Vooys. Jaargang 34
(2016)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
Verstand van zaken
| |
[pagina 119]
| |
Illustratie: Vince Trommel
werk van een groep boekenmarktonderzoekers uit West- en Oost-Europa.Ga naar voetnoot3 Zij maken onderscheid tussen vier groepen van auteurs op de literaire markt, met sterk uiteenlopende kansen om internationaal door te breken. | |
Buitenlandse collega'sSinds er een moderne boekenmarkt ontstond, hebben Nederlandstalige literaire auteurs al moeten optornen tegen hun buitenlandse collega's. Ze werden uitgegeven in boekenuitgeverijfondsen die opereerden als een ‘gemengd bedrijf’: Nederlandstalige titels verschenen naast vertaalde werken, literaire fictie vaak naast niet-literaire fictie en non-fictie. Met de zogenoemde interne subsidiëring financierden de bedrijven verliesgevende, maar cultureel prestigieuze uitgaven met de winst van meer commerciële uitgaven voor een breed publiek. In het traditionele verdienmodel (om dat onromantische woord maar eens te gebruiken) probeerden uitgevers om auteurs voor lange tijd aan zich te binden. Nogal eens lokten ze nieuwe talenten met het opbouwen van deelfondsen van prestigieuze buitenlandse auteurs, zoals Nobelprijswinnaars. Dit was de aanpak van onder meer De Arbeiderspers in de jaren zestig en van Querido en Meulenhoff in de jaren zeventig.Ga naar voetnoot4 Anders dan bij het werk van hun Nederlandstalige auteurs, konden de uitgevers uit de oeuvres van buitenlandse auteurs wat selectiever kiezen. Zoals minister Joseph Luns al zei, heeft het kleine Nederland erg veel buitenland. Ook op uitgeverijgebied. Als je dan uit dat grote buitenlandse aanbod goed koos (en geluk had), leverden die buitenlandse boeken een economische kurk in je | |
[pagina 120]
| |
fondsexploitatie waarop je jarenlang kon drijven. Denk aan de Zwitser Ernst Zahn in het oude Wereldbibliotheekfonds, of García Màrquez in het fonds van Meulenhoff, J.K. Rowling voor De Harmonie, Isabel Allende voor de Wereldbibliotheek, Marianne Fredriksson voor De Geus. Hier waren de buitenlandse succesauteurs niet alleen concurrenten voor de Nederlandstalige schrijvers en schijfsters, maar maakten ze ook de uitgaven mogelijk van nieuw werk van Nederlandstalige debutanten. Sinds de jaren tachtig hebben uitgevers geprobeerd om hun werk van eigen bodem ook over de grens te slijten, met steun van de gesubsidieerde Stichting voor Vertalingen, het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds en het Nederlands Letterenfonds. Bij een klein aantal lukte dat goed, zoals Cees Nooteboom, Harry Mulisch, Hella Haasse, Arnon Grunberg en Maarten 't Hart.Ga naar voetnoot5 Maar de meeste Nederlandstalige auteurs zitten gevangen binnen hun eigen kleine taalgebied, en daaruit ontsnappen via vertalingen lukt maar weinigen. Die ongelijke verhoudingen tussen uiteenlopende taalgebieden heeft de laatste jaren aandacht gekregen van Nederlandse en Franse onderzoekers.Ga naar voetnoot6 In de internationale (niet-)uitwisseling van literatuur is het Engels enorm dominant. Daarnaast is er weinig verband tussen het aantal sprekers in een taalgebied en de mogelijkheid voor de literatuur ervan om internationaal door te breken. Boeken uit een enorm taalgebied als het Mandarijn (circa één miljard sprekers) worden nauwelijks vertaald, terwijl bijvoorbeeld een kleine taal als het Deens hoog op de ranglijst staat van meest vertaalde literaturen.Ga naar voetnoot7 In dat selectieproces van welke titels een internationaal publiek bereiken, spelen smaakvoorkeuren van uitgeverijredacteuren in de culturele metropolen een sleutelrol. Pascale Casanova heeft in haar La republique mondiale des lettres (2008) gewezen op het belang van de culturele hubs (Parijs, Londen en New York) als draaischijf voor het bekendmaken van literaire auteurs over de grens van hun thuisland. Een studiegroep rond de Oostenrijkse boekenmarkt-onderzoeker Rüdiger Wischenbart deed in het verlengde hiervan interessant onderzoek naar de uitwisseling van fictieboeken tussen West- en Oost-Europese landen. Ze onderzocht de wederwaardigheden van circa tweehonderd spraakmakende literaire auteurs in een selectie van veertien landen/taalgebieden in Oost en West. Engelstalige auteurs bleken in de bestsellerlijsten dominant (ze namen één derde deel van de plaatsen in), maar verre van almachtig. Ook Franse, Duitse en Scandinavische auteurs gingen vaak de | |
[pagina 121]
| |
grens over. De stroom van West naar Oost was veel groter dan van Oost naar West. Zo ook die van Noord- naar Zuid-Europa vergeleken met de omgekeerde richting. Na de val van de muur werd Oost-Europa overstroomd met uit het Engels vertaalde literatuur. Auteurs die elders in Europa doorbraken, werden vaak geholpen door het winnen van een grote prijs (bijvoorbeeld de Man Booker Prize, zie verderop enkele voorbeelden). Al was dat niet altijd een garantie voor succes. Interessant is het onderscheid dat Wischenbart cum suis maken tussen vier groepen auteurs op de internationale literaire markt. Ze spreken van een kopgroep van de cultural residents, van een groep cultural migrants, ze onderscheiden een middle class en wijzen ten slotte een vierde groep aan van lokale auteurs die maar zelden elders doorbreken. De cultural residents vinden ze in de oudere generatie (geboren vóór 1950) die (vaak via bekende prijzen zoals de Nobelprijs, Booker Prize, Prix Goncourt en dergelijke) met een groot oeuvre overal zichtbaar is.Ga naar voetnoot8 Hun nieuwe titels worden internationaal vrijwel meteen vertaald. De tweede groep, de cultural migrants, telt auteurs uit een jongere generatie die minder sterk aan één taalgebied gebonden zijn en soms in een andere taal dan hun oorspronkelijke zijn gaan schrijven. Ze zijn vaak bekend geworden na het winnen van een belangrijke prijs en kozen nogal eens domicilie in een ander land dan hun geboorteland.Ga naar voetnoot9 Ten derde wijzen Wischenbart cum suis een middenklasse aan van auteurs van wie enkele titels vertaald worden, maar niet heel veel. De groep van lokale auteurs ten slotte, moet het hebben van de thuismarkt waaruit ze moeilijk ontsnapt. In hun bespreking van trends in de internationale uitgeverijwereld constateren de onderzoekers dat de grote concerns (Random House/Bertelsmann, Hachette Livre) wel machtig zijn, maar niet zo oppermachtig dat kleinere, onafhankelijke uitgevers geen rol meer spelen. Dat geldt ook voor de literair agenten. Wischenbart cum suis stellen wel vast dat de uitgeefmarkt steeds vluchtiger wordt. Uitgevers worden voorzichtiger met het langdurig opbouwen van binnenlandse oeuvres en kiezen nòg selectiever uit het buitenlandse aanbod. De traditionele wijze van reputatie-opbouw door gezaghebbende critici verliest terrein; de meningen van amateurs en niet-deskundige figuren uit de wereld van amusement en sport alsook die van het gewone publiek (geuit via sociale media) worden belangrijker. | |
Gevolgen voor Nederlandse auteursDe mogelijkheden voor Nederlandstalige auteurs om uit het eigen taalgebied te ontsnappen, zullen naar mijn idee ook in de toekomst beperkt blijven. Ook het aantal Nederlandstaligen in Wischenbarts Europese middle class en zeker die onder de gevestigde cultural residents zal nooit heel hoog zijn; dat zijn dan de opvolgers van het vijftal dat | |
[pagina 122]
| |
Wilterdink onderscheidde. Alle kandidaten voor deze selecties zouden sowieso onder de vleugels van een uitgeverijfonds een oeuvre moeten opbouwen. Dit roept de vraag op of het verdienmodel voor de boekenuitgever in Nederland en Vlaanderen dit nog mogelijk maakt: voor eigen rekening en risico in een breed fonds Nederlandstalige en vertaalde auteurs onder één dak langlopend exploiteren. Kan de hedendaagse uitgever nog wachten op het succes van een auteur wanneer diens eerste titels verliesgevend zijn? Is de uitgever bereid en in staat om auteurs te laten rijpen? In de huidige situatie lijken de kurken waarop de uitgeverij drijft steeds kleiner te worden. Dit roept ook vragen op over de vooruitzichten van initiatieven als Das Mag. Het is sympathiek dat veel individuele crowdfunders geld hebben aangedragen, maar leidt dit tot een fonds dat de eigen broek kan ophouden, ook als direct succes uitblijft? Je moet een fonds opbouwen dat breed genoeg is om een reeks succestitels te herbergen en je moet het geduld (en de financiële reserves) hebben om auteurs op te kweken tot ineens die succestitel alle investeringen in eerdere, minder goed lopende titels (van deze of van andere auteurs) goedmaakt. Lisa Kuitert vermeldde al de afstoting door het Weekbladpers-concern van een aantal gerenommeerde literaire uitgeverijen als Querido, De Arbeiderspers, Nijgh & Van Ditmar en Athenaeum-Polak & Van Gennep. Deze uitkoop is door de nieuwe eigenaars uitgelegd als een terugkeer naar de (beperkte) schaalgrootte die past bij het uitgeven van literatuur. Je kunt in deze ontvlechting ook een signaal zien dat het commerciële bedrijfsleven uit de grotemensenwereld geen serieus rendement meer ziet in de exploitatie van grote Nederlandstalige auteurs uit oudere generaties. Zulke uitkopen werden mede gefinancierd door de geldschieters die Kuitert ook al noemt (zoals Marcel Boekhoorn, Derk Haank, Derk Sauer en Boudewijn Poelmann). Het uitgeven van literaire boeken wordt dan culturele filantropie, in de ANBI-sfeer. De literaire auteur gaat lijken op een bedreigde diersoort, in hetzelfde domein als de componist van ‘moeilijke’ serieuze muziek, de experimentele dans en mime, de experimentele beeldende kunst: allemaal lastig verkoopbaar op een particuliere markt. Het is de vraag of je daar gelukkig mee moet zijn, en of dit op termijn gunstig is voor het Nederlandstalige literaire boek. Dat boek moet sowieso om aandacht vechten bij een generatie van Millennials die al flink op weg lijkt van ‘moeilijke’ tekst naar beeld en het over alle kunstdisciplines ontwend raakt om te betalen voor content. Maar: there is no such thing as a free lunch. Nu betalen in feite uitgeverijmedewerkers en auteurs een deel van de som die in het verleden door de kopers werd opgebracht, simpelweg door af te zien van een redelijke beloning. Beginnende auteurs (en uitgevers) moeten echter wel duurzaam een boterham kunnen verdienen, anders kiezen weinigen nog een creatief beroep. Dat verdienen werd al niet makkelijker met doorbraak van het digitale product zowel in de wereld van de film, de muziek als de tekst. Massaal illegaal downloaden, doorgeven van niet-betaalde content op cd, later usb: zowel de muziekindustrie, de filmindustrie als de boekenuitgeverij kreeg er veel last van. De consumenten leken steeds minder bereid om een reële prijs voor cultuurproducten te betalen nu het zo in | |
[pagina 123]
| |
overvloed goedkoop of helemaal gratis te verkrijgen is. De komst van legale, betaalde streaming-diensten zoals Spotify of Netflix haalde het gebruik weliswaar uit de sfeer van wetsovertreding maar maakte het product weer zo enorm veel goedkoper dat gebruikers zich gaan afvragen waarom ze die oude, ‘hoge’ prijs nog zouden betalen. Voor de boekenuitgeverij is hier weer een positief geluid, namelijk dat de bedreiging van de exploitatie van het papieren boek door het e-book lijkt mee te vallen. Anders dan in de Verenigde Staten is de Europese lezer minder geporteerd voor e-books, maar helemaal stil staat deze ontwikkeling niet. Ook in het Nederlands taalgebied wordt geëxperimenteerd met Spotify-achtige initiatieven: e-books voor een vaste prijs per maand, voorlopig nog met een beperkt, vooral niet-literair titelaanbod.Ga naar voetnoot10 Een andere trend is dat Nederlandse en Vlaamse jongeren, ook buiten het hoger onderwijs, steeds meer en steeds vroeger Engelstalige literatuur lezen. De inkomsten hieruit gaan voorbij aan de neus van de Nederlands(talige) uitgevers. Bovendien zijn in het Engelse taalgebied Spotify-achtige formules al veel verder ontwikkeld dan bij ons.Ga naar voetnoot11 Dit lijkt me op termijn wèl een bedreiging voor de uitgevers in de Lage Landen. De vraag rijst of de ontwikkeling van boekenmarkten in kleine respectievelijk grote taalgebieden gaat uiteenlopen. Hebben de literaire lezersgroepen in kleine taalgebieden in Nederland/Vlaanderen of de Scandinavische landen wel voldoende kritische massa (anders dan in Duitsland, Frankrijk of het Engelse taalgebied) om aan literaire uitgevers een werkbaar verdienmodel te bezorgen? Met andere woorden: blijven er voldoende lezers (of institutionele kopers: bibliotheken) bereid om een min of meer marktconforme prijs te betalen voor literaire boeken die een rendabele exploitatie van een uitgeverijfonds met ‘moeilijke’ boeken mogelijk maakt. Biedt dit voldoende toekomst voor ambitieuze Nederlandstalige literatuur? | |
BesluitTen slotte geeft Wischenbarts onderzoek nog stof tot nadenken inzake de toekomstige invloed van de cultural migrants. We kenden al het verschijnsel dat auteurs met (ouders met) niet-Nederlandse roots als Moses Isegawa, Hafid Bouazza, Abdelkader Benali en Kader Abdolah de definitie van ‘Nederlandstalige literatuur’ oprekten. Een nieuw verschijnsel is dat onze samenlevingen zelf steeds meer tweetalig worden: het Engels wordt in veel landen dominanter. De uitoefening van veel beroepen, zeker in de hoofdarbeid, gebeurt feitelijk in een tweetalige omgeving. Het Engels is nu al de voertaal in een groot deel van de wetenschapsbeoefening en de exportindustrie. Ook in de wereld van bestuur en beleid alsook van de kunst rukt het Engels op. Het hoger onderwijs wordt in snel tempo Engelstalig, of is dit vaak al. Als een steeds groter deel van de ontwikkelde Vlamingen/Nederlanders in een tweetalig universum leeft, op het werk, in de studie en steeds meer thuis in een half of geheel Engelstalig universum leeft, | |
[pagina 124]
| |
heeft dat gevolgen voor de productie van teksten, en ook van literatuur. Dit roept de vraag op wat Nederlandse of Vlaamse literatuur dan is: is dat literatuur die over Nederland/Vlaanderen gaat, geschreven door mensen met een dergelijk paspoort, aldaar woonachtig, Nederlands/Vlaamse thema's betreffend en (ultiem) per se in het Nederlands? We zagen onlangs het voorbeeld van de Twentse Marieke Nijkamp, die studeerde in Groningen en Gent maar voor haar fictiedebuut This is where it ends (2016) de Nederlandstalige uitgeverij helemaal oversloeg en nu op de bestsellerlijst van The New York Times staat. Voor zulke auteurs is de stap kennelijk niet meer heel groot om in het Engels te gaan schrijven. Als dit breder navolging krijgt, wie gaat die teksten dan uitgeven? Zullen Nederlandse/Vlaamse uitgevers daarin dan een rol spelen? Dat zou de boekenuitgeverij pas echt internationaal maken. |
|