Vooys. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
Vanessa Joosen
| |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
Illustratie: Michelle Hoenderboom
nist geen bezwaar hoeft te zijn om een jong publiek aan te spreken, al valt wel op dat de teksten vaak sterk bewerkt werden voordat ze aan kinderen werden voorgeschoteld. (zie Parlevliet 2009) Wanneer volwassenen hun eigen levensfase voor kinderen schetsen, dan hebben ze de neiging om dat op selectieve wijze te doen. Die selectie wordt afgestemd op hun kindbeeld, dat wil zeggen de inschatting die volwassenen maken van wat kinderen emotioneel en intellectueel kunnen bevatten, en hun idee van wat voor kinderen nuttig en boeiend is om over te lezen. Seks, lichamelijkheid en geweld werden tot voor kort vaak gecensureerd, maar ook lange beschrijvingen en politieke of filosofische reflecties werden door sommige bewerkers minder geschikt voor kinderen geacht. (zie ook Parlevliet 2009) Zo verschijnen de volwassenen in de jeugdbewerkingen in een gereduceerde versie. Een bekend voorbeeld is ‘Raponsje’ van de Gebroeders Grimm. Waar zij in de eerste druk van de Kinder- und Hausmärchen (1812) nog zwanger werd van haar prins, is zij in de tweede druk uit 1819 een stuk kuiser geworden. In die tweede druk paste Wilhelm Grimm de sprookjes aan om ze aanvaardbaar maken voor ouders die ze aan hun kinderen wilden geven. De prins en Raponsje worden nog wel verliefd, maar de lijfelijke beleving van die liefde is geschrapt. Je zou kunnen zeggen dat hun romance een kinderlijkere liefde is geworden. Dat Raponsje later in het verhaal een tweeling baart, is daardoor des te opmerkelijker. Sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw valt de omgekeerde beweging op te merken. De jeugdliteratuur zoekt opnieuw in vorm en inhoud aansluiting bij de literatuur voor volwassenen. Daarbij laten de - steeds volwassen - auteurs en illustratoren | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
van kinderboeken de bekommernis om het doelpubliek soms los, en doen zij weinig of geen toegevingen aan jonge lezers. Ze vertellen het verhaal dat ze willen vertellen, in de vorm die zij daarvoor het meest geschikt vinden. Bovendien is ook het dominante kindbeeld sinds de jaren zeventig sterk geëvolueerd. Men wil kinderen niet langer afschermen in een apart kinderland - ‘grootbrengen door kleinhouden’ om het met de woorden van Lea Dasberg (1975) te stellen - maar hen opvoeden tot competente, kritische en zelfstandig denkende lezers. Dit houdt in dat veel taboes sinds de jaren zeventig doorbroken zijn, en dat ook moeilijkere thema's voor kinderen begrijpelijk worden geacht. Ook dit werkt een toenadering tussen kinderboeken en volwassenenliteratuur in de hand, en kan helpen om het grote aantal volwassen hoofdpersonages in jeugdliteratuur te verklaren. Men verwacht van kinderen dat ze zich in veel oudere personages kunnen interesseren, al vergt dat misschien meer inspanning dan een verhaal lezen over leeftijdsgenoten. Verder kopen steeds meer volwassenen deze titels voor hun eigen leesplezier en is er sprake van ‘crossover picturebooks’ die grenzen overschrijden op het vlak van inhoud en doelpubliek. (Beckett 2012) Zeker de recente, artistieke prentenboeken van uitgeverijen als Querido, Lannoo en De Eenhoorn vinden hun weg naar bibliofiele, volwassen lezers, die dergelijke mooi geïllustreerde titels missen in het aanbod dat voor hun leeftijdscategorie op de markt gebracht wordt. Prentenboeken zijn dus niet langer alleen bedoeld voor jonge kinderen. Het is echter de vraag of en hoe deze tendens tot grensoverschrijding met de volwassenliteratuur ook tot uiting komt in prentenboeken met een volwassen hoofdpersonage. Welke aspecten van het volwassen leven komen aan bod in deze boeken, en welke vinden de makers ongeschikt of oninteressant in een kinderboek? | |||||||||||||||||
(Auto)Biografische prentenboekenSchrijvers van kinderboeken laten zich regelmatig inspireren door hun eigen jeugd en fictionaliseren herinneringen uit hun jonge jaren tot kinderboeken. Maar ze hoeven zich niet tot hun jeugd te beperken: er zijn ook auteurs die een moment uit hun eigen levensfase als onderwerp nemen. Ze geven jonge lezers een inkijk in het leven van volwassenen, en laten hen delen in ervaringen die voor kinderen nog niet toegankelijk zijn. Zo schrijft Michael Rosen in zijn prentenboek Verdriet (2005, vertaling van Michael Rosen's Sad Book) over het plotse overlijden van zijn tienerzoon Eddie. De ervaring zelf (een zoon verliezen) is voor kinderen onherkenbaar, maar het bijbehorende gevoel van intens verdriet en rouw is niet leeftijdsgebonden. Rosen schrijft in de ik-vorm eerlijk en open over zijn verdriet, en blijft volledig in zijn volwassen hoedanigheid van vader en schrijver: ‘Het verdrietigst ben ik als ik aan mijn zoon Eddie denk. Hij is doodgegaan. Ik hield ontzettend veel van hem en toch ging hij dood.’ (zonder paginering) Rosen vertelt hoe zijn verdriet zijn kijk op het leven heeft veranderd, en hoe hij probeert om met momenten van intense pijn en wanhoop om te gaan. De toon en de woordenschat zijn aangepast aan jonge lezers, de inhoud niet. Evenmin is er een gelukkige afsluiter om de emotionele impact van het verhaal te verzachten. Rosens autobiografische verhaal is een uitzondering omdat hij nergens uit zijn vol- | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
Illustratie: Michelle Hoenderboom
wassen rol stapt. Vaker beelden (auto)biografische prentenboeken een volwassene af met eigenschappen die ontleend zijn aan het romantisch kindbeeld. Dat is een opvatting over kinderen die geïnspireerd is door de romantiek en die vandaag nog steeds haar sporen heeft in het denken over kinderen. Het kind wordt gezien als onschuldig, wijs en onbedorven. Het is creatief, fantasievol en spiritueel. De ideale biotoop van het kind is de ongerepte natuur en dieren zijn ideale speelkameraadjes voor het kind. In het romantisch kindbeeld wordt het kind superieur geacht aan de volwassene, die het speelse en natuurlijk goede karakter van het kind verloren is. Alleen de kunstenaar heeft iets van de kinderlijke onbevangenheid bewaard. (zie Joosen en Vloeberghs 32-36) Een genre dat de laatste jaren sterk in opmars is, is de kunstenaarsbiografie voor jonge kinderen, waarin de artiest elementen van het romantische kindbeeld overneemt. Vooral de samenwerking tussen het Gemeentemuseum Den Haag en uitgeverij Leopold heeft al tot verschillende titels geleid, over kunstenaars als Kandinsky, Mondriaan en Calder. In deze prentenboeken worden het leven en de poëtica van de kunstenaar in een voor kinderen bevattelijke taal uiteengezet. In Calder: De draad van Alexander (2012) van Sieb Posthuma staat de Amerikaan Alexander Calder centraal. Alexander beschikt over een levendige fantasie en gaat helemaal op in zijn creaties: hij droomt weg in de stoel en het hemelbed die hij met draad gemaakt heeft, gaat wandelen met zijn hondjes van draad en maakt er ook monsters mee: ‘Een dradosaurus met ijzeren tentakels. Of de tweekoppige Dradodil. Die beet hem bijna in zijn bil!’ (zonder paginering) Wat betreft de redeneringen en belevingen van de kunstenaar blijft Post- | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
huma dicht bij herkenbare ervaringen van kinderen. Hij is eigenzinnig en creatief, en lijkt alle tijd te hebben om in zijn artistieke bezigheden op te gaan: ‘Alexander hoeft nooit naar een winkel. Alles wat hij nodig had, boog hij uit zijn draad. Dat was handig!’ (zonder paginering) Dat Calder een vrouw en kinderen had wordt niet vermeld. Praktische of financiële bekommernissen heeft Alexander niet, tijd om te creëren en gek te doen des te meer. Het is een luxe die volwassenen zich alleen in een fantasievol verhaal kunnen permitteren en die past bij het romantisch-kinderlijke leven van een kunstenaar zoals dat voor jonge lezers geschetst wordt in de reeks van Leopold. | |||||||||||||||||
Zoekende en groeiende volwassenenIn de (auto)biografische prentenboeken wordt al duidelijk dat volwassen hoofdpersonages vaak geportretteerd worden zonder een aantal kenmerken die hen zouden typeren als volwassene: er wordt niet gerept over hun seksualiteit bijvoorbeeld, of over hun rol als ouder, hun politieke opvattingen, hun financiële zorgen of successen, enzovoort. In plaats daarvan staan gevoelens en eigenschappen centraal die ook voor andere leeftijden herkenbaar kunnen zijn. De ontwikkeling van de kunstenaars wordt ingepast in een verhaalmodel dat in de jeugdliteratuur al eeuwenlang populair is: dat van het avontuur. De personages worden gedreven door nieuwsgierigheid, ontdekkingslust en zin voor experiment; eigenschappen die men ook vaak aan kinderen toeschrijft. Terwijl doorgaans de jeugd eerder dan de volwassenheid geassocieerd wordt met onvervuld potentieel - met als ultiem beeld het kind als onbeschreven blad - deinzen deze volwassenen er niet voor terug om hun vertrouwde omgeving te verlaten en nieuwe horizonten te verkennen. Dat geldt voor de kunstenaarsbiografieën, maar ook voor andere autobiografisch geïnspireerde boeken. Zo droeg Ingrid Godon het prentenboek Is het nog ver? (2010) op aan haar overleden echtgenoot. Het boek vertelt over de dood van een geliefde in een symbolische taal: een man en een vrouw - allebei opvallend klein van gestalte - leven samen onderaan een boom. Op een dag neemt de man een lange ladder, want hij ‘wilde al zo lang de wolken en de vogels van dichtbij zien’. (zonder paginering) De band tussen mens en natuur, die in het romantisch kindbeeld zo typerend was voor de jeugd, wordt hier op het volwassen hoofdpersonage overgedragen. Het is alsof de vogels Leon roepen om de natuur te ontdekken: de dieren in de bomen praten met hem en wijzen hem de weg. Eenmaal boven gekomen roept hij zijn vrouw bij zich, en stelt hij haar gerust over de schoonheid van zijn bestemming. Aan het einde van het boek zijn de twee herenigd en kijken ze naar de hemel. Leon en zijn vrouw worden afgebeeld als mensen in wording. ‘Child characters are by definition dynamic, under development’, schrijft Maria Nikolajeva in The Rhetoric of Character in Children's Literature (x). Wanneer volwassenen als hoofdpersonage van een kinderboek fungeren, nemen zij die eigenschap vaak van hen over. Uiteraard zijn groeiprocessen niet alleen aan kinderen voorbehouden, en kunnen ook volwassenen hun leven omgooien of ingrijpende veranderingen meemaken. Traditioneel wordt de zoektocht naar de eigen identiteit in de jeugdliteratuur echter | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
Illustratie: Michelle Hoenderboom
| |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
Illustratie: Michelle Hoenderboom
vooral met jongeren geassocieerd, terwijl van volwassenen stabiliteit en voorspelbaarheid verwacht wordt. De laatste jaren groeit het inzicht dat elke levensfase haar eigen dynamiek kent, en dat er in jeugdboeken buitenproportioneel veel nadruk is gelegd op de woeligheid van de adolescentie en de stabiliteit van het volwassen leven. (Kokkola 2013: 6) Je zou kunnen stellen dat kinderboeken met volwassenen in de hoofdrol tonen dat elke levensfase potentie heeft voor avontuur en verandering. Of is het eerder de zoektocht naar de eigen identiteit en de zin voor avontuur van kinderen die in deze boeken op volwassenen geprojecteerd wordt? Door de dubbele adressering van de jeugdliteratuur zijn beide verklaringen plausibel, en de ene sluit de andere niet uit. In elk geval past deze tendens in een breder fenomeen, waarin volwassen hoofdpersonages van kinderboeken allerlei kinderlijke eigenschappen en attributen toegewezen krijgen. Die tendens valt ook buiten de (auto)biografische prentenboeken op te merken. | |||||||||||||||||
Naïeve meneertjesKinderboeken waarin ‘mannetjes’, ‘meneertjes’, en ‘mevrouwtjes’ centraal staan, bestaan al jarenlang. Terwijl ‘man’ en ‘vrouw’ (in tegenstelling tot ‘jongen’ of ‘meisje’) aanduidingen zijn voor volwassen mensen, is het diminutief hier een aanduiding van de ambivalente status van deze figuren. Soms gaat het effectief om miniatuurwezens, kaboutermannetjes en -vrouwtjes, zoals het ‘kleine mannetje Lodewijk’ van A.D. Hildebrand (1950), ‘Mannetje Muk’ van Hans Andreus (1966) of het wereldberoemde Vrouwtje Theelepel uit de reeks van Alf Prøysen. De aanduidingen kunnen ook bre- | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
der worden ingezet voor volwassenen van normaal formaat, maar met kinderlijke eigenschappen. Een recent voorbeeld is Mijnheertje Kokhals uit de reeks van Bart Meuleman en Paul Verrept. Hij slaapt met een teddybeer, gaat om negen uur naar bed en verheugt zich op visite met een enthousiasme dat je zelden bij volwassenen ziet. Wanneer de man van de gasmaatschappij langskomt in Mijnheertje Kokhals krijgt bezoek (2003), biedt Mijnheertje Kokhals hem cake aan, terwijl de man liever een borrel had gehad. Als kinderlijke volwassene is Kokhals daar niet op voorzien. Hij is sociaal onaangepast en zijn leven wordt getekend door verkeerde verwachtingen. Hij heeft de openheid die in het romantisch kindbeeld met jonge mensen geassocieerd wordt, maar hij krijgt van andere volwassenen niet de welwillendheid die kinderen wel te beurt valt. Mijnheertje Kokhals wordt telkens opnieuw verrast en teleurgesteld door het botte gedrag van zijn medemens - iets wat zich aan het einde van de boeken steeds ontlaadt in de kotsbui waaraan hij zijn naam dankt. De andere volwassenen in de boeken rond Mijnheertje Kokhals worden vrijwel zonder uitzondering neergezet als cynisch, egoïstisch en ondankbaar. Een reeks die vrijwel tegelijkertijd liep met Mijnheertje Kokhals is Meneer Papier (2012) van Elvis Peeters en Gerda Dendooven. Centraal staat een man die met schaar en papier door het leven gaat en allerlei zaken uitknipt die soms tot leven komen. Het boek heeft, net als het eerder genoemde Calder: De draad van Alexander, een sterke intertekstuele relatie met een ander werk, namelijk de Amerikaanse klassieker Harold and the Purple Crayon van Crockett Johnson (1955, vertaald als Paultje en hetpaarse krijtje). Hierin trekt een kind op pad met een paars potlood en past het zijn omgeving al tekenend aan. Een recenter Nederlands boek, De jongen die zijn brood knipte van Annemarie van Haeringen werkt rond hetzelfde principe. Opvallend is natuurlijk dat het in de laatste twee titels om een kind in de hoofdrol gaat: het zijn verhalen die de typische, romantische eigenschappen van het creatieve, scheppende kind onderschrijven. In het geval van Meneer Papier en Calder worden die eigenschappen aan een volwassene toegeschreven. Wat Meneer Papier creëert is voor kinderen meteen herkenbaar: in Meneer Papier gaat uit wandelen, knipt hij bijvoorbeeld een hond en een stok om mee te spelen in het park. Pas later in de reeks, met Meneer Papier en zijn meisje (2008) wordt aan het hoofdpersonage ook een meer volwassen thematiek gekoppeld, die symbolisch vertaald wordt. Meneer Papier heeft dan een vriendin gecreëerd, maar hij wordt zo bezitterig dat hij haar lichaamsdelen een voor een afknipt om haar dichter bij zich te houden. Doordat hij haar niet als een eigen persoon respecteert maakt hij haar kapot en verliest hij haar. Hoewel dit boek breder gelezen kan worden als een leeftijdloos verhaal over jaloezie binnen een vriendschap, ligt het door het verlangen van Meneer Papier naar een exclusieve relatie meer voor de hand om het te interpreteren als het relaas van een relatiecrisis. | |||||||||||||||||
KoppelsNaast individuele volwassenen zijn er kinderboeken die een koppel opvoeren als hoofdpersonages. Soms gaat het om een getrouwd koppel, soms om twee mensen of | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
Illustratie: Michelle Hoenderboom
dieren van hetzelfde geslacht die samen wonen of alles samen doen. Ook dat fenomeen is niet nieuw, denk maar aan de verhalen over Kikker en Pad van Arnold Lobel of The Wind in the Willows van Kenneth Grahame (1908, vertaald als De wind in de wilgen). Op televisie zijn Bert en Ernie een bekend voorbeeld, of de Dikke en de Dunne. Teya Rosenberg wijst erop dat dergelijke, schijnbaar eenvoudige verhalen, vol paradoxen zitten. Over de boeken van Lobel schrijft ze dat Kikker en Pad zowel dieren als mensen zijn, en: ‘A further paradox is that Frog and Toad are simultaneously adults and children’. (76) Aanduidingen van hun volwassen levensstijl zijn onder andere het feit dat ze alleen wonen en wijn drinken. Ze dragen volwassen kleren: een geklede broek en een jasje van tweed. Maar net als sommige volwassen hoofdpersonages die hierboven beschreven zijn, worden Kikker en Pad ook vaak afgebeeld in activiteiten die eerder met kinderen geassocieerd worden: ‘flying kites, eating cookies, or playing leap frog’. (Rosenberg 76) Ze hebben dan weer geen last van typisch volwassen besognes als rekeningen betalen of een beroep uitoefenen. (Rosenberg 76) Bij dergelijke koppels vervult een van de personages vaak een ouderrol, zo merkt Rosenberg op, al wordt dat patroon ook soms doorbroken. (78) Om bij Sesamstraat te blijven, is Bert rationeler en meer gesteld op regels, orde en rust dan de nieuwsgierige, clowneske Ernie. Ook andere vormen van tegenstellingen en paradoxen komen voor bij koppels in de hoofdrol van kinderboeken. Mevrouw Ja en Meneer Nee (2011) van Pieter van Oudheusden en Inge Bogaerts draait bijvoorbeeld volledig rond het contrast tussen een optimist en een pessimist. Op een dag worden hun eigenschappen omgekeerd. Waarom worden in dit soort verhalen volwassenen afgebeeld, en geen kinderen? Dezelfde re- | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
denen als bij de bovengenoemde boeken liggen voor de hand: de koppels wonen alleen en hoeven geen verantwoording af te leggen (aan ouders of leerkrachten bijvoorbeeld). Dit maakt de verhalen eenvoudiger. Bovendien wordt er gealludeerd op de kleine meningsverschillen die in elke langdurige relatie ontstaan, en die in deze boeken op een humoristische manier uitvergroot worden. Tot een scheiding komt het echter nooit.Ga naar voetnoot1 Het gaat er in deze boeken immers niet om een realistisch huwelijksverloop van twee uiteenlopende karakters te schetsen, maar om spannende en humoristische situaties te vertellen met twee personages die gemakkelijk te typeren zijn. Soms geven de verhalen de kinderen wat meer inkijk in het leven van een koppel, al zijn ze hierin ook weer selectief. Door het (deels) kinderlijke karakter van deze hoofdpersonages en het jonge doelpubliek komt seksualiteit bijvoorbeeld niet direct in beeld. Toch worden er wel eens homo-erotische connotaties verbonden aan figuren als Kikker en Pad, de Dikke en de Dunne of Bert en Ernie. (Rosenberg 84-85) In het beschrijven van de relatie zijn de boeken soms zo suggestief, dat het onduidelijk is of er liefde of louter platonische vriendschap in het spel is. Zo ontstond rond het boek Wachten op matroos (2000) van Ingrid Godon en André Sollie enige commotie in het Verenigd Koninkrijk omdat het boek een liefdesrelatie tussen twee mannen zou voorstellen. Het boek gaat over een man die wacht op zijn vriend. Wanneer die eindelijk opdaagt, trekken ze samen de wijde wereld in. In het Engels kreeg het boek de provocerende titel Hello Sailor! mee, een frase die in slapstick met verwijfde matrozen wordt geassocieerd. Hierdoor riep het boek zowel lof als protest op: het werd in de markt gezet als het eerste boek voor kleuters over een homoseksuele relatie. Ingrid Godon, die het verhaal bedacht had, keek hier behoorlijk van op: zij had het verhaal geschreven als het relaas van een vriendschap. (zie Joosen 2010) De ambiguïteit van een volwassen hoofdpersonage met kinderlijke trekken kan dus heel verschillende lezingen van een zelfde verhaal opleveren. Een uitzondering wat betreft de seksualiteit van de volwassen hoofdpersonages, biedt het eerdergenoemde Mevrouw Ja en Meneer Nee. Wanneer Mevrouw Ja overvallen wordt door een depressie, maakt haar echtgenoot een schilderij: hij schildert haar in een Rubensiaanse, weinig verhullende pose terwijl ze hem verleidelijk aankijkt. Enkel twee kersen bedekken haar borsten. Het is een zeldzame erotische scène in prentenboeken waarin volwassenen de hoofdrol spelen. | |||||||||||||||||
Toekomstige oudersVerder worden de gevoelens van toekomstige ouders inzichtelijk gemaakt in prentenboeken. Het boek beschrijft dan hoe de ouders het verlangen naar een kind ervoeren, en eindigt met de geboorte van het kind. Deze titels geven een antwoord op de vraag | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
Illustratie: Michelle Hoenderboom
van kinderen wat hun ouders zoal deden voor ze geboren waren, al moet je dat antwoord niet al te serieus nemen. Zo dromen de koning en zwangere koningin uit Konijntjesbrood (2011) van André Sollie bijvoorbeeld over respectievelijk een konijntje en een eekhoorntje, die gelezen kunnen worden als metaforen voor een jongetje of een meisje. Ze krijgen uiteindelijk een van elk. In prentenboeken over toekomstige ouders wordt seks op een metaforische manier gesuggereerd. In Mannetje en vrouwtje krijgen een kind (2009) van Brigitte Minne en Kaatje Vermeire droomt een jong koppel van een kind. Terwijl ze allerlei schetsen maken, staan er op de tafel ook een bloemenruiker en een bij afgebeeld. Dit is een speelse knipoog die verwijst naar verhaaltjes over bloemetjes en bijtjes die kinderen op een omslachtige manier vertellen waar baby's vandaan komen. Ook in dit boek wordt er immers niet gewoon verteld hoe Mannetje en Vrouwtje hun kind verwekken. Wel bevat het verhaal een niet te miskennen moraal voor aanstaande ouders. Het kind is namelijk heel anders dan het koppel zich had voorgesteld en ze moeten het leren kennen als een individu met een eigen persoonlijkheid. Net als Mannetje en vrouwtje krijgen een kind bevat Takkenkind (2012) van Gerda Den-dooven een niet te miskennen knipoog naar lezers die al voorgelicht zijn. Het boek begint met het beeld van een koppel in bed. De vrouw wordt plots wakker met het verlangen naar een kind, en ze wil het meteen. Na enig aandringen geeft de man toe: ‘als het zo dringend is dan moet het maar.’ (zonder paginering) Hij trekt zijn kleren aan om naar buiten te gaan. Hierop ontspint zich de volgende conversatie: | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
‘Kom terug in bed, man!’ De ironie van deze passage is duidelijk voor wie weet hoe kinderen normaliter op de wereld komen. Het is daarbij vreemd dat de vrouw pas nu tot de ontdekking komt dat haar man blijkbaar niet goed voorgelicht is. Hoewel literaire personages steeds van papier zijn, hebben we toch bepaalde verwachtingen over deze fictieve wezens, bijvoorbeeld dat ze ooit geboren zijn, dat ze ouders hebben en ooit zullen sterven. Voor volwassenen geldt bovendien de verwachting ‘to have at least some sexual experience, whether or not this is essential for the plot. [...] Married characters will be assumed to be having or to have had sex’. (Nikolajeva 23) Net die verwachting wordt in deze tekst geparodieerd, al is de ironie alleen herkenbaar voor wie al weet heeft van seks. Den-dooven speelt hier met de uiteenlopende voorkennis van een dubbel leespubliek en met de conventie dat prentenboeken doorgaans nogal kuis zijn in het afbeelden van seks. Haar verhaal krijgt bovendien een sprookjesachtig karakter, want de man vindt een Takkenkind in de sneeuw dat het koppel uiteindelijk adopteert. Het einde roept nieuwe vragen op, want dan blijkt de vrouw toch zwanger: ‘Precies twee lentes later begon er iets in de buik van de vrouw te groeien. Iets heel erg moois en het was geen boom.’ Hoe die zwangerschap er gekomen is, wordt aan de fantasie van de lezer overgelaten. | |||||||||||||||||
ConclusieUit de bovenstaande voorbeelden wordt duidelijk dat een volwassen hoofdpersonage van een prentenboek voor kinderen er heel anders uitziet dan een volwassen protagonist in een film of roman die bedoeld is voor andere volwassenen. Als deze personages zo duidelijk geassocieerd worden met kinderlijke gevoelens en eigenschappen, waarom kiezen de makers van deze boeken dan niet simpelweg voor een jong hoofdpersonage? Het antwoord op die vraag is eenvoudig; door hun status als volwassenen genieten deze personages een vrijheid die aan kinderen en jongeren zelden gegund wordt. Ze wonen alleen, kunnen zich vrij bewegen en hoeven aan niemand toestemming te vragen om op avontuur uit te trekken. In avonturenverhalen waarin kinderen de hoofdrol spelen, moeten auteurs zich vaak in bochten wringen om de ouders uit de weg te werken, voordat de kinderen zonder toezicht op avontuur kunnen gaan. Vaak hebben de volwassen hoofdpersonages in kinderboeken wel de lusten maar niet de lasten die bij hun leeftijd horen: zo worden figuren als Mijnheertje Kokhals, Meneer Papier, Mevrouw Ja en Meneer Nee en vele anderen voorgesteld zonder een beschrijving van hun professioneel leven en zonder geldzorgen. Ze komen blijkbaar materieel gezien niets tekort, maar hoe ze hun leven financieren of praktisch inrichten komt niet | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
aan bod. Datzelfde geldt voor hun sociale leven, dat uiterst beperkt wordt weergegeven. In de voorbeelden die ik besproken heb, komen geen kinderen voor of spelen zij een marginale rol. Volwassen hoofdpersonages van kinderboeken verschillen dan ook wezenlijk van volwassen nevenpersonages die wel met kinderen interageren. Zeker wanneer het om vaders en moeders gaat, kunnen deze volwassenen het zich niet permitteren om al te veel eigenschappen uit het romantisch kindbeeld op zich te nemen. Zij worden dan immers in de bijrol van opvoeder gecast, terwijl het dan doorgaans de kinderen zijn die zich creatief, fantasievol en avontuurlijk mogen gedragen, binnen de grenzen die hun ouders opleggen en waar volwassen hoofdpersonages zich niks van hoeven aan te trekken. | |||||||||||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||||||||||
Secundaire literatuur
|
|