Bakel.
e. De r.k. kerk, (H. Willibrordus) bestaat uit een driebeukig basilicaal aangelegd schip van vier traveeën (XVI A, hersteld in 1721); een nieuw dwarspand en een vernieuwd koor; en een toren (XVI A, hersteld in 1840, aan de westzijde beklampt in 1893). De van baksteen met enkele natuursteenen sierdeelen opgetrokken toren met overhoeksche rijkversneden beeren en een veelhoekig uitgebouwden traptoren aan de zuidoostzijde bestaat uit drie geledingen en draagt een van vier- tot achtkant ingesnoerde spits. De benedenste geleding heeft een hol-geprofileerde ingangsnis met een korfbogig getoogden ingang, waarboven een venster (tot 1893 een nis) en wordt verder geleed door ellipsvormig gesloten spaarvelden met neuzen; de tweede heeft boven spitsbogige spaarvelden een reeks door twee spitsboogjes op kraagsteentjes of kopjes gedekte velden, zooals er eveneens in de door een spitsboogfries afgesloten derde geleding de spitsbogige galmnissen flankeeren. Inwendig worden de beuken van het schip gescheiden door ronde gepleisterde zuilen. In het koor twee muurnissen met natuursteenen omlijsting, in een waarvan een ijzeren tabernakelkastje (XV). De kerk bezit:
Eiken preekstoel (XVIII B) op hardsteenen voet, de kuip versierd met snijwerk en de borstbeelden der Evangelisten.
Twee eiken biechtstoelen (XVIII B).
Vier houten beelden (XIX A): H.H. Willibrordus, Johannes, Petrus en Paulus.
Koperen kroon (XVII), tweemaal tien-lichts.
Vier koperen kandelaars (XVII).
Klok, in 1722 gegoten door Jean en Jozef Petit.
g. Standaardmolen (in 1752 vernieuwd).