dere lesuren, konden ze het boek pakken en verder lezen. In het derde en vierde leerjaar liet de collega de hele klas minimaal één keer per jaar hetzelfde boek lezen, waarna er in een kringgesprek met elkaar over werd gepraat. Ze stimuleerde de leerlingen ook echt om hun gevoelens en gedachten over het boek te uiten. Niets was gek of fout.
Een van de romans waarbij dit gebeurde, was Perenbomen bloeien wit van Gerbrand Bakker. De lerares las zelf het eerste hoofdstuk voor en daarna mochten de leerlingen in eigen tempo verder lezen. Na afloop kregen ze een boekentoets, die uitvoerig nabesproken werd. Het ging dan erg over de inleving in de problematiek en vooral ook over het einde, dat open is. De grote vraag was dan: heeft de hoofdpersoon zelfmoord gepleegd of was het toch een ongeluk? En waarom is het laatste hoofdstuk geschreven vanuit het oogpunt van de hond (een Jack Russell, genaamd Daan)?
De school was en is traditioneel, dus moest er bij voorkeur klassikaal en frontaal lesgegeven worden.
Verder kozen de leerlingen een boek uit de kist van de onvolprezen bibliotheek. De docente was nauw betrokken bij de keuze van de boeken voor de leenkist. Een lesuur per week werd in de klas stil gelezen. Gewoon aan het tafeltje, zittend in de vensterbank, of op de grond met kussens: het deed er niet toe, als ze maar lazen. Dit was vooruitstrevend en werd met argusogen bekeken door de directie - maar het was een succes! De school was en is traditioneel, dus moest er bij voorkeur klassikaal en frontaal lesgegeven worden. In de ogen van de directie zou het kunnen dat deze vrijere lesvorm andere collega's op ideeën bracht en er chaos zou ontstaan. De een heeft nu eenmaal een beter overwicht op een klas dan de ander.
De docente was steeds actief om weer nieuwe initiatieven te ontplooien en liet zich niet zo snel ontmoedigen. Ze zat in de jury van de Dioraphte Jongeren Literatuurprijs, waardoor ze goed op hoogte bleef van de nieuwste ‘technieken’ om leerlingen interesse in lezen te geven. Zo kwamen diverse aansprekende schrijvers, zoals Simone van der Vlugt en Vincent Bijlo, naar school om over hun werk te vertellen en vragen te beantwoorden. Voorafgaand aan dit bezoek werd minstens één boek van de betreffende schrijver gelezen. Ook konden tegen een lage prijs één of meerdere boeken van de schrijver aangeschaft worden. Van deze mogelijkheid werd grif gebruik gemaakt. De auteurs verzekerden na afloop dat ze inderdaad merkten dat de leerlingen werk van ze gelezen hadden en dat ze er goed over konden praten en discussiëren.
Op de leeslijst mocht eigenlijk van alles staan, als het maar enig niveau had, gevarieerd en Nederlands was. Van Kees de Jongen tot literaire thrillers. Qua niveau voor de leeslijst mochten de jeugdboeken van bijvoorbeeld Carry Slee niet (en vergelijkbare titels van andere schrijvers van dat niveau) en ook niet meer dan één literaire thriller. Meer dan één boek van dezelfde schrijver mocht ook niet, tenzij ze een trilogie gelezen hadden. Die drie boeken telden dan als twee titels.
De collega las graag gedichten. Ze deelde bundels gedichten uit en de leerlingen mochten daaruit een gedicht kiezen. Rond Gedichtendag stelde ze een schijnwerper