Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VIII, II. De provincie Limburg (Meerloo-Zwalmen)
(1926)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendMillen.g. Van het middeleeuwsche slot millen zijn, op een rond omgracht terrein, als bouwval over: a. een ronde, in Vlaamsch verband opgetrokken baksteenen toren (XIV), hoog drie gekoepelde ruimten (de benedenste koepel vernield); inwendig | |
[pagina 343]
| |
voorzien van spitsboognissen met schietgaten, waarvan eenige (later) met hardsteen zijn omkleed; b. het aansluitend benedendeel van een bouw- of walmuur met c. den overgebleven hoek van een zwaar gebouwd opgaand gedeelte; d. ongeveer 80 M. ten O. van den toren verwijderd een vierkante, baksteenen spitsboogpoort (XV?, van den vroegeren voorburcht?) met valbrugfront en met dak (± 1800?) in den vorm van een lage, achthoekig oploopende pyramide. De poort ligt aan den langwerpigen hof van het tegenwoordige huis millen, waarvan het zuidelijk deel van den oostvleugel het woonhuis uitmaakt, een twee verdiepingen hoog gedeelte (XVII), gebouwd van baksteen, deels met natuursteenen banden, de vensters later (XVIII of XIX) met hardsteen omraamd; de zuidelijke eindgevel, met trapgevel van twee maal drie sectoren, draagt in ankers het jaartal 1699; bij den noordelijken, eenvoudigen afsluitmuur eindigt de vleugel met een knik, alwaar een halfronde poortdoorgang, vroeger met valbrug, toegang verleent tot den hof; aan de hofzijde: een rond uitgebouwde traptoren (1838) met gegolfden helm, voorts een met een kwartrond aansluitend klein aangebouwd deel (± 1870). Inwendig: Toscaansche schoorsteennis (XIX a); eiken deurbekleeding Lodewijk XV, éénerzijds met gesneden keurvorstelijk wapen, anderzijds met cartouche, waarin monogram. De dienstgebouwen ten deele van ± 1700. Losstaand, ten W., de voormalige tiendschuur van baksteen, met twee gevelsteenen, respectievelijk gedagteekend 1745 en 1755. | |
Nieuwstad.b. De stad was vroeger versterkt; van de omwalling zijn slechts resten der grachten over.
e. De r.k. kerk (H. Johannes de Dooper), gerestaureerd in 1862 door P.J.H. Cuypers, het schip georiënteerd met gemiddeld 12° noordelijke afwijking, geheel van mergelsteen | |
[pagina 344]
| |
gebouwd, bestaat uit: a. een driebeukig basilicaal schip (XIII) van vier traveeën met ronde pijlers met (nagenoeg alle vernieuwd) gebeeldhouwde kapiteelen, en dito: ¾ eindpijlers; de misschien op welving aangelegde middenbeuk met vlakke houten zoldering en verlicht door groote ronde vensters; onder den dakrand een spitsbogenfries; vierkant klokkespitsje (XIX); de zijbeuken met (deels op gebeeldhouwde kraagsteenen rustende) kruisribgewelven op rondbogen, in de vierde travee echter op spitsbogen geslagen; de zijmuren uitwendig met lisenen, aan de vierde travee met een topgevel, die den schijn wekt van een dwarsschip; de vensters halfrond en tweedeelig op (vernieuwde) kolonnet, die der vierde travee met spitsbogen en driedeelig; hooge en breede triomfboog; b. een jonger, evenwel smaller, lager en scheef aangelegd, met kruisribgewelven overkluisd koor (XIV?) van twee traveeën en een 6/12-gesloten polygoon; vernieuwd, vroeger steiler koordak, eenvoudige steunbeeren, de tweedeelige vensters met nieuw (of vernieuwd?) maaswerk; gebeeldhouwde schalkkapiteelen en (oorspronkelijke) sluitsteenen; fraai tweedeelig ampullennisje; c. den van baksteen met mergelbanden en hoekblokken gebouwden, zwaren, vierkanten, slechts een viertal meter hoog opgetrokken aanleg van een westtoren (XV of XVI?, thans met een modernen ingang in overgangsstijl), waarop (in 1750) een uit licht muurwerk opgetrokken klokkenstoel-omschutting onder leien spits; d. en e. aan weerszijden van het koor een sacristie (XX a). De kerk bezit: Mergelsteenen altaar (XV?) met hardsteenen mensa; twee hardsteenen mensae (XV?). Houten tabernakel (± 1700). Twee biechtstoelen (± 1700, geschonden). Hardsteenen grafzerk (1664). Houten beelden: H. Annatrits (± 1500); O.L. Vrouw (XVI a); hoofd van den H. Johannes op een schotel (XVI); | |
[pagina 345]
| |
Kruisbeeld (XVII B); H. Brigida (± 1700); H. Johannes den Dooper (XVII d); H. Engelbewaarder (XVIII?). Schilderijen (voormalig altaarstuk, door C. Nicolas, 1826): Maria Hemelvaart en uitstorting van den H. Geest. Zilverwerk: stralenmonstrans (1743); ciborie (XVII); miskelk (XVII B); dito Lodewijk XV (oud?); reliekhoudertje (XVIII d) op houten voet; wierookvat (XVII B). Koperwerk: lavaboketel (XV); kandelaars: een paar gegoten en geprofileerd (XVII), vier paar gegoten drievoets (XVII B), drie paar gedreven drievoets (± 1700), een paar Paaschkandelaars (XIX A); een paar spiegelblakers (± 1700), een paar eenvoudige dito's (± 1700); hangkroon (XIX b); carillon (XVIII?); klein Kruisbeeld op voet (XIX a). Bronzen bel (XVII?). Kazuifel van goudleder (XVIII a); driestel, waarvan de kazuifel met wapen (XVII d); twee kazuifels (XVIII); velum met tafereel en wapen (± 1700). Drie klokken, waarvan een (1522), een in 1789 gegoten door J. Simon en G. (of C.) Foissey, en een in 1840 door A. en C. Gaulard, vader en zoon. Op het kerkhof twee steenen grafkruisen (? en 1754?).
g 1. Het huis wittem, opgetrokken van baksteen (thans gewit, de vensters en de hoeken van het huis met cementbepleistering afgezet), vijf vensters breed, twee vertrekken diep, is een boven een onderkeldering twee verdiepingen hoog woonhuis (± 1700) onder schilddak; aan den achterkant een halfronde met den nok slechts tot onder den dakrand reikende uitgebouwde halfronde (toegevoegde) kapel. 2-5. Gevelsteenen met jaartallen: Nr. 78 A, 1820; nr. 81, 1786; nr. 88, 1(8)50?; nr. 95, 1736. 6. Aan den weg naar Sittard, op de pijlers van een boomgaardafsluiting, twee zandsteenen draken (XVII?), afkomstig van een schouw. |
|