met nissen, overspannen door rondboogjes en rechte strekken. Aan de zuidzijde van het koor een portaal; een dergelijk portaal aan de noordzijde dichtgemetseld. Steunbeeren. Rondbogige westingang met bergsteenen omlijsting. Op den makelaar van het koor een ijzeren kruis en een windvaan: schip.
Inwendig: Zuilen met lijstkapiteelen en op achtkante voetstukken. Spitsbogige gordelbogen. Houten tongewelven, beschilderd in zwart, blauw en rood en met bloem- en bladranken. Op een balk in het middenschip staat: Jan Jansz. Vijselaer van Edam 1634, en C W H 1767; op een balk bij den toren: C A B 1707. Aan den noordkant van den toren een hangkamertje (oude gevangenis). De kerk bezit:
Eiken preekstoel (XVII b).
Eiken doophek en banken (XVII b).
Koperen predikantslezenaar (XVII b), koperen doopbekken met houder.
Vijf om zuilen getimmerde banken (XVII b).
Eiken tochtportaal (XVII b) met beschildering (overschilderd in 1700 door M. Faber blijkens het opschrift).
Eenige grafzerken (XVI) met huismerken; zerken van 1640, 1646, 1669, 1670.
Rouwkas (1694).
Gewelfschildering (zie boven).
Gebrandschilderde vensters (XVII b) in den noordwand van den zijbeuk en in het koor: het eerste van het W. (1635) met zes medaillons en, in den kop, een bloemvaas; het tweede (1637) met Salomo's eerste recht (fragmenten in vijf panden); het derde (1636) met de voorstelling van een visscher en een boerin en het wapen van de Schermer; het vierde (1636) met de voorstelling van het ‘Eerste concilium der Apostelen’ en, in den kop, de wapens van Holland en Westfriesland; het vijfde met fragmenten, waarin het wapen van de Beemster; in het koor fragmenten met de wapens van Medemblik (1635), Edam (1635),