Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VIII, II. De provincie Limburg (Meerloo-Zwalmen)
(1926)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 329]
| |
van Oudheden te Leiden en in het museum van het Geschieden Oudheidkundig Genootschap te Maastricht.
e 1. De r.k. kerk (H. Catharina), in 1854 gebouwd door den architect Weber, bezit: Doopvont met hardsteenen romaansche kuip (± 1200). Houten beelden: Kruisbeeld (XVI a); H. Annatrits (XVI a); H. Georgius (± 1500); H. Agnes (XVI a); H. Apollonia (± 1500); H. Urbanus (XVI a); H. Catharina (XVII), klein Kruisbeeld (XVII). Zilverwerken: ziekenpyxis (1820); miskelk (XVIII); twee reliekhouders: een kleinen (XVIII d) en een (XIX a); H. Oliebusje (XVIIId); ampullenstel Lodewijk XVI. Koperen kandelaars: twee geprofileerde (XVII); twee paar drievoets (XVIIB); een paar gedreven geprofileerde (XIXa); koperen hangkroontje (XIXA). Vier paar gesneden houten drievoetkandelaars Lodewijk XV. Paramenten (XVIII en XIXA): driestel; zeven kazuifels; koorkap; twee stolae; zes kelkvela; benedictievelum; Allerheiligste-velum; eenige pallae; vijf alben met boorden van kloskant en naaldkant (XVIII). Processievaandel (XIXA). Verder (XVII en XVIII): drie canonborden (Plantijn), houten lezenaar, twee leuningstoelen en twee krukken, glazen spiegellijstje, schilderijlijst. Twee klokken, waarvan een in 1715 gegoten door Alexius Jullien en een in 1721 door Petrus Levache. 2. De pastorie (1787) is een huis van baksteen, vijf vensters breed, twee verdiepingen hoog, met voorhof en voormuur, waarin fraaie ingangspoort. Het huis bevat een schoorsteenmantel, versierd met wapen en krijgstropee, een met muziektropee en een eenvoudiger met wapen.
g 1. Van het kasteel van Montfort (‘de Grauwert’), gebouwd 1251-1267, veroverd in XIII d, aangevallen in 1473, genomen in 1493, hernomen in 1497, beschoten in 1579, verwoest in 1794, zijn belangrijke bouwvallen over: zware | |
[pagina 330]
| |
van zandsteenblokken opgetrokken muren, die een eenigszins achthoekig vierkant, hoog terras (thans aardappelenveld) bekleedend omsluiten, met rondeelen op de vier hoeken; het rondeel op den N.O. hoek met overkoepelde ruimte (waarop thans een leelijk achthoekig jachthuisje); dat op den N.W. hoek met dergelijke ruimte, waarboven zich nog de overblijfselen verheffen van een ronden toren (onderaan van zandsteen, daarboven van hardsteen, dan van mergel, dan van baksteen); voorts in het midden van het westfront, iets terug, boven een halfzeshoekigen uitsprong van de ommuring: een hoog, kwartcylindrisch overblijfsel van een groefsteenen toren. Put met hardsteenen rand (XVII). 2-10. Nr. 27, ankerjaartal 1844; nr. 67, 1775; nr. 69, 1778; nr. 132, 1801; nr. 153 (schuur), 1815; nr. 157, 1767; nr. 160, 1776; nr. 204, 1774; nr. 114, gevelsteentje: 1782.
h. De schutterij van St. Urbanus bezit een zilveren ketting met vogel, hartplaat en koningsplaten (1812-1815). |
|