om het lijf heeft dan alleen ‘ellende’, lijkt erop te wijzen dat deze vraag bevestigend beantwoord moet worden.
De keuze om deze verzameling biografische schetsen te bundelen onder de titel Ellendige levens wordt verantwoord door de verwijzing naar de gelijknamige reeks schrijversportretten waaraan Peter van Zonneveld vanaf 1983 in De Gids was begonnen. De knipoog in die oorspronkelijke titel kan niemand zijn ontgaan, maar als serieus concept voor een aanvulling op de literatuurgeschiedenis van Van den Berg en Couttenier is Ellendige levens ongelukkig gekozen. In hun inleiding maken de redacteuren duidelijk, door een korte schets te geven van de ontwikkeling die de bestudering van de negentiende-eeuwse letterkunde na 1976 heeft doorgemaakt, dat het stereotiepe beeld van de negentiende eeuw sindsdien langzaam is afgebroken. In dat jaar hadden Marita Mathijsen, Peter van Zonneveld en Nop Maas elkaar gevonden in hun liefde voor de negentiende eeuw en besloten het documentatieblad De Negentiende Eeuw op te richten. Dit boek beoogt ook het beeld van de negentiende-eeuwse schrijver als een saaie, brave burgerman omver te werpen. Veel auteurs hebben ‘een enerverend leven’ geleid - wat om onduidelijke redenen met de Romantiek in verband wordt gebracht - en kregen te maken met ‘teleurstelling, miskenning, (liefdes)verdriet, verslaving, kindersterfte, zelfmoord’. Dat moge zo zijn, maar het gevaar dreigt dat het ene stereotype door het andere wordt vervangen: verandert de brave burgerman nu niet in een door noodlot en Weltschmerz bezochte tobber?
De twijfel die de inleiding kan wekken bij de lezer, wordt weggenomen bij lezing van de vele fraaie bijdragen in dit boek. Natuurlijk kan Ellendige levens niet het gemis aan biografische documentatie in Alles is taal geworden wegnemen - daarvoor bevat het toch echt te weinig biografieën van Vlaamse auteurs - maar het wekt door zijn beperking juist belangstelling naar een completer verzameling eigentijdse biografische schetsen. Eigentijdse biografieën - want van veel negentiende-eeuwse schrijvers verschenen geruime tijd vóór het keerpunt 1976 ouderwets goed gedocumenteerde studies, waarin leven en werk in samenhang werden bestudeerd. De moderne literatuurwetenschap heeft die samenhang inmiddels ernstig geproblematiseerd, zodat het verklaarbaar is waarom biografisch onderzoek, tenminste naar ‘kleinere’ schrijvers, tegenwoordig als weinig urgent wordt beschouwd. Het onderzoek naar de letterkunde van de negentiende eeuw, zoals dat bijvoorbeeld wordt gepresenteerd in het documentatieblad De negentiende eeuw, is nu bij voorkeur interdisciplinair van aard. Sinds de ‘uitvinding’ van de negentiende eeuw door Peter van Zonneveld, Marita Mathijsen en Nop Maas, hebben literatuurwetenschappelijke paradigmawisselingen gezorgd voor een weinig consistente bestudering van de letterkunde van wat ooit ‘de vorige eeuw’ was. Men kan de bonte verscheidenheid aan publicaties van onderzoek vanuit verschillende invalshoeken die daarvan het gevolg is zeker waarderen, maar er blijkt ook een zekere onevenwichtigheid uit. Veel fundamenteel, documentair (archief)onderzoek blijft liggen als de aandacht nu eens door deze, dan weer door die actuele benadering wordt afgeleid.
De bijdragen in dit vriendenboek zijn prettig leesbaar en onderhoudend geschre-