Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel II. De provincie Drente
(1909)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |||||||||||||||||
Voorwoord.Bij Koninklijk Besluit van 7 Juli 1903, No. 44, werd ingesteld eene Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. De taak dezer Rijkscommissie is: het samenstellen en uitgeven eener geïllustreerde beschrijving van alle in Nederland aanwezige gebouwen en voorwerpen, dagteekenend van vóór 1850, die belang bezitten als uiting van kunst, of om eene er aan verbonden historische herinnering. Aldus zal worden verkregen een handboek, waarin men over de aanwezigheid, de artistieke of historische waarde en den toestand der monumenten van geschiedenis en kunst uitvoerige inlichting kan vinden en tegelijkertijd een volledige en betrouwbare bron voor de Nederlandsche kunstgeschiedenis. Ten einde dit groote werk, dat vele jaren zal vorderen, met meer kennis van zaken te kunnen ondernemen en tegelijkertijd zoo spoedig mogelijk een overzicht te kunnen geven van al wat het behouden waard is, besloot de Rijkscommissie aan te vangen met de bewerking eener ‘Voorloopige Lijst’ der monumenten, waarin alleen gebouwen en met gebouwen samenhangende voorwerpen kort worden vermeld. Voor het thans verschijnend tweede deel dezer lijstGa naar voetnoot1), bevattende de monumenten der provincie Drente, zijn de gegevens door onderzoek ter plaatse in 1907 en 1908 verzameld door den heer F.A. Hoefer. Ter controleering zijner aanteekeningen zijn de monumenten in 1909 opnieuw bezocht door den heer Hoefer, afwisselend in gezelschap van de heeren Jos. Cuypers, J.A. Frederiks en den secretaris. De monumenten zijn in deze lijst gerangschikt volgens de gemeenten, in welke zij worden gevonden, en deze laatste in alphabetische volgorde geplaatst, naar de spelling der ‘Woordenlijst’ van het Aardrijkskundig Genootschap. Binnen elke gemeente geschiedt de vermelding der monumenten steeds volgens deze indeeling: | |||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||
Aan de vermelding van gebouwen zijn toegevoegd: eene opsomming hunner voornaamste onderdeelen, de juiste of vermoedelijke tijd van hun ontstaan (aangegeven door een eeuwcijfer, zoo mogelijk gevolgd door eene der letters a, b, c, d ter aanduiding van het kwartaal) en enkele historische aanteekeningen. De dateeringen worden met alle voorbehoud medegedeeld, daar het, in een van de beschaving zóó ver afgelegen gewest als Drente, zeer goed mogelijk is, dat vormen, die elders in een bepaalden tijd plegen voor te komen, hier veel later zijn ontstaan, of veel langer toegepast. Daar gegevens betreffende de Drentsche monumenten slechts in gering aantal en zeer verspreid worden aangetroffen, terwijl vele gemeenten in deze provincie moeilijk bereikbaar zijn, heeft de Rijkscommissie het nuttig geacht in dit deel eenigszins uitvoeriger mededeelingen te doen dan in het vorige. Voor omstandiger berichten omtrent de vóór- en vroeg-historische oudheden der provincie wordt verwezen naar den Catalogus van het museum te Assen (afdeeling II, 1891), de Verslagen van de Commissie van Bestuur van het museum van oudheden in Drente, 1867-1907 en den Catalogus van het Rijksmuseum van oudheden te Leiden (afdeeling Praehistorische en Nederlandsche oudheden, 1908). De in Drente gevonden voorwerpen worden grootendeels bewaard in de musea te Assen en te Leiden. Ingeval in eene plaats gevonden voorwerpen zich in beide musea bevinden, is achter den plaatsnaam een sterretje gevoegd Enkele der gebezigde woorden zijn kort verklaard in het overzicht der vóór- en vroeghistorische oudheden (blz. 43-44). Zooals de titel aanduidt, draagt dit werk een geheel voorloopig karakter; voor op- en aanmerkingen houdt de Rijkscommissie zich dan ook dringend aanbevolen.
De Rijkscommissie voornoemd, De Voorzitter: Dr. P.J.H. CUYPERS. De Secretaris: JAN KALF. |
|