en geheel gepleisterd): Tusschen den noordelijken en den zuidelijken beuk twee ronde zuilen, en aan de westzijde een pijler, tusschen welken en den westgevel twee schuine bogen het koepeltorentje dragen. Baksteenen kruisribgewelven (XV d) op kraagsteenen met kopjes. In de consistoriekamer een ingang (XV d) naar de kerk in omlijsting van Bentheimersteen (gewit). De kerk bezit:
Zandsteenen doopvont (XIII, gewit).
Eiken preekstoel (XVIII d).
Eiken doophek (XIX a).
Koperen zandlooperhouder.
Banken (XVII a-XVIII).
Marmeren graftombe (XVIII b) van Frederica van Ittersum († 1729), weduwe van Willem Diderich van Schade, met alliantie- en kwartierwapens.
Grafzerken (XVII). Een deel der zerken is in 1899 met een laag portlandcement overdekt.
Muurschilderingen (XVI), in 1899 in de koorsluitingen ontdekt, werden weer overgewit.
Vier gegraveerde zilveren avondmaalsbekers, met gezicht op de stad en de kerk, waarvan twee (1820) en twee (XIX b).
Klok, in 1743 gegoten Ciprianus Crans Jansz.
Een steenen beeld (XV) der Moeder Gods, uit deze kerk afkomstig, is thans in het Aartsbisschoppelijk museum te Utrecht. Een geschilderd rouwbord voor Ernst van Ittersum († 1672) is thans in het huis Oosterhof. Ten O. van de kerk bevindt zich nog een overblijfsel (XVI?) eener oude baksteenen ommuring.
In den tuin der pastorie staat een doopvont (XV) van Bentheimersteen.
2. De r.k. kerk (H. Dionysius), in 1819 gebouwd, werd in 1852 vergoot.
g 1. Ter plaatse van de in 1780 gesloopte Havezate Bever-