Vooys. Jaargang 32
(2014)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||
Eline Peeters & Aurelie van 't Slot
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||
met commercieel aantrekkelijke, filmisch geschreven romans grote bekendheid verwierf, zowel in Nederland als daarbuiten. Met het verschijnen van de romans Het recht op terugkeer (2008) en VSV (2012) is De Winters engagement een constante geworden in zijn literaire werk. De auteur toonde zijn maatschappelijke betrokkenheid eerder ook al buiten zijn boeken. Vanaf 9/11 was De Winter steeds vaker in de media te zien, waarbij hij optrad als deskundige op het gebied van verschillende actuele problemen, gaande van de problematiek in de Gaza-strook tot de fundamenten van de Europese democratie. Volgens Thomas Vaessens, hoogleraar Nederlandse Letterkunde, markeert 9/11 een keerpunt in de Europese literatuur. Hij ziet de aanslagen op New York en Washington en het daaruit resulterende politieke klimaat in de westerse wereld als het einde van het relativistische denken dat gepaard gaat met het postmodernisme. (Van Dijk & Vaessens 2011) Door deze gebeurtenissen werden de waarden van het relativistische postmodernisme niet langer houdbaar bevonden, waardoor er een nieuw ontwikkeling zichtbaar werd. Vaessens onderzoekt deze ontwikkeling, het zogenaamde ‘laatpostmodernisme’, in zijn controversiële werk De revanche van de roman (2009). Hierin spreekt Vaessens over een ontwaarding van de literatuur in de naoorlogse periode waardoor de urgentie en het belang van de literatuur onder druk zijn komen te staan. Vaessens vraagt zich af of we de buitenwereld nog kunnen overtuigen van het belang van de roman, wanneer we vasthouden aan het elitaire standpunt van de autonomie: ‘Het idee van de autonomie van de “zuivere” literatuur is een luxe die een literatuur zich eigenlijk alleen kan veroorloven wanneer zij vanzelfsprekend in de belangstelling staat.’ (Vaessens 2009: 3) Autonome literatuur verheft zich volgens Vaessens boven het alledaagse, de actualiteit en de politiek. Doordat schrijvers zich terug hebben getrokken achter het dogma van de autonomie, is er niets terecht gekomen van de gedroomde heldenrol voor schrijvers in de naoorlogse literatuur. (Vaessens 2006) Vaessens merkt echter een tegenbeweging op. Laatpostmoderne auteurs willen uit ‘het verliteratuurde universum van de republiek der letteren’ (Vaessens 2009: 12) stappen en gaan in hun werk maatschappelijke betrokkenheid tonen. Daarnaast gaan ze op zoek naar een achterban. Na het afscheid van het postmodernisme staan laatpostmoderne auteurs in hun romans open voor de werkelijkheid en de actualiteit. Daarnaast beperken zij hun engagement niet tot de kaft van hun boeken, maar manifesteren zij zich uitgesproken in de media, waar zij een rol willen vervullen als publieke intellectueel. Voor een publieke intellectueel is niet alleen de literaire wereld het speelveld, maar ook de publieke ruimte. Vaessens noemt in zijn werk De Winter kort als een auteur die de werkelijkheid toe laat in zijn romans. Hij wordt echter niet geselecteerd als een van de belangrijke Nederlandse laatpostmoderne auteurs. Dit is opmerkelijk aangezien De Winter zich geëngageerd opstelt, zowel in zijn literaire werk als daarbuiten, en zich met zijn romans richt op een groot publiek. De Winter zet zich af tegen het traditionele schrijverschap door zich zowel te positioneren als publieke intellectueel en als celebrity author. In dit artikel wordt derhalve onderzocht hoe De Winter zijn publieke schrijverschap in- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||
vult en hoe hij zijn posities als literair schrijver, publieke intellectueel en mediafiguur weet te verbinden. | |||||||||||||||||||||||
Publiek schrijverschapAan de hand van Vaessens' bespreking van de laatpostmoderne auteur, lijkt het of de auteur moet kiezen: de auteur stelt zich autonoom op of kiest ervoor om engagement te tonen en op zoek te gaan naar een groot publiek. Deze keuze is echter niet zo dualistisch. Wanneer een auteur optreedt in de publieke ruimte, komt hij terecht in een spanningsveld. De auteur moet daardoor voortdurend artistieke en sociaal-literaire keuzes maken, zowel over de positie die hij in wil nemen als over de literatuur die hij wil schrijven. Dit spanningsveld is kenmerkend voor wat Sander Bax het ‘publieke schrijverschap’ noemt. De reputatie van een auteur wordt in de eerste plaats geconstrueerd binnen het literaire veld, maar ten gevolge van het dominante mediatijdperk dient de auteur zich steeds vaker eveneens te schikken naar de normen en waarden van de publieke media. Hierdoor wordt de auteur geconfronteerd met twee classificatie- en canoniseringsprocessen die elkaar regelmatig tegenspreken. (Bax, De Mulisch Mythe [manuscript]) Het normensysteem dat binnen het literaire veld erkend is, komt voort uit de opvattingen van Pierre Bourdieu (1996) over de literaire autonomie. Bourdieu gaat ervanuit dat het literaire veld relatief onafhankelijk functioneert van andere maatschappelijke velden. Dit houdt niet alleen in dat de auteur autonome literatuur schrijft, maar ook dat hij autonoom handelt. Kernwaarden daarbij zijn: sociaaleconomische onafhankelijkheid, politieke belangeloosheid en de vrijheid om zonder restricties te kunnen schrijven. Deze conventies staan haaks op wat er in de publieke media soms van schrijvers wordt verwacht: dat zij zich presenteren als financieel succesvol, politiek gekleurd en dat zij herkenbare en autobiografische boeken schrijven. Wanneer de auteur zich in de publieke ruimte bevindt (zij het als publieke intellectueel of publieke beroemdheid), moet de auteur keuzes maken over de positie die hij in wil nemen. De auteur als publieke intellectueel bevindt zich derhalve in een spanningsveld tussen de autonomie van de literatuur enerzijds en het engagement in de publieke ruimte anderzijds. Toch zijn Bax en Sarah Beeks (2011) van mening dat autonomie en engagement elkaar niet uitsluiten: ‘de geëngageerde schrijver heeft de autonomie nodig, als afzetpunt en als vertrekpunt.’ (Bax & Beeks 2011: 394) Om als publieke intellectueel op te kunnen treden, moet een auteur eerst een bepaald prestige opbouwen binnen het literaire veld. Om een literaire beroemdheid te worden zal een auteur eerst bekendheid binnen het literaire veld moeten verwerven alvorens hij media-aandacht kan genereren. Ook deze vorm van publiek schrijverschap gaat gepaard met een spanning tussen de autonomie van de literatuur en de behoefte aan media-aandacht. Auteurs maken binnen deze spanningsvelden continu keuzes die hun imago beïnvloeden. | |||||||||||||||||||||||
De publieke intellectueelVaessens stelt dat laatpostmoderne auteurs een rol gaan spelen als publieke intellectu- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||
Illustratie: Daniël Labruyère
eel, maar hij licht niet toe wat hij onder deze notie verstaat. Richard A. Posner definieert de public intellectual als volgt: ‘Intellectuals who opine to an educated public on questions of or inflected by a political or ideological concern.’ (Posner 2003: 2) Een publieke intellectueel besteedt met name aandacht aan actuele maatschappelijke belangen en drukt zich uit op een manier die toegankelijk is voor het grote publiek. Odile Heynders (2009) stelt dat de term ‘intellectueel’ aan het eind van de twintigste eeuw werd gebruikt voor een groep schrijvers die in hun literaire werken politiek geëngageerd waren en zich toelegden op een bepaald ideaal, dogma of project. Hedendaagse schrijvers stellen zich meer dan ooit op als publieke intellectuelen. (Heynders 2009) | |||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
De schrijver als publieke intellectueel heeft een boodschap en neemt in zijn literatuur een standpunt in inzake actuele debatten. De grens tussen de literaire tekst en de wereld is volgens Heynders de kern van de ‘crisis’ van de literatuur. Als reactie op deze crisis wordt er volgens Vaessens met het laatpostmodernisme teruggekeerd naar de geëngageerde roman, terwijl Frans Ruiter en Wilbert Smulders (2009) juist het belang van een autonoom schrijverschap aangeven. Heynders lijkt zich tussen beide opvattingen te positioneren. Zij is van mening dat beide posities plausibel zijn, maar dat zowel de directe relatie tussen de fictionele tekst en de werkelijkheid als de autonome positie niet representatief zijn voor de hedendaagse situatie. Zij ziet een generatie nieuwe schrijvers die de tegenstelling willen ontstijgen: ‘In my opinion, the autonomy of the literary work is opened up by authors who depict and rethink political issues and in doing this, demarcate specific places in the public sphere.’ (Heynders 2009: 8) De auteur als publieke intellectueel heeft een moeilijke positie in de publieke ruimte omdat hij enerzijds onafhankelijk en onthecht wil zijn en anderzijds deel uitmaakt van een actueel debat. Hij trekt zich terug in zijn studeerkamer, maar manifesteert zich ook in de media: ‘The author as public intellectual is at once politically engaged and detached.’ (Heynders 2009: 7) Bourdieu (1991) beschreef de intellectueel zowel als een paradoxical being en als een bi-dimensional being. De paradox ontstaat door de combinatie van pure cultuur en politiek engagement. De intellectueel is daarnaast bi-dimensional omdat hij aan twee voorwaarden moet voldoen: de intellectueel moet behoren tot een autonoom intellectueel veld, losstaand van religieuze, economische en politieke macht, maar moet tegelijkertijd zijn competentie en autoriteit zoeken in politieke activiteiten buiten dit autonome veld. De paradox bestaat dus uit het zenden van een dubbele boodschap: ‘leave me alone so that I can stay detached and autonomous, and let me create opportunities to engage politically with other intellectuals’. (Heynders 2013: 6) | |||||||||||||||||||||||
De publieke beroemdheidEen fenomeen dat de laatste jaren steeds meer aandacht heeft gekregen in literair wetenschappelijk onderzoek is de auteur als publieke beroemdheid of literary celebrity. Ook deze vorm van schrijverschap wordt gekenmerkt door tegenstrijdigheden. Gaston Franssen (2010) lieert deze tegenstrijdigheden aan het samengaan van twee onverenigbare literair-sociale configuraties: de populaire celebrity en het traditionele literaire schrijverschap. Het imago van beide figuren wordt geconstrueerd door verschillende actoren en instituties die verantwoordelijk zijn voor hun representatie en receptie. (Franssen, 2010) Franssen beargumenteert dat er drie grote verschillen zijn tussen het traditionele denken over schrijverschap en het functioneren van de schrijver als publieke beroemdheid. Ten eerste stelt Franssen (2010) dat het traditionele schrijverschap onlosmakelijk verbonden is met een anti-economische logica. Deze samenhang ontstond in de negentiende eeuw en staat recht tegenover het streven van de beroemdheid die als | |||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||
vanzelfsprekend op commercie is gericht. Ten tweede poneert Franssen dat er van de traditionele auteur, in tegenstelling tot de beroemdheid, verwacht wordt onbaatzuchtig te zijn. Sinds het modernisme neemt de traditionele auteur een houding aan waarbij er voor gekozen wordt om zichzelf niet zichtbaar te maken in het literaire werk. De literaire beroemdheid daarentegen dient op te treden als een publiek figuur, wil hij enige status van beroemdheid bereiken. Franssen stelt dat ‘our relationship with the stars is best understood as a compulsive quest for the “real”; an attempt to find the true “self” behind the image of the star’. (Franssen 2010: 94) Het derde verschil verwijst naar de artistieke doelen van de auteur. Franssen is van mening dat de traditionele auteur vernieuwing hoog in het vaandel draagt, terwijl de publieke beroemdheid vasthoudt aan herhaling. Voor de reproductie en circulatie van het imago van de beroemdheid kunnen zowel massaproductie als massamedia aangewend worden. (Franssen 2010) | |||||||||||||||||||||||
Het publieke schrijverschap van De Winter onder de loepDeze drie besproken concepten, respectievelijk de publieke schrijver, de publieke intellectueel en de publieke beroemdheid, zullen in onderstaande analyse worden aangewend om na te gaan op welke manier deze drie noties elkaar beïnvloeden. In het kader van deze analyse is er eerst een inventarisatie gemaakt van De Winters publieke optredens, zowel op televisie als in de geschreven media, in de periode van 2011-2013.Ga naar voetnoot1 In deze periode was De Winter veelvuldig in de media te vinden naar aanleiding van het verschijnen van zijn laatste roman VSV (2012). Aan de hand van deze optredens wordt duidelijk dat De Winter twee beweegredenen heeft om in de media te verschijnen: ten eerste om aandacht te genereren voor zijn literaire werken en andere projecten en ten tweede om zijn politieke standpunten naar voren te brengen. Om De Winters posities als publieke intellectueel en literaire beroemdheid te analyseren, zijn er twee televisieoptredens uitgekozen die exemplarisch zijn voor de manier waarop hij zijn publiek schrijverschap invult. Tijdens de analyse zal er aandacht worden besteed aan autorepresentatie, de manier waarop De Winter een beeld van zichzelf schept en zich in de media positioneert, en heteropresentatie, het beeld dat anderen van hem creëren. | |||||||||||||||||||||||
De Winter als publieke intellectueelDe Winter neemt zowel in zijn literaire werken als in zijn publieke optredens een standpunt in inzake het actuele debat. De Winter zegt in een interview dat hij verslaafd is aan de actualiteit. (Dinjes & Eg 2012) Hij besteedt aandacht aan actuele maatschappelijke problemen en licht deze toe op een manier die toegankelijk is voor het grote publiek. Hij voldoet hiermee aan de voorwaarden die Heynders (2009) stelt aan | |||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||
de publieke intellectueel. In ‘Oog in Oog’ (31 maart 2013) zegt De Winter: ‘Ik voeg nog een stem toe aan het koor. Er kan altijd nog een andere manier zijn om de zaak te bekijken. Het komt van enige argwaan ten opzichte van dat wat voor waar wordt aangenomen en het establishment.’ Daarnaast beweert hij dat hij meerdere stemmen heeft: ‘... als ik een column schrijf voor De Telegraaf is dat met een Telegraafstem. Ik val daar wel mee samen, maar het is niet mijn enige stem.’ (Schaevers 2012) De Winter schrijft regelmatig controversiële opiniestukken over het Israëlisch-Palestijns conflict, waaruit duidelijk wordt dat hij onvoorwaardelijk de kant van Israël kiest. Hierin betrekt hij vaak zijn Joodse achtergrond. Zo werd De Winter in november 2012 uitgenodigd om een toespraak te houden op een solidariteitsbijeenkomst voor Israël in Buitenveldert. Daar liet hij zich nogal ongenuanceerd uit over de bevolkingsexplosie in Gaza. De Winter stelde vast dat er te veel jonge, mannelijke Palestijnen in de Gazastrook wonen. Hij eindigde zijn toespraak vervolgens met de woorden: ‘Misschien moet in het geheim een anticonceptiemiddel aan het drinkwater in Gaza worden toegevoegd.’ (De Winter 2012) Deze uitspraak leidde tot veel ophef in de media. Door het VARA-programma ‘De Kunst van het Maken’ (23 november 2012) werd De Winter enkele dagen later uitgenodigd om zijn speech en de desbetreffende opmerking toe te lichten. Presentatrice Claudia de Breij refereert kort naar een eerdere aflevering van ‘Pauw en Witteman’ waar De Winter optrad als ‘neutraal’ deskundige, maar typeert hem nu als een ‘columnist met een mening’. Hiermee refereert De Breij onbewust naar de paradoxale situatie waarin de auteur zich bevindt: enerzijds tracht hij onafhankelijk en ‘neutraal’ te zijn, terwijl hij anderzijds deel wil uitmaken van het actuele debat. (Bourdieu 1991) ‘De Winter, die er als altijd feilloos uitziet in zijn zwarte colbertjasje en wit hemd, antwoordt dat ook hij geschrokken is, maar dan de overtrokken reacties in de media.’ De Breij zegt geschrokken te zijn door het voorval. De Winter, die er als altijd feilloos uitziet in zijn zwarte colbertjasje en wit hemd, antwoordt dat ook hij geschrokken is, maar dan van de overtrokken reacties in de media. Het was ‘heel onaangenaam, heel onaangenaam gesneden, uit context gehaald’, aldus De Winter. Net als in de blog die hij over de kwestie heeft geschreven probeert hij aannemelijk te maken dat hij de opmerking over het anticonceptiemiddel vooral als grap heeft bedoeld, in aanwezigheid van een hem welgezind publiek. Het was nooit zijn bedoeling dat deze uitspraak zo veel aandacht zou krijgen. De Winter tracht nogmaals het eigenlijke probleem aan te kaarten, namelijk de zogenaamde youth bulge waar Gaza mee kampt. De aanwezigheid van veel jonge mannen zou automatisch oorlog met zich mee kunnen brengen, aldus de schrijver. De Breij weet hier doorheen te prikken en stelt nuchter vast dat De Winter vindt dat er te veel Palestijnen zijn. Waar hij in het begin van de uitzending een afwachtende, gesloten | |||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||
houding aannam, gesticuleert hij er nu op los. Als De Winter eenmaal lijkt te beseffen dat hij de kijker niet kan overtuigen met zijn ‘rationele’ argumenten, gooit hij het over een andere boeg. De schuld ligt volgens hem bij de media, want niemand heeft hem om de volledige tekst gevraagd. De auteur stelt bovendien dat zijn uitspraak uit de context werd gehaald en dat de ironie van zijn uitspraak niet begrepen werd: ‘Dit heet een hyperbool. Het loshalen van de grap is een boosaardigheid tegen mij, om mij te willen treffen om een of andere reden. Wat natuurlijk volkomen flauwekul is in dit geval.’ Tafelgenoot Suzanne Bosman stelt vast: ‘Met alle respect, ik vind het naïef als u [De Winter] zegt dat men de hele tekst moet lezen. U weet hoe dat werkt in de media... U wilt provoceren en dat is prima. Dit is precies wat u wilt en wat u beoogt.’ Bosman oppert hiermee dat De Winter er bewust voor koos om te provoceren, om zodoende de media-aandacht naar zich toe te trekken. De Winter blijft vasthouden aan zijn standpunt over de bevolkingsgroei in Gaza, waarna De Breij het programma ten slotte afsluit zonder hem uit te laten spreken. Hoewel De Winter duidelijk optreedt als publieke intellectueel, doet hij zijn opgebouwde autoriteit geen goed door zijn ongenuanceerde uitspraak tegen de klippen op te verdedigen. Sander Bax (2014) bespreekt hoe De Winter geregeld gebruik maakt van een populistisch mediadiscours, wat ook terugkomt in bovenstaand televisieprogramma. Zo denkt De Winter in duidelijk afgebakende opposities en gebruikt hij een retoriek waarbij geen genuanceerde mening mogelijk is. Het feit dat hij de media de schuld geeft van de ophef, lieert Bax (2014) aan de mediastrategieën van populistische politici. Met het voortdurend herhalen van zijn ongenuanceerde opvattingen onttrekt hij zichzelf aan het intellectuele discours en voldoet hij niet aan de beargumenteerde kritische blik die men verwacht van een publieke intellectueel. Er ontstaat derhalve een spanning tussen auto- en heterorepresentatie. | |||||||||||||||||||||||
De Winter als publieke beroemdheidDe Winter vestigt niet alleen de aandacht op zijn schrijverschap met gepeperde politieke uitspraken, ook brengt hij meer dan eens zijn persoonlijk leven in het spel. Zijn eigen geschiedenis speelt ook een belangrijke rol in zijn literaire werk, zo zegt hij dat de bron voor zijn schrijverschap wordt gevormd door zijn Joodse achtergrond. (Spanjaard, 2011) Met Jessica Durlacher vormt De Winter een bekend schrijversechtpaar en zowel hun liefdesleven als hun gezinsleven worden veelvuldig besproken door schrijver en mediafiguur De Winter. In zijn vooralsnog laatste roman VSV treden beide auteurs zelfs op als personages. Hoewel De Winter het fictieve gehalte van deze personages in diverse interviews benadrukt, beïnvloedt hij met deze personages het beeld dat mensen van hem hebben. Er is dus duidelijk sprake van autorepresentatie. In een aflevering van ‘Benali Boekt’, het boekenprogramma van de NTR waarbij het leven en het werk van auteurs voor het voetlicht wordt gebracht, bracht auteur en presentator van het programma Abdelkader Benali een bezoek aan De Winter in zijn toenmalige woonplaats Los Angeles. De Winter verwelkomt Benali in zijn riante villa, waar hij vertelt over zijn werk en zijn persoonlijke leven. De blik die de kijker gegund | |||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||
wordt in zijn huis, gezinsleven en persoonlijke achtergrond komt tegemoet aan de interesse voor het ‘echte’ leven van de literaire beroemdheid. Dit sluit aan bij de fascinatie die het publiek heeft voor het zoeken naar de ware persoonlijkheid achter het imago van een beroemdheid. (Franssen 2010) Zo toont De Winter een foto van zijn vader tijdens de rondleiding door zijn huis. De Winter groeide op in een Joods gezin dat getekend was door de oorlog. Zijn vader was in De Winters woorden een ‘voddenjood’ die straatarm opgroeide en marktwaar verkocht. Zijn Joodse familiegeschiedenis wordt voortdurend aangehaald als gespreksonderwerp en als thematiek in zijn boeken, hierdoor houdt hij als celebrity vast aan herhaling. De herhaling valt ook op in zijn fysieke verschijning, waarbij hij zijn zwarte colbertjasje altijd combineert met een overhemd dat nonchalant open staat. Deze statement look draagt bij aan zijn herkenbaarheid als publieke beroemdheid en zijn ‘sterrenimago’. Sterker nog, in de jaren tachtig heeft hij zijn imago doelbewust op deze manier bijgesteld en naar dat transitiemoment verwijst hij steevast in interviews. De Winter zet zich in het programma alleszins neer als een onafhankelijk schrijver: ‘Ik ben geboren om te leven, om dat leven te vertellen.’ Hiermee schept hij een beeld van zichzelf als traditioneel schrijver, wat onderstreept wordt door het commentaar van Benali. Auto- en heterorepresentatie zijn daardoor in overeenstemming met elkaar. De Winter vertelt over hoe hij begon met het schrijven van verhalen na de dood van zijn vader, de verhalen vormden zijn redding. Op het strand legt hij aan Benali uit hoe elk boek dat hij schrijft, voelt als een rouwproces; hij schrijft om zelf niet ten onder te gaan. Daarnaast toont hij zijn werkkamer en een hotel waar hij zichzelf opsluit en afschermt van de buitenwereld wanneer hij werkt aan een boek. De Winter gaat echter ook in tegen het traditionele beeld van een schrijver door de celebrity-kant van het leven in Amerika te benadrukken. Hij vertelt hoe hij in december 1986 aankwam in Hollywood en zijn eerste week doorbracht in Chateau Marmont, het hotel waar grote sterren verblijven. Hij laat trots zijn huis met zwembad zien, een plek waar Marilyn Monroe ooit veel tijd doorbracht met haar psychiater. De Winter stelt dat Hollywood echt zijn plek is, het voelt als zijn natuurlijke omgeving waar hij meer hoort dan waar elders op de wereld. Hollywood is volgens hem een plek waar zijn temperament niet als overdreven wordt beschouwd, zoals in Nederland. Volgens Franssen (2010) richt de beroemdheid zich, in tegenstelling tot de traditionele schrijver, op commercie. In deze televisie-uitzending richt De Winter zich nadrukkelijk tegen de anti-economische logica van het traditionele schrijverschap. Zo spreekt hij met Benali over de productiemaatschappij die De Winter op zou zetten met een grote Hollywood producent, daarbij werkend met een kapitaal van 160 miljoen. Ook over het schrijven van zijn literaire werken spreekt De Winter in economische termen, zo beschrijft hij het als ‘omzet draaien’ en ‘het draaiende houden van een winkel’. (Spanjaard, 2011) In deze televisie-uitzending past De Winter binnen het beeld dat Franssen (2010) schetst van de literaire beroemdheid: de kijker wordt een blik gegund in zijn persoonlijke leefomgeving, dezelfde onderwerpen worden telkens herhaald en De Winter richt zich op de commerciële aspecten van zijn schrijverschap. In | |||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||
het interview met Benali herkennen we wat in veel andere interviews terug te vinden is: De Winter balanceert moeizaam tussen het klassieke schrijverschap enerzijds en de literaire beroemdheid anderzijds. | |||||||||||||||||||||||
ConclusieOoit ben ik als schrijver begonnen in een meer literair intellectuele omgeving, om mezelf te bewijzen en te plaatsen. (De Winter, in Dijksman 2012) Voordat De Winter optrad als publiek schrijver, bouwde hij eerst literair prestige op. Door de bekendheid die zijn literaire werk hem opleverde, is De Winter in staat om op te treden in de media. Door in interviews zijn persoonlijke drift tot schrijven te benadrukken en door zichzelf neer te zetten als de typische schrijver die zich terugtrekt in zijn studeerkamer, onderstreept hij zijn imago als traditioneel schrijver. Hij zet zich echter ook af tegen dit traditionele beeld van literair schrijverschap door zich te positioneren als publieke intellectueel en publieke beroemdheid. Dit past binnen een tendens in de Nederlandse literatuur, door Vaessens (2009) het laatpostmodernisme genoemd. Net als de door Vaessens besproken auteurs in De revanche van de roman (2009) verlaat De Winter ‘het verliteratuurde universum van de republiek der letteren’ (12) en gaat hij een rol spelen in het actuele debat. Daarnaast gaat hij actief op zoek naar een achterban. De Winters posities als literair schrijver, mediafiguur en publieke intellectueel vormen samen zijn publiek schrijverschap. Het combineren van deze drie posities gaat echter niet altijd zonder slag of stoot. De auteur moet zich immers schikken naar twee classificatie- en canoniseringsprocessen die elkaar regelmatig tegenspreken (Bax, De Mulisch Mythe [manuscript]). Zo legt De Winter als celebrity author, anders dan de traditionele auteur, erg veel nadruk op zijn commerciële verdiensten. Volgens Vaessens stelt de publieke intellectueel zich geëngageerd op in het maatschappelijke debat, in tegenstelling tot de klassieke, autonome auteur. De Winters inmenging in het debat over de Gazastrook is een sprekend voorbeeld hiervan. De Winter verliest zich echter steeds vaker in een eenduidig, zelfs populistisch discours waardoor zijn geloofwaardigheid als publieke intellectueel onder druk komt te staan. Door zijn populistische retoriek vervloeien zijn optredens als publieke intellectueel en zijn functioneren als literaire beroemdheid in elkaar: in beide gevallen lijkt hij vooral te gehoorzamen aan de wetten van de massamedia. De Winter gaat om met de dilemma's van het publieke schrijverschap door te laveren tussen verschillende posities, ook al wordt dit niet altijd positief gewaardeerd. Zowel de normen en waarden van deze posities, alsook auto- en heterorepresentatie, zijn geregeld in strijd met elkaar. Toch blijven zowel critici als het grote publiek interesse tonen in zijn veelstemmige persoonlijkheid. Met zijn flamboyante gedrag en controversiële uitspraken, weet De Winter met enige regelmaat relletjes te veroorzaken. Hiermee voldoet hij aan de vraag van het publiek binnen het dominante mediatijd | |||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||
perk, dat in toenemende mate gericht is op sensatie. Ondanks dat de verschillende literair-sociale configuraties, publieke intellectueel, celebrity author en literair schrijver, als onverenigbaar worden beschouwd, zijn alle drie de posities terug te vinden in het publieke schrijverschap van Leon de Winter. Wanneer Abdelkader Benali De Winter vraagt hoe hij die verschillende posities weet te verbinden, stelt De Winter dat in alle rollen terug komt wat hij sinds zijn jeugd het liefste doet: verhalen vertellen. (‘Benali boekt’ 2011) | |||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|