Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel IV. De provincie Gelderland
(1917)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendApeldoorn.De Hunenschans (± 7de eeuw, gebruikt tot in de 10e eeuw, opgegraven 1908) vertoont sporen van bewoning: a. ten tijde der Drentsche Hunebedden, b. in het klokbekertijdperk, c. in vroegen Saksischen tijd, d. van ± 700 tot ± 1000.
De ned. herv. kerk, gebouwd ter plaatse eener in 1890 afgebrande, bezit: Twee zilveren bekers (1738), en twee (1826). Een groote en twee kleine zilveren schalen (1825). | |
Beekbergen.De ned. herv. kerk (H.H. Fabianus en Sebastianus), een | |
[pagina 7]
| |
gebouw van bak- en tufsteen, gerestaureerd 1905, heeft een driebeukig schip, waarvan de vier westelijke traveeën in aanleg XIII en de twee overige traveeën XIV zijn, doch dat wegens welving (XV) inwendig gewijzigd is; een 5/8-gesloten choor (XV a); en eenen, beneden met tufsteen bekleeden toren van drie geledingen, waarvan de onderste geleding XIII a, de beide andere uit ± 1300. Kruisribgewelven over schip en beuken; netgewelf over het choor. Resten van een ribloos kruisgewelf in den toren. De kerk bezit: Drie koperen kronen met schildjes (1777). Twee grafzerken (1626 en 1627). Overblijfselen van een muurschildering (± 1400) en van een gewelfschildering (XVI) in het choor. Twee bekers (1707). Twee klokken, waarvan eene in 1616 gegoten door Hendrick Wegewart, en eene in 1739 door N. Muller. Fragment van een romaansche doopvont op het kerkhof. Twee gesneden houten paneelen (XVI) zijn in 1904 naar het museum Doorwerth overgebracht. | |
Loenen.De ned. herv. kerk, vernieuwd in 1861, heeft een baksteenen toren (XV), waarin een koepelgewelf, en waartegen een traptoren met schroefgewelf. Zij bevat: Drie koperen kronen (XVIII d). Grafzerk (XVII). Twee klokken, waarvan eene in 1630 gegoten door Peter van Trier, Johan Philipsen en Willem Evers, en eene in 1651 door Johan, Peter en Henrick van Trier.
De r.k. kerk (H. Antonius Abt) bezit: Verguld zilveren kelk (1620). | |
[pagina 8]
| |
Een paar zilveren ampullen met blad (XVIII d). Kazuifel van geciseleerd fluweel met geborduurden rand (XVI b).
Het huis ter Horst (1557, verbouwd o.a. in 1791-'92 en van neo-klassieken voorgevel voorzien) heeft zij- en achtergevels (XVI c, later hersteld en vernieuwd) en bevat kamers met balkenzolderingen en een gebeeldhouwde zandsteenen schouw (1557). In de muren der bijgebouwen fragmenten van schoorsteenen (XVI) ingemetseld. | |
Het Loo.Het Oude Loo (XIV-XV, verbouwd XVIb, gewijzigd XVII d en 1817, gerestaureerd sinds 1904 onder leiding van Dr. P.J.H. Cuypers) is een gebouw van baksteen met spaarzaam gebruik van bergsteen. Het bestaat uit een door twee, beneden ronde en boven achtkante, torens geflankeerd oostelijk voorgebouw, waarin een met een tongewelf overdekte doorgang (XVI) naar het binnenplein, en tegen welks achterkant twee vleugels (XVIb) aangebouwd zijn, van welke de zuidelijke de verbinding vormt met een, oorspronkelijk vrijstaanden, vierkanten toren (XVa) op den zuidwesthoek. In den noordoostelijken hoek van het binnenplein een achthoekige traptoren (XV) met een als schroefgang gemetselde wenteltrap. Vierkante traptoren (1916) tegen den zuidwestelijken toren. De verdieping van het voorgebouw en van de flankeerende torens uitgekraagd op spitsboogjes. Boven den ingang in den zuidvleugel een steen met wapenschilden en: 1538. De in 1807 gedempte grachten zijn in 1904 weer uitgegraven. Inwendig: over het onderhuis van den zuidvleugel gewelven met breede platte ribben op achtkante pijlers. In den zuidwestelijken toren een laat-Gothische schouw met wapens en monogrammen. | |
[pagina 9]
| |
Hiernaast vertrekken met gebrandschilderde ruiten (XVIIA), balkenzolderingen (XVI) en overblijfselen van muurschilderingen (XVII). In den zuidoostelijken hoektoren twee riblooze straalgewelven. In het vertrek hiernaast een schouw (XVIa). In den noordoostelijken hoektoren een ribgewelf op koppen, en hierboven een netgewelf. In de vertrekken ten W. hiervan laat-Gothische schouwen met wapenschilden.
Het Koninklijk Paleis Het Loo, gebouwd XVIId (onder de kroonlijst van het hoofdgebouw: 1686) door den architect Jacob Romans naar plannen, althans wat het decoratieve betreft, van Daniël Marot, en herhaaldelijk verbouwd, het laatst van 1911-1914 onder leiding van den Rijksbouwmeester C.H. Peters), is een geheel gewit gebouw, bestaande uit een hoofdpartij met twee ongeveer vierkante hoekpaviljoenen (alles verhoogd 1911-1914) waartegen wederom aan elken kant een paviljoen en een zijvleugel (geheel verbouwd, vooral de oostelijke) aangebouwd zijn. De gevels van den ouden bouw hebben alle een indeeling door pilasters. Vóór het hek twee zandsteenen vazen, Lodewijk XIV, afkomstig uit Loenen. Op het achterbordes twee marmeren vazen naar ontwerp van Marot. Inwendig: groote trap met gesneden leuning (1693, door Marot, het decoratieve schilderwerk hersteld en grootendeels vernieuwd door W.A. Fabri); audientiezaal naar ontwerp van Marot, met heroïsche landschappen door Joh. Glauber en Gerard de Lairesse, en met haardplaat (XVIId); kleine eetzaal met plafond door Marot, nis met twee allegorische figuren in stucwerk en marmeren schoorsteen met krijgsattributen. Verschillende vertrekken in het oude deel hebben gesneden deuromlijstingen. In de rookkamer: portretten van Peter den Groote, Hendrik Casimir I (door W. de Geest), Hendrik Casimir II (twee borstbeelden, een ten voeten uit), koning-stadhouder Willem III in | |
[pagina 10]
| |
statiegewaad der orde van den Kouseband, Frederik Hendrik te paard met een beleg op den achtergrond (door H. Paex). Schilderij van de rijschool van Willem V te Nijmegen. In den salon naast de rookkamer: portretten van de prinsen Philips Willem en Frederik Hendrik, vorst Frederik Wilhelm van Nassau-Weilburg en prins August Wilhelm van Pruisen. Verder: twee polychrome Delftsche platen (XVIIIa), zeven Italiaansche Fayence-schotels, een schoteltje in den trant van Palissy, eenig Chineesch porselein. In de kamer naast de kleine eetzaal: portretten van Willem IV (door Aved), Willem V, en van koning Willem I en prins George Frederik tezamen (door J.F.A. Tischbein.) In de antichambre van de kleine eetzaal: een wandtapijt (XVIId) en portretten van Willem III en zijn gemalin Maria Stuart in statiegewaad (afkomstig van het huis te Meteren). Profiel-portret van René van Chalons (1542). Schilderijen: vertrek van koning Karel II naar Engeland uit Scheveningen (door H. de Meyer), Willem III op jacht (door A.C. Beeldemaker). In den ouden theesalon: ebbenhouten kast (XVIIb) met geschilderde paneelen (door Fr. Francken) en zilverbeslag, en met goudborduursel op de laden; tafel, spiegel en twee guéridons, met zilver belegd (afkomstig uit het huis Honselaarsdijk); twee tafelklokken (XVIId); koperen bolkroon (XVII). Portretten van prins Maurits, Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Schilderijen: Frederik Hendrik bij het beleg van Breda (door A. Cuyp), gezicht op Dordrecht (door J. van Goyen), Willem III op de hertenjacht (door D. Maes). In het Groothertoginnekwartier: ebbenhouten buffet, ingelegd met ivoor en parelmoer, dito schaaktafel (XVIIA), tafelkleed (XVIIb), schrijftafelgarnituur Empire. In den groenen salon: ingelegde tafel (XVIIB), Italiaansche | |
[pagina 11]
| |
spiegel (XVIIIc). Portretten van Willem III en Maria II Stuart in statiegewaad, van Maria II Stuart zittende (door Casp. Netscher), van Sophie Hedwig van Nassau-Dietz (door W. de Geest). In de antichambre naast de groote eetzaal: z.g. ‘kast van Tromp’ met schildpad opgelegd (XVIIc) en met schilderingen achter glas. Portretten van Willem Ven zijne gemalin (Engelsche school), Willem II als kroonprins, hertog Bernhard van Weimar (door J.W. Pieneman), Willem II te paard (door J.B. van der Hulst), George Frederik van Nassau-Oranje (pastel), Karel Willem Ferdinand van Brunswijk, groep der drie kinderen van Willem V (door J.F.A. Tischbein). Schilderij: verwelkoming van Willem I ten huize van graaf van Limburg Stirum. Naast de groote eetzaal een eikenhouten trap met gesneden leuning (XVIId) In het Pruisische kwartier: geschilderd plafond, twee Vlaamsche wandtapijten (XVII, gerestaureerd, afkomstig uit een huis naast het Paleis te 's-Gravenhage). Portretten van George Frederik van Nassau-Oranje, prins Frederik der Nederlanden en Willem Bentinck, eersten graaf van Portland. Op een zolder: portretten van Hendrik Casimir II met gemalin en vier kinderen (door Const. Netscher?), prinses Frederica Louise Wilhelmina (door J.F.A. Tischbein), Amalia van Solms in weduwegewaad, Maria II Stuart, Maria Louise van Nassau-Dietz, Willem IV (door B. Accama), Johann Georg II van Anhalt (door G. Honthorst), Jan van Nassau-Siegen met gemalin en vier kinderen (oude copie in dekverf naar den grooten Anton van Dijck te Panshanger), kop van prins Willem I met mutsje. Verder worden in het Paleis bewaard: gegraveerde zilveren lepel (1689), aan Willem III aangeboden door de schutters van Amsterdam, kleine agaten coupe met zilverbeslag (XVI), gedreven zilveren ananasbokaal (XVII a, meesterteeken van Georg Koler te Neurenburg), mes en vork in leeren foedraal (: 1750). | |
[pagina 12]
| |
De Paleiskapel, in het oostelijk paviljoen, heeft een stucplafond, heerengestoelte met betimmering, preekstoel, orgelbalustrade met het wapen van den Koning-Stadhouder Willem III (alles XVIId), orgel en twee deuromlijstingen (XVIIId), een aantal stoelen (XIXa). Eenige der particuliere vertrekken van H.M. de Koningin en Z.K.H. den Prins der Nederlanden zijn in dezen inventaris niet beschreven.
Van den tuinaanleg in den trant van Lenôtre, in 1795 vernield, zijn nog eenige waterwerken, twee marmeren vazen, en eenige fragmenten van beelden (XVII B) over. |
|