De ned. herv. kerk (H. Jacobus), als parochiekerk in 1152 en 1176 vermeld, is een in 1834 gecement en inwendig vertimmerd gebouw, bestaande uit een schip met langs den toren doorgetrokken zijbeuken (XV); een ruim 5/8-gesloten choor (XVI a), waarlangs de beuken verlengd zijn, en eenen baksteenen, beneden met tuf- en zandsteen bekleeden toren (1507 blijkens opschrift op de latei, hersteld 1861, en, inwendig, 1898) met traptoren, waarin een zandsteenen wenteltrap. In het verlengde van den noordbeuk een overwelfd gebouwtje (XVI, kapel?). Kruisribgewelven met gebeeldhouwde rozetten en, in het westelijk deel op koppen, in het oostelijke op figuren als dragers. In den toren een vernieuwd zesdeelig ribgewelf. De kerk bezit:
Drie koperen kronen (XVIII), waarvan een zeer rijk, met weverszinnebeelden als bekroning.
Twee zilveren bekers (1703), twee (XVIII d), drie zilveren schotels (1826).
Twee tinnen wijnkannen (1768), een dito bord (1768), twee dito schotels.
Drie klokken, waarvan eene vergoten in 1641, door Mamertus en Johannes Formicae fratres, eene in 1731 gegoten door Willem Fremy, eene in? door Casparus Hundt.
Een muurschildering (XVI), voorstellend het Laatste Oordeel, is in 1916 overgewit.
Een oud vaandel, tot 1783 bij kermisoptochten gebruikt, is in het bezit van den Heer B. Stegeman.
Van het voormalige huis 't Waliën (XV) staat nog een enkel muurbrok.