[Nummer 1+2]
Redactioneel
‘Mijn lichaam loopt gevaar de karikatuur van mijn geest te worden’, schreef de Duitse dichter Rainer Maria Rilke in een brief aan Lou Andreas-Salomé. ‘Ik draag het als een dode last met me mee.’ Het is een van de eerste clichébeelden die opdoemt als we aan schrijvers, denkers of wetenschappers denken. Immer peinzend, de wenkbrauwen gefronst, wallen onder de ogen van het slaaptekort, het haar verwilderd, de rug voorovergebogen, schouders neerhangend, de nek geknakt als een winterklokje, de ogen gericht op allerhande geschriften of starend in het niets. Lezen, peinzen, schrijven.
Als we denken over denken, praten over denken en schrijven over denken - oftewel: studeren, wetenschap bedrijven of een Vooys tot stand brengen - dreigt het lichaam in dat proces nogal eens het ondergeschoven kindje te worden. De hoogste tijd, zo vond de redactie, om daar eens verandering in te brengen. In een dubbelnummer met het thema ‘het lichaam’ geven we het lichaam eens alle ruimte en aandacht die het verdient. In plaats van het lichaam te zien als een belemmering die met zijn gezeur om slaap, voedsel, water of affectie kostbare tijd van het denken opslokt, omarmen we het lichaam in al zijn facetten. Is het lichaam immers niet een eerste voorwaarde voor die geestelijke arbeid? Zoals Gerrit Achterberg dichtte: ‘Stemmen, die in mijn bloed beginnen,// maken zich er uit los// om in de dunne zenuwen te zingen.’
Hoe stem, bloed en zenuwen zich tot elkaar verhouden, vraagt ook promovendus Arne Vanraes zich af. Met behulp van affecttheorie bestudeert hij de relatie tussen de taal en de lijfelijke indrukken van de schrijver. Anders gezegd: hoe wordt een schrijver nu eigenlijk tot schrijven bewogen? Vanraes bestudeert de energetische schrijfhandeling en bepleit dat het lichaam meer is dan louter vlees en bloed; het is ook een relationeel veld dat altijd in beweging is en in relatie staat tot zijn omgeving. De zaak blijkt gecompliceerder te liggen dan het simpele eenrichtingsverkeer van bloed naar zenuwen dat Achterberg beschreef. Het lichaam is zowel beweger als bewogene in het wordingsproces van een tekst, volgens Vanraes. Het creatieve continuüm van lichaam, wereld en schrijfsel analyseert hij verder door de bestudering van het notitieboek - een voorwerp dat velen bezitten, maar slechts weinigen bestuderen. Het is juist daar dat de vroege dynamiek en materiële dimensies van het schrijven als handeling nader bestudeerd kunnen worden.
Maar niet alleen de schrijver, ook de lezer is onvermijdelijk onderhevig aan lichamelijke ervaringen. Probeer eens na te gaan wat uw lichaam u al verteld heeft in de tijd dat u deze tekst las. Knorde uw maag misschien? Kramp in de kuit? Heeft u wellicht een geeuw niet kunnen onderdrukken? Of ging u juist volledig in de tekst op, vergat u dat u een lichaam bezat en stopte de wereld even met draaien? Die laatste ervaring is wat in de empirische literatuurwetenschap wel aangeduid wordt als een ‘absorberende leeservaring’. Moniek Kuijpers doet aan het Max Planck Institute of Empirical