Vooys. Jaargang 35
(2017)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |||||||
In de kast
| |||||||
[pagina 87]
| |||||||
overleden kinderen heen verweefde: de thematiek van het lichaam.Ga naar voetnoot1 Illustratie: Vince Trommel
De relatie tussen Willem en Katharina Wilhelmina kende een opmerkelijke start: hij was haar twintig jaar oudere docent Italiaans en was nog getrouwd met zijn eerste vrouw Catharina Rebecca toen Katharina Wilhelmina al zwanger raakte. (Honings en Van Zonneveld 2013: 159-160) Ze weken samen uit naar Berlijn om Catharina Rebecca te ontlopen, waar Katharina Wilhelmina van hun eerste kind beviel: zoon Julius Willem. (Honings en Van Zonneveld 2013: 158-159) Ze kregen echter veel tegenslagen te verduren tijdens hun huwelijk: van de acht kinderen die ze samen kregen, overleden er zes op kinderleeftijd, en vervolgens overleed tot overmaat van ramp Julius Willem op twintigjarige leeftijd op een schip aan de kust van Java. (Honings en Van Zonneveld 2013: 198, 264-265, 380; Schenkeveld-Van der Dussen 1997: 777) Bilderdijk-Schweickhardt schreef over het overlijden van haar zeven kinderen vele gedichten, die allemaal zijn opgenomen in de reeks gelegenheidsdichten in het derde deel van de bundel De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk (3 delen) (1859-1860), postuum uitgegeven door biograaf Isaäc da Costa (1798-1860). De gedichten zijn schrijnende, gevoelige rouwklachten, waarin de protagoniste woorden voor haar verdriet probeert te vinden. Het is een misvatting om te denken dat door de alomtegenwoordigheid van kindersterfte in de achttiende eeuw het fenomeen als | |||||||
[pagina 88]
| |||||||
normaler gezien werd. Kindersterfte bezorgde ook toen ouders exceptionele pijn, en dit merk je als lezer in de poëzie van Vrouwe Bilderdijk. Het viel mij op dat ze in haar rouwpoëzie een grote hoeveelheid lichamelijke elementen gebruikt. In het gedicht ‘Het afsterven van ons jongste dochtertjen’ schrijft ze: Ach, de avond keerde weêr, en ik, ontzind van smart,
als of ik 't gapend graf zijn prooitjen mocht ontrukken,
(ô Mocht ik ‘t, riep de hoop in 't moederlijke hart)
bleef 't eindloos aan de borst, aan teedre lippen drukken. (Bilderdijk-Schweickhardt
1860: 235)
In bovenstaand voorbeeld benadrukt ze hoe graag ze haar kind aan haar borst en lippen zou drukken en plaatst ze haar hoop dat het kind toch leeft in haar ‘moederlijke hart’. Op andere plekken in het gedicht schreeuwen haar ingewanden, beschrijft ze het met engelenglans omhuld gelaat van haar dochter, beveelt ze zich in Gods handen, leest ze de stervenspijn in een starend oog, ziet ze haar dochter baden in doodszweet, ziet ze een kalme rust van haar dochters voorhoofd stralen en een tedere lach rondom de loodblauw geworden mond. En vlak voor de dochter de laatste adem uitblaast, glijdt haar handje nog langs de lippen van de moeder. ‘Achter de poëzie gaat een kunstenares schuil die zich wapende met beelden. Een poëet die met haar hele lichaam schreef.’ In nagenoeg alle rouwgedichten van Bilderdijk-Schweickhardt ligt een nadruk op lichamelijkheid, met een grote voorkeur voor het hart, dat ik in verschillende varianten (moederhart, ouderhart et cetera) al meer dan vijftig keer ben tegengekomen. Door het focussen op al die lichaamsbeelden, begint de pijn die ze beschrijft overal in je lichaam te leven. Ik kon ineens beter begrijpen hoe alomtegenwoordig en ondraaglijk die pijn moet zijn geweest. Haar voorkeur voor de metafoor van het hart is het duidelijkst te zien in het gedicht dat zij voor ene Daniel Francois schrijft. Wanneer deze zijn pasgeboren zoon naar Julius Willem vernoemt en ze daarover dicht, koppelt ze de naam Julius aan het kloppen van haar eigen hart. ‘JULIUS! Hoe klopt my 't harte by dien naam, my eindloos zoet! JULIUS, gy zijt me ontnomen; ach dees tranen mogen stroomen, daar u 't hart in hulde doet.’ (Bilderdijk-Schweickhardt 1860: 322) De naam Julius wordt zo'n zes keer ritmisch in het gedicht herhaald, soms ook op het rijmwoord, zodra ze over haar eigen hart schrijft. Daardoor gaat de repetitie van de naam ook daadwerkelijk als een kloppend hart functioneren, een sterk staaltje iconiciteit! Hoewel Bilderdijk-Schweickhardt doorgaans kan worden gekarakteriseerd als iemand met conservatieve denkbeelden, laat haar rouwpoëzie toch ook een progressieve kant van haar zien. Wanneer zij dicht over haar zoontje dat binnen tien maanden na geboorte overleed, schrijft ze: | |||||||
[pagina 89]
| |||||||
Laat af, ô laat my luidkeels weenen!
Laat af, opdat ik lucht voor 't stikkend harte vind'!
Wat schoolt ge, ô wreedaarts, om my henen!
Zaagt ge ooit een Moeder kalm, by 't lijkjen van haar kind?
(...)
Neen, stoort de tranen niet, die 't lijkjen toebehoren:
Zy zijn der smart gewijd, verschuldigd aan mijn bloed.
Wat moederhart heeft ooit een lieve Telg verloren,
En vond de vrije traan niet onuitspreeklijk zoet!
(...)
Wie zal den tranen perken stellen
By 't hartverscheurend lijk van zulk een minlijk kind?
ô Weg! - Uw troost is hartenkwellen!
Gy voelt niet welk een band my aan dien Engel bindt. (Bilderdijk-Schweickhardt
1860: 199)
Ze laat duidelijk merken dat ze zich niet schaamt voor haar hevige expressie van rouw, hoewel ze hier klaarblijkelijk ook wel commentaar op kreeg. Ze noemt haar critici ‘wreedaarts’, en betoogt dat het kind (interessant genoeg gerepresenteerd door een dood lichaam, ‘lijkjen’) recht heeft op die tranen; ze is het als moeder aan hem verschuldigd. Sterker nog, ze benadrukt de individuele band tussen moeder en kind (‘Engel’) juist ook om critici buiten te sluiten. Mensen die proberen te troosten door ‘den tranen perken [te] stellen’ zullen nooit begrijpen wat zij doormaakt. In een cultuur waarin vrouw-zijn werd geassocieerd met zwakte (emotie), en de man de taak had om zijn vrouw tot orde te houden (ratio), is het verwonderlijk dat Bilderdijk-Schweickhardt hier juist een vorm van individualiteit van de moeder beschrijft, omdat ze daarmee actief ingaat tegen het idee dat het fout is als een moeder excessieve emotie laat zien. Hoewel haar conservatievere teksten stellen dat vrouwen in dienst moeten staan van de man, laat ze hier dat idee varen. Een vrouw moet ook kunnen huilen en rouwen om een kind. Er zijn zelfs gedichten waarin ze juist haar man oproept méé te rouwen, zodat ze samen de pijn kunnen verwerken. Doordat de lichaamsbeelden haar emotie zo begrijpelijk maken, kan je je als lezer automatisch beter inleven in haar andere standpunt: haar activistische gevecht voor actieve en openbare rouwbeleving. Daar kan je alleen maar in meegaan als je kan voelen wat zij voelde, en die lichaamsthematiek bereikt dat, regelmatig op stilistisch erg vernuftige manieren. Het is lastig om de poëzie van Bilderdijk-Schweikhardt los te koppelen van haar man, haar christelijke ideeën en haar tijdgebonden succes in de kinderliteratuur. Maar toen ik die kennis naar de achtergrond schoof, viel me ineens op hoe begaafd ze was in het verwerken van thema's in haar werk; naast lichaamsthematiek zijn bijvoorbeeld ook de natuurthema's een analyse op zich waard.Ga naar voetnoot2 Zelfs als Bilderdijk-Schweickhardt | |||||||
[pagina 90]
| |||||||
het plekje in de schaduw van haar man wel goed vertoeven vindt, dan alsnog is het de moeite waard om daar eens de spotlight op te richten. Achter de poëzie gaat een kunstenares schuil die zich wapende met beelden. Een poëet die met haar hele lichaam schreef. Deze vrouw die, al voor ze volwassen geworden was, treurspelen en aquarel-schilderingen maakte, heeft haar artistieke talent gelukkig ook verwerkt in tal van gelegenheidsdichten, en deze zijn tot op de dag van vandaag inspirerend; zowel voor lezers, als dichters, als ouders, als kinderen. | |||||||
Literatuur
|
|