Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V, II. De gemeente Amsterdam
(1928)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |||||||||||||||||
Voorwoord.Dit stuk verschijnt als het tweede van deel V van de ‘Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst’. Het eerste stuk van dit deel, gewijd aan de provincie Noord-Holland, uitgezonderd Amsterdam, zag in 1921 het licht.Ga naar voetnoot1) De gegevens voor het thans verschijnende stuk zijn in de jaren 1919-1925 door den secretaris van Afdeeling A der Rijkscommissie voor de Monumentenzorg Dr. E.J. Haslinghuis, bijeengebracht uit de topografische en historische literatuur over de stad Amsterdam, waarbij van Arkel en Weissman's ‘Noord-Hollandsche Oudheden’ (1891-1905) een geschikten grondslag vormde. Aangezien de XVIIIe-eeuwsche bouwkunst in dit werk niet tot haar recht komt en de stelselmatige beschrijving van particuliere binnenhuizen, van schilderijen, van kerkzilver en liturgisch gerei e.d. buiten het werkplan der genoemde schrijvers viel, moest het materiaal der ‘Oudheden’ aanmerkelijk worden uitgebreid. Voor de woonhuisgevels kon verder dankbaar gebruik worden gemaakt van een rapport in 1920 door den heer C. Visser aan de vereeniging ‘Hendrik de Keyser’ uitgebracht. De aldus verzamelde stof bracht men voorloopig op schrift en bewerkte ze op de volgende wijze:
1. Nadat eene ‘subcommissie voor de inventarisatie der monumenten van Amsterdam’ was gevormd, bestaande uit de Afdeelingsleden J.A. Frederiks, Dr. C. Hofstede de Groot, Mr. Dr. J.C. Overvoorde, den voorzitter, Jhr. Ir. B.W.F. van Riemsdijk, A.W. Weissman en Dr. E.J. Haslinghuis, den secretaris, werden de belangrijkste gebouwen door deze commissie in haar geheel, of althans door eenige harer leden bezichtigd: de Oude en de Nieuwe kerk, het raadhuis, het burgerweeshuis, eenige der R.K. kerken en de synagogen door den Voorzitter, den heer van Riemsdijk en den Secretaris; het Koninklijk paleis door den Voorzitter, den heer Frederiks en den Secretaris; het Trippenhuis, het O.I. huis, het zeemagazijn en enkele gebouwen van liefdadigheid door den Voorzitter en den Secretaris; de overige gestichten en kerkelijke gebouwen en de openbare verzamelingen door den heer Frederiks en den Secretaris. Door deze bezoeken ter plaatse | |||||||||||||||||
[pagina VI]
| |||||||||||||||||
konden de bovenbedoelde gegevens worden getoetst en aangevuld, om vervolgens tot den persklaren vorm te worden geredigeerd.
2. Het materiaal betreffende de woonhuisgevels bracht men op steekkaarten, die zoo waren ingericht, dat zij zich gemakkelijk lieten schikken, zoowel naar de volgorde der straatnamenGa naar voetnoot1), als chronologisch, alsook naar (althans de voornaamste) geveltypen, en dat zij zich ook leenden tot hanteering bij de contrôle ter plaatse, welke thans moest worden ondernomen. Men verdeelde hiervoor de oude stad binnen de Singelgracht in vier kwartieren, waarvan werd toegewezen: het zuidwestelijke, begrensd door de zuidelijke (oneven) zijden van de Gedempte Rozengracht en de Raadhuisstraat, de zuidzijde van den Dam, de westelijke (even) zijden van het Rokin, de Vijzelstraat en de Vijzelgracht, aan den Voorzitter; het noordwestelijke, begrensd door de noordelijke (even) zijden van de Gedempte Rozengracht, den Dam, de westelijke (even) zijde van het Damrak, de Prins Hendrikkade (nieuwe zijde), den Droogbak, de Haarlemmer Houttuinen, het Westerdok, de Zoutkeetsgracht, het Westerkanaal en de Marnixkade, aan den Secretaris; het zuidoostelijke, begrensd door de oostelijke (oneven) zijden van de Vijzelgracht, de Vijzelstraat en het Rokin, de zuidelijke (oneven) zijden van de Damstraat, de Oude en de Nieuwe Hoogstraat, de westelijke zijde van de St. Antoniesbreestraat, de zuidelijke zijden van het Waterlooplein en de Plantage Middenlaan, aan het lid Jhr. Ir. B.W.F. van Riemsdijk; het noordoostelijke, begrensd door de oostelijke (oneven) zijde van het Damrak, de noordelijke (even) zijden van de Damstraat, de Oude en de Nieuwe Hoogstraat, de oostelijke zijde van de St. Antoniesbreestraat, de noordelijke zijden van het Waterlooplein en de Plantage Middenlaan, verder door de Muidergracht, de Oosterburgergracht, de Dijksgracht, het Marinedok en de Prins Hendrikkade (Oude zijde), aan het lid A.W. Weissman. Na het overlijden van laatstgenoemden heer in 1923 nam de Secretaris de inventarisatie van het noordoostelijke kwartier, voor zoover zij nog niet gereed was, over.
3. De binnenhuizen werden voor een klein gedeelte door den heer Frederiks en den Secretaris opgenomen, voornamelijk echter door Jhr. Ir. G.C. Six te Amsterdam, die zijne medewerking daartoe welwillend verleende. Onze Afdeeling is dezen medewerker daarvoor ten zeerste erkentelijk. | |||||||||||||||||
[pagina VII]
| |||||||||||||||||
4. De schilderijen, zoowel die in particuliere woningen als in openbare gebouwen, kerken en gestichten van liefdadigheid, en inbegrepen de glasschilderingen, beschreef het lid Dr. C. Hofstede de Groot.
5. De aldus bewerkte, d.w.z. stuk voor stuk gecorrigeerde en aangevulde fiches, vermeerderd met de nieuwe, ter plaatse opgemaakte, en met eenige honderden potloodschetsjes, geteekend door den heer van Riemsdijk vormende te zamen het materiaal voor de beschrijving van ongeveer 4000 gevels, fragmenten, details en interieurs, werden nu gerangschikt in de alphabetische volgorde der straatnamen en de inhoud vervolgens in persklare redactie overgebracht door den hoofdcommies, den heer F.A.J. Vermeulen en de assistente, mej. M. Kossmann, nadat een terminologie voor de verschillende geveltypen was vastgesteld. Ongelijkheden in dit opzicht, maar vooral in de mate der uitvoerigheid en in de waardeering van het voor dezen inventaris belangrijke - een en ander het gevolg van de bewerking der fiches door verschillende personen - noopten tot een nieuwe revisie in 1926 en 1927, waardoor deze verschillen grootendeels, niet geheel, konden worden geëffend, en waarbij tevens acte kon worden genomen van hetgeen sinds 1919 was verdwenen. Voor de dateering der gevels van de Heeren- en de Keizersgracht bewees het bekende grachtenboek van PhilipsGa naar voetnoot1) goede diensten.
6. Tijdens het ter perse leggen van den tekst is het materiaal daarop stelselmatig gerangschikt naar de geveltypen. Ook hierbij bleek eenige malen een nader onderzoek ter plaatse noodzakelijk, indien men tot een kantige onderscheiding van de typen wilde komen, zonder welke het systematisch overzicht te globaal zou zijn uitgevallen om wetenschappelijk nut af te werpen.
Uit het hiervoor gezegde blijkt reeds, dat in dit bijzondere geval is afgeweken van het in de voorloopige lijsten gevolgde stelsel: dat in den tekst de woonhuisgevels in elke gemeente chronologisch worden gerangschikt met inachtneming van de typen en dat hierop de rubrieken ‘fragmenten en details’, ‘gevelsteenen’, ‘ankers’, ‘binnenarchitectuur’, elk weder met een schikking naar tijdsorde, plegen te volgen. Voor een aan oude gevels en fragmenten zoo rijke stad als Amsterdam zou zulk een indeeling te weinig overzichtelijk, de lijst dus voor den gewonen raadpleger onpractisch zijn.
7. Daarom zijn hier de gevels, fragmenten en details enz. te zamen genomen, gerangschikt naar de alphabetische orde der straatnamen, en | |||||||||||||||||
[pagina VIII]
| |||||||||||||||||
van een doorloopende cursieve nummering voorzien. Het historisch beginsel komt dan tot zijn recht in het achteraan geplaatste typologisch-chronologisch overzicht, waar de gevels, aangeduid met het cursieve nummer, naar hun kenmerkende trekken zijn gegroepeerd en in elke groep naar tijdsorde geschikt.Ga naar voetnoot1) Dit overzicht met de samenvattende karakteristieken van de verschillende geveltypen is opgesteld door den Secretaris.
Voor het overige is vastgehouden aan de gebruikelijke indeeling:
Aan de vermelding der monumenten zijn toegevoegd: een opsomming hunner voornaamste onderdeelen, enkele historische gegevens, voor zoover die in voor de hand liggende literatuur werden gevonden en betrouwbaar geacht, en eene dateering, waar mogelijk aangegeven door een jaartal, en overigens door een eeuwcijfer, gevolgd door A of B ter aanduiding van de eerste of tweede helft eener eeuw, of door a, b, c, d, om een der vierendeelen van de eeuw aan te wijzen. De plaatsaanduiding der onderdeelen van een gebouw geschiedt zooveel mogelijk door aanduiding der windstreek, waarop zij gelegen zijn, bij kerken echter steeds, als waren zij zuiver georiënteerd.
Volledigheidshalve zijn achter de monumenten der oude stad Amsterdam nog in het kort opgenomen die van de voor eenige jaren geannexeerde buitengemeenten (blz. 454-457), welke reeds in het in 1921 verschenen eerste stuk waren behandeld. De tekst van 1921 is hiervoor op enkele punten bijgewerkt (Gemeenlandshuis te Oud-Diemen, raadhuis en toren van Ransdorp).
Behalve het reeds vermelde overzicht der gevels zijn achterin nog opgenomen eenige andere chronologische overzichten, registers van kunstenaars en ambachtslieden, van geslachts- en persoonsnamen en van plaatsnamen. | |||||||||||||||||
[pagina IX]
| |||||||||||||||||
Zooals de titel aanduidt, draagt dit werk een voorloopig karakter. Voor op- en aanmerkingen houdt onze Afdeeling zich daarom ten zeerste aanbevolen.
De Afdeeling mag dit voorwoord niet besluiten zonder haar erkentelijkheid te hebben betuigd jegens H.M. de Koningin, die de bezichtiging en opneming van het Koninklijk paleis op den Dam goedgunstig toestond. Ook mag zij niet nalaten een woord van dank te richten tot het gemeentebestuur van Amsterdam, dat faciliteit verleende bij het bezoek aan verschillende gemeentelijke gebouwen, tot de directies van het Rijksmuseum en van de stedelijke musea, welke menige nuttige inlichting verstrekten, ten slotte tot de kerkbesturen en verschillende particulieren, die den genoemden Afdeelingsleden en medewerkers bereidvaardig de onder hun beheer resp. in hun eigendom berustende voorwerpen van kunst en geschiedenis lieten bezichtigen. Aan het gemeentebestuur van Amsterdam kon de Afdeeling den wederdienst bewijzen, dat zij de drukproeven van dit boek ter inzage gaf voor de opstelling eener monumentenlijst, welke door de in 1926 aldaar ingestelde gemeentelijke monumentenverordening wordt gevorderd.
Afdeeling A der Rijkscommissie voornoemd:
De Voorzitter: Mr. Dr. J.C. OVERVOORDE.
De Secretaris: Dr. E.J. HASLINGHUIS. |
|