zuiderdwarsarm (of een kapel) over is, staat nog de toren (XIVB), een vlakopgaand bouwwerk van drie door tandlijsten gescheiden geledingen, bekroond door een gemetselde achtkante spits. Beneden een spitsbogige doorgang naar de verdwenen kerk; de tweede en derde geledingen hebben telkens drie spitsbogige spaarvelden; in de tweede vertoont echter de oostzijde twee kortere spaarvelden, geflankeerd door twee langere van onregelmatigen vorm en daaronder een halfrond gedekte nis, welke toegang gaf tot den kerkzolder; in de middelste spaarvelden der derde geleding, welke wordt afgesloten door een op een rondboogfries rustend uitgekraagd gedeelte, telkens twee gekoppelde rondbogige galmgaten.
De benedenruimte heeft inwendig nog de hangzwikken van een uitgebroken koepelgewelf.
In den toren een klok, in 1618 gegoten door Jan van Bembach.
Op het als kerkhof dienende terrein der verdwenen kerk zerken van 1634, 1637 en 1829.