Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel IV. De provincie Gelderland
(1917)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendBusloo.De r.k. kerk van den H. Martinus (1818) bezit: Twee gedreven koperen kandelaars (XVII a). Verguld zilveren kelk (1678). | |
Duistervoorde.De r.k. kerk van den H. Martinus (gewijd 1888) bezit: Verguld zilveren monstrans, ciborie en kelk, zilveren pyxis en | |
[pagina 188]
| |
oliebusje (alles XVII, en afkomstig uit de kapel van het voormalige kasteel Duistervoorde).
Het huis C 10, over de kerk, heeft in den gevel een wapensteen (1641). | |
Nijbroek.De ned. herv. kerk (H. Gregorius), een baksteenen gebouw, is ontstaan uit een in 1328 gestichte, in 1339 tot parochiekerk verheven en toen vergroote kapel. Eenbeukig schip (XIV) met 5/8-gesloten choor (XV) en toren (XIV A), waarin een kruisgewelf op breede, ongeprofileerde ribben. Gestucadoorde zoldering over het schip. Kruisribgewelf over het choor. De kerk bezit: Eiken preekstoel (XVII a). Twee zilveren bekers (1716 en 1717). Twee klokken, eene in 1610 gegoten door Willem Wegewart, en eene in 1658 door Peter en Henrick van Trier. | |
Terwolde.De ned. herv. kerk (H.H. Cosmas en Damianus), een baksteenen gebouw, bestaat uit een schip met een noordelijken zijbeuk (± 1300), in welks verlengde een sacristie (XV, thans consistoriekamer); een 5/8-gesloten choor (XV); en eenen breeden toren (XIV b), gedekt door een zadeldak tusschen twee puntgevels, en met een door een baksteenen spits gedekten traptoren tegen zijn oostwand. In den oostmuur (uitwendig) van het choor een nis met zandsteenen omlijsting. Kruisribgewelven over schip, choor en sacristie. Over den noordbeuk vier koepelgewelven, gescheiden door gordelbogen. In den toren een langwerpig ribloos kruisgewelf. De kerk bezit: Zandsteenen doopvont (XIV). Eiken banken met overblijfselen van snijwerk (XVII, geverfd). Orgel (1827). | |
[pagina 189]
| |
Twee klokken, eene in 1836 gegoten door Hendrik ter Horst en eene in 1817 door Petit en Fritsen. | |
Twelloo.De ned. herv. kerk (H. Maagd), genoemd XII, door brand gehavend in 1522, daarna hersteld, en in 1903 ontpleisterd en gerestaureerd door den architect W. Te Riele Gzn., is een baksteenen gebouw, bestaande uit een schip (XV A, verhoogd XVI a); een 5/8-gesloten choor (XV), aan welks noordkant een vierkante uitbouw: de sacristie (XV c, gevel XVI, gewijzigd), thans inwendig met het choor één geheel vormend; en eenen toren (XV) met een trap in de dikte van den muur. In den noordwand van het schip een dichtgemetselde ingang. Devensters in den ouden toestand hersteld. Kruisribgewelven, netgewelf in de choorsluiting. Een gebeeldhouwde steen (XVI a): Calvarieberg met twee donateurs, vroeger buiten tegen het choor aangebracht, is thans in de kerk gemetseld. De kerk bezit: Zandsteenen doopvont (XV a). Eiken preekstoel (1771). Orgel (1819). Grafzerken (1554, 1583, 1599, 1604/1630). Psalm- en gezangborden (XVIII d). Twee koperen kronen (XVII d). Zilverwerk: vier bekers (een XVIII, twee 1837, een zonder opschrift), twee offerschalen (XVIII), een kan, twee schotels en een broodschaal (alles 1837). Twee klokken, eene in 1601 gegoten door Wilhelm Wegewart en eene in 1678 door Gerrit Schimmel. | |
Voorst.De ned. herv. kerk (H. Drievuldigheid), als parochiekerk reeds in 893 vermeld, is een nagenoeg geheel uit tufsteen en op | |
[pagina 190]
| |
oudere fundamenten opgetrokken gebouw (hersteld o.a. in 1843 en in 1911), bestaande uit een driebeukig schip (XIV c), welks noordbeuk XV B met drie traveeën verlengd is, waarvan de meest oostelijke, door een muur afgescheiden, vermoedelijk als sacristie diende; een choor (XIV a, vensters later gewijzigd) met 3/8-sluiting; en eenen toren (XII A) met vierkanten aangebouwden traptoren en oorspronkelijken ingang. Boven de gewelven der zijbeuken sporen van bovenlichten in het middenschip. Overblijfselen van bergsteenen raamdorpels en stijlen in het choor. De oostwand van den toren vertoont de moet van een lager schipdak. Inwendig: Houten zoldering over het middenschip en het choor, (de kraagsteenen van het oude gewelf behouden). Kruisribgewelven met gebeeldhouwde draagsteenen over de beuken. Kruisgewelf op breede, ongeprofileerde ribben in den toren. Tegen den noordelijken torenwand een steen voor afkondigingen. De kerk bezit: Orgel (1843). Eiken preekstoel en doophek met koperen lezenaars (alles XVII c). Orgel (1843). Muurschildering (geteekend: Gerids 1566). Rouwbord (1776), thans in het Huis Nijenbeek. Grafzerken (XVI). Twee zilveren bekers (1678). Twee klokken, in 1678 en 1680 gegoten door Gerhardt Schimmel.
Van het Slot Nijenbeek, of Hooge Huis (XIII, grootendeels afgebroken ± 1521, daarna herbouwd) zijn nog over: de hooge vierkante, boven van een uitkraging voorziene donjon (XIV A) met uitgebouwde gemakken en een aansluitend gebouw (XVI; op ouder grondslagen), beide van baksteen; in den onderbouw riblooze kruisgewelven. Ridderzaal. Laat-gothische zandsteenen | |
[pagina 191]
| |
schoorsteen (XVI a). Gegoten ijzeren haardplaat (1600) met voorstelling. Rouwbord (zie bij de Ned. Herv. Kerk).
Tusschen Gietel en Voorst aan den straatweg, de boerderij ‘De Arend’: zijgevel (XVIII a) met gezwenkte kanten, pilasters en toppinakel. Wapensteen.
Het huis de Poll (Nieuwe Poll), ook Gietelo genaamd, XVI c vermeld, dagteekent in zijn tegenwoordigen staat uit XVIII d. Het bevat familieportretten, o.a. van Jan Scorel en Aert de Gelder; wandtapijten (XVII d) met mythologische voorstellingen; een eiken choorbank (XVII a). | |
Wilp.De ned. herv. kerk (H. Lebuinus), als parochiekerk vermeld in 1236 (de oudste kerk, een in 765 vermeld oratorium, werd door de Noormannen verwoest) is een zwaar gepleisterd tufsteenen gebouw, bestaande uit een schip (XI) met vlakke houten zoldering; een 5/8-gesloten choor (± 1500) en een grootendeels tufsteenen toren (± 1100, later verhoogd), wiens oostwand sporen van een lager schipdak vertoont, en die inwendig sporen van een tongewelf bevat. Portaal (XIV A) in den noordwand van het schip. De kerk bezit: Grafzerk (XVI a). Orgel (1849). Twee klokken, eene in 1649 door F. en P. Hemony, en eene in 1781 door Johannes Maritz gegoten. |
|