nieuw; nieuwe geveltop; het geheel dik overkalkt, de koppen gekoolteerd. - Nr. 33. Het huis ‘De Steenen trappen’, van baksteen, is boven een onderverdieping twee verdiepingen hoog en heeft een drie verdiepingen hooge, weinig vooruitspringende middenrisaliet van vier vensterbreedten onder een frontongevel met cartouche (1666); de zijvleugels elk van twee vensterbreedten; in het midden een (niet oude) tweevleugelige bordestrap, waaraan twee naast elkaar geplaatste met geblokte pilasters en rondbogen getooide ingangen onder rechte hoofdgestellen (waarboven een modern balcon); hardsteenen kruisvensters, waarvan de dorpels door horizontale banden zijn verbonden; de muurkanten geblokt; consolekroonlijst, doorgetrokken over de risaliet; de deuren met gesneden bovenpaneelen (1724). De twee verdiepingen | |
[pagina 397]
| |
hooge achtergevel (XVII) met hardsteenen kruiskozijnen. In een bijbehoorend huis, uitkomende aan de Paredisstraat: een eiken schoorsteenbetimmering (midden-XVIII) met (ter vervanging van den spiegel) een jachttropee (XIX A?). - Nr. 74. Pilastergevel met drie versierde gevelsteenen (1665). 13. St. Nicolaasstraat 2. Ankerjaartal (1)660. 14. Pollarstraat 17. Ankerjaartal 1699, achtergevel met houten kruiskozijnen; die aan den (gecementen) voorgevel vernieuwd. 15. Schoenmakersstraat 11. Topgevel (± 1700) met gezwenkte kanten (gecement). 16. Steegstraat 9. Huis (XVII) met hardsteenen kozijnen (XVIII), de zijdelingsche topgevels (XVII) met een 20-tal kogels. 17. Swalmenstraat 53-55. Ankerjaartal 1667. 18-19. Veldstraat 19. Ankerjaartal 1663, en poort met hardsteenen omraming en sluitsteen: 1844. - Nr. 24. Ankerjaartal 1664.
C. Lodewijkstijlen: 20. Jezuïetenstraat 7. Met hardsteen omlijste deur, waarboven een balcon met gesmeed ijzeren hek (XVIII c-d.); inwendig: zolderingen met stucversiering Lodewijk XIV. 21. Kraanpoort 1. Drie verdiepingen hoog, van baksteen opgetrokken hoekhuis met geblokten hoek. De voorgevel van vier vensterbreedten, met segmentboogvensters, die met hardsteen zijn omraamd en met een sluitsteen versierd; de topgevel heeft twee vensters als voren, een gevelsteen (1764), is met rechte lijsten gedekt en draagt siervazen op de hoeken en op den top. Ingang met gebeeldhouwd kalf en bovenlicht Lodewijk XV, en gesneden deur met koperbeslag. Eenvoudige zijgevel. Inwendig: resten Lodewijk XV, schoorsteenmantel met tegelversiering; trapleuning Lodewijk XVI. 22-23. Markstraat 18. Hardsteenen gevel met kroonlijst, | |
[pagina 398]
| |
drie vensters breed en drie verdiepingen hoog, deur en vensters van den beganegrond en de eerste verdieping met geprofileerde omlijstingen en versierde bovendorpels; boven het middenvenster ter eerste verdieping: 1767; de bovenvensters met getoogde omlijstingen en sluitsteenen met acanthus-cartouches (de benedenvensters thans verbreed en met spiegelglas). - Nr. 20. Eenvoudige, drie vensters breede, baksteenen gevel (± 1800) Lodewijk XVI, met ten deele natuursteenen middenrisaliet van gegroefde bloklagen; de benedenvensters met hardsteen omraamd, de deur omlijst; eenvoudige kroonlijst. 24. Neerstraat 19. Baksteenen gevel Lodewijk XV (XVIII c?); met hardsteen omraamde vensters met versierde sluitsteenen, gesmeed ijzeren raamhekken. Zaal met nisschoorsteen en stucplafond Lodewijk XV. 25. Steegstraat 30. Voormalig huis Bocholts, vrijstaand vierkant (thans gewit) baksteenen heerenhuis (XIX a), van vijf vensterbreedten, boven een onderverdieping twee verdiepingen hoog, onder schilddak met vierkant leien torentje; aan de voorzijde een tweevleugelige bordestrap. Inwendig: gestucadoord plafond, marmeren schoorsteenmantel met in stuc versierden bovenboezem. Voorplein met rechts en links een stal en een remise; aan de vóórzijde een pijlermuur met ijzeren hekken; het voorplein onderkelderd met oude verwulvingen. 26-27. Swalmerstraat 38. Tot winkelhuis verbouwd hoekhuis Lodewijk XV (XVIII c), middendeur met hardsteenen omlijsting, kalf en bovendorpel met cartouches en fraai gesneden (geschonden) bovenlicht, de vensters van den voorgevel met sluitsteenen, boven aan den geblokten hoek een cartouchevormig schild. - Nr. 59. Twee verdiepingen hooge baksteenen gevel (XIXa) van negen vensterbreedten onder mansardedak; twee inrijpoorten met hardsteenen pilasters en boogsteenen, een links aan den gevel en een rechts in den tuinmuur; links een twee verdiepigen hooge, | |
[pagina 399]
| |
drie vensters breede baksteenen gevel (XVII), met omblokte natuursteenen vensters. Inwendig: drie vertrekken met rijke uitdossing Lodewijk XIV schouw met houten ondermantel en beschilderden bovenboezem, twee koofplafonds met frescobeschildering; twee vertrekken met plafonds en marmeren schoorsteenmantels Empire.
Details van buitenarchitectuur: 1. Carmelitessenstraat 2. Twee poortpijlers versierd met van het raadhuis-balcon afkomstige groefsteenen pijnappels (XVIIIa). 2. St. Janstraat 2. Dubbele bordestrap met gesmede ijzeren leuning (XIX a). 3. Kraanpoort 5. Uithangteeken: groote bel vastgehouden door een vogelkop met lange hals (XVIII?). 4-8. Markt 8. Gevelfries (XIXa). - Nr. 15-16. Gesmeed ijzeren raamhek Lodewijk XVI. - Nr. 27. Gesmeed ijzeren raamhekjes Lodewijk XVI. - Nr. 32. Hardsteenen deuromlijsting met versierden bovendorpel (midden-XVIII). - Nr. 35. Hardsteenen deuromlijsting (XVIII c) met sluitsteen Lodewijk XV. 9. Minderbroedersstraat 15. Hardsteenen sluitsteen Lodewijk XV (XVIII c). 10. Munsterstraat 10. Voordeur met omlijsting laat-Lodewijk XVI onder fronton op gegroefde pilasters (XIXa). 11-12. Neerstraat 11. Groefsteenen geblokte ingang (XVIII d), onder hoog opgebogen fronton, waarin een gehouwen zittende leeuw in schild en festoenversiering (voormalig hotel ‘De gouden leeuw’). - Nr. 62. Ruitenfries Lodewijk XVI (± 1800). Lodewijk XVI (XVIII d). 13. Steenweg 6 B-8-8A, Fries met slingerversieringen 14. Swalmerstraat 7. Hardsteenen poortdeuromlijsting (XVIII b) met acanthusconsoles. | |
[pagina 400]
| |
15. Varkensmarkt 1. Dubbele deur (XVII) met gesneden paneelen, afkomstig van de H. Christoffelkerk.
Interieur:
Neerstraat 57. Fraaie zandsteenen schouw met uitgebuikte pilasters, waarop jaartal 1666, eiken schoorsteenlijst, de bovenboezem met stucversiering, waarin een vaas in ovale lijst (XVIII) met hoekornamenten; eiken balustertrap (XVII) met boogovertoging op consoles; eiken deuren Lodewijk XIV. | |
Voorstad St. Jacob.Nr. 4. Baksteenen huisje (gewit) met gefatsoeneerden topgevel (± 1700). - Nr. 8. Hardsteenen poort (XVIII d). - Nr. 18. Baksteenen huis (XVII) met gemetselde tandlagen. - Nr. 24. Baksteenen huizengroep (XVII) waarbij een met grooten topgevel. - Nr. 48. Ankerjaartal 1709. | |
't Zand.e. De r.k. kerk (O.L. Vrouw in 't Zand), gebouwd in 1895 ter vervanging eener sedert 1435 meermalen verbouwde en vergroote kapel, heeft van het oude gebouw nog bewaard vier groote mergelsteenen cijfers: 1613, en een aantal geprofileerde gewelfribstukken (± 1600) met resten van polychromie. De kerk bezit: Houten beelden: O.L. Vrouw (XV); (in een nis buiten) O.L. Vrouw (XVI); gegoten koperen beeldjes: O.L. Vrouw, en H. Wendelinus? (1500?) Zilverwerk: stralenmonstrans (± 1700, veel veranderd, de voet ± 1800); ciborie (1689). Manteltje van een Mariabeeld (zijde met goudborduursel, ± 1700); kelkvelum (XVIII A).
g. Ter plaatse van het vroegere huis Muggenbroek is een geheel rond zandsteenen z.g. Attisch basement gevonden. |