Vooys. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Hans Ester, Chris van der Merwe en Etty Mulder (red.) | |
Bart de Graaff
| |
[pagina 90]
| |
onbeschrijfelijk en onuitsprekelijk is in ‘gewone’ taal. (131) Een trauma laat zijn slachtoffers sprakeloos achter, niet in staat een taal te vinden voor wat hen overkomen is. (62) Toch wordt het algemeen als ‘helend’ beschouwd lijden onder woorden te brengen, mits dat mogelijk is. In 24 bijdragen wordt in Woordeloos tot verhaal onderzocht of en zo ja hoe een (collectief) trauma verwoord kan worden in een coherent verhaal. Een verhaal dat zin geeft aan het bestaan en als samensnoerend element binnen de samenleving dient. In antwoord op deze vraag wordt onder andere werk van Hans Keilson, Hugo Claus, Jessica Durlacher, Etienne van Heerden en Ingrid Winterbach onder de loep genomen. Bijzonder aan de bundel is dat het centrale vraagstuk vanuit verschillende disciplines wordt benaderd. Naast de letterkundige invalshoek wordt (het verwoorden van) trauma ook benaderd vanuit onder meer filosofisch en medisch perspectief. Dat gekozen is voor zowel Nederlandse als Afrikaanse stukken, vloeit volgens de samenstellers voort uit het inzicht dat ‘daar baie gemeenskaplike probleme en uitdagings [is] wat Afrikaans-sprekendes en Nederlands-sprekende gemeenskappe verbind’. (9) In dit verband wijzen zij onder meer op het afkalven van de vroeger zo vanzelfsprekende nationale identiteit en het opkomende ‘wij-zij’ denken binnen landen. De specifieke meerwaarde van het opnemen van Afrikaanse en Nederlandse bijdragen ligt volgens de samenstellers in het feit dat Europa in het verleden geconfronteerd is met de Holocaust en Zuid-Afrika met apartheid. Twee zaken die psychologisch gezien ook nu nog niet verwerkt zijn. ‘Die Holocaust het kollektiewe trauma meegebring’, staat op de achterflap, ‘omdat die openbaring van die mens se skadukant die einde van simplisties-optimistiese diskoerde van vooruitgang beteken het. 'n Soortgelyke situasie het vir baie mense in Suid-Afrika ontstaan na die einde van apartheid, toe ontstellende verhale van individuele en kollektiewe onreg bekend geraak het.’ Acht van de 24 bijdragen zijn in het Afrikaans geschreven. Ze zijn gegroepeerd rond diverse thema's, waaronder ‘Trauma, religie en het sublieme’, ‘Transgenerationele trauma’ en ‘Trauma in die Suid-Afrikaanse literatuur’. Traumaslachtoffers dragen een onmogelijke geschiedenis met zich mee. Ze worden in bezit genomen door deze geschiedenis en niet andersom. Een cruciale stap in het herstelproces, schrijft Wytske Versteeg, is om door verwoording van de traumatische herinneringen ‘de grenzen van betekenisgeving te herstellen’ en zodoende ‘opnieuw de positie te verwerven van degene die in staat is om voor zichzelf te spreken’. (63) Aangezien een trauma een totale ineenstorting van de bekende wereld betekent en gepaard gaat met een verlies aan identiteit, is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan. De moderne geschiedenis van Zuid-Afrika kan hier als voorbeeld aangehaald worden. Onder koloniaal bewind en apartheid - grofweg van 1650 tot 1990 - stortten daar zowel inheemse sociale structuren als eeuwenoude (en vertrouwde) wereldbeelden in. Na de val van apartheid werd de Waarheids- en Verzoeningscommissie (WVK) ingesteld om Zuid-Afrikanen de gelegenheid te geven het traumatische verleden voor het | |
[pagina 91]
| |
voetlicht te brengen en een proces van nationale verzoening tussen blank en zwart op gang te brengen. Om de woorden van Versteeg opnieuw aan te halen: de WVK bood slachtoffers van apartheid de kans zich de positie te verwerven van degene die in staat is om voor zichzelf te spreken. In haar bijdrage ‘Zuid-Afrika: een verhaal van vergeving’, stelt Willemijn de Ridder dat de WVK succesvol is geweest vanwege het leiderschap van Nelson Mandela en het feit dat zowel de zwarte als blanke elite opriep tot verzoening. Desondanks is het roerige Zuid-Afrikaanse verleden nog lang niet ‘verwerkt’. Integendeel, het land lijkt er na 1994 zelfs een getraumatiseerde bevolkingsgroep bij te hebben gekregen: de voormalige Afrikaner machthebbers die nu als minderheidsgroep slechts mondjesmaat invloed op de nationale politiek kunnen uitoefenen. Daarmee stortte hun wereldbeeld in en vielen zij ten prooi aan één van de belangrijkste sociaal-politieke trauma's in hun geschiedenis. Anton van Niekerk ontleedt in ‘Op soek na identiteit’ een van de meest emotionele uitingen van dit trauma - het taaldebat aan de Universiteit van Stellenbosch (US). Jarenlang was de US een bolwerk van Afrikaanse taal en cultuur. Toen een aantal jaar geleden besloten werd de universiteit meer toegankelijk te maken voor Engelstalige studenten (en docenten), riep dat een storm van verontwaardiging op. Een storm die nog altijd niet is gaan liggen. Dat is merkwaardig, aldus Van Niekerk, gezien het ‘relatiewe gemak waarmee mag deur die Afrikaners prysgegee is’. (216) Blijkbaar zijn sommige Afrikaners bereid om veel op te geven; ze trekken echter een grens als het op taalrechten aankomt, omdat ze Afrikaans zien als een essentieel onderdeel van hun identiteit. (222) Van Niekerks stuk geeft een goed overzicht van het Stellenbosche taaldebat, dat volgens hem niet vrij is van conservatieve of wellicht zelfs reactionaire ondertonen.Ga naar voetnoot3 Jammer is alleen dat hij aan het slot van zijn bijdrage volstaat met het intrappen van wat voor velen een open deur zal zijn: tegenover de onwenselijkheid van het eenzijdig benadrukken van een wezenlijk exclusieve Afrikaner identiteit, stelt hij de wenselijkheid van het ontwikkelen van een niet-etnische, nationale Zuid-Afrikaanse identiteit. In ‘Te hel met heling, Niggie!’ schrijft Thys Human over de voor- en nadelen van een therapeutische benadering binnen de studie van literatuur. Interessant in deze bijdrage is vooral dat de schrijver zowel het begrip trauma als het belang van het verwoorden van trauma's relativeert. Zo stelt hij dat de vraag of een gebeurtenis al dan niet traumatisch is eigenlijk niet objectiveerbaar is, maar bepaald wordt door de perceptie van de slachtoffers. Wat voor de één een schokkende gebeurtenis is, kan voor een ander immers ‘slechts’ een traumatische ervaring zijn. Verder laat hij aan de hand van Ingrid Winterbachs roman Niggie zien dat verwoording van een trauma ‘geen voorwaarde of selfs waarborg vir heling en aanpassing’ is. (348) Het is immers zo, | |
[pagina 92]
| |
schrijft Human, dat goede letterkunde wonden ‘eerder kan oopkrap’ dan helen. (344) Dat lijkt paradoxaal, gezien de eerdere constatering dat het algemeen als helend wordt beschouwd het lijden (aan een trauma) onder woorden te brengen. Bij nader inzien is hier van een paradox echter geen sprake; eerder van het benadrukken van de complexiteit van het begrip trauma en de manieren om daarmee om te (kunnen) gaan. De boodschap van Woordeloos tot verhaal kan kernachtig worden samengevat: sinds het de grenzen van de medische wereld overstak, is ‘trauma’ een begrip geworden dat op allerlei manieren kan worden (en wordt) ingevuld. Veel - zo niet alles - hangt af van het gebruikte perspectief. Er zijn individuele en collectieve trauma's en vooral binnen die laatste categorie bestaat een grote verscheidenheid. Is het trauma van de Holocaust bijvoorbeeld te vergelijken met het naoorlogse Nederlandse dekolonisatietrauma? Kan het trauma dat apartheid heeft veroorzaakt op één lijn worden gesteld met het trauma van machtsverlies waaraan (sommige Afrikaners) lijden ten gevolge van de invoering van een democratisch bestel? Trauma's komen, zo blijkt uit dit boek, in allerlei gradaties voor. Er is echter één gemeenschappelijk kenmerk: een trauma wordt veroorzaakt door de ineenstorting van de tot dan toe bekende wereld en het daarmee gepaard gaande verlies aan identiteit. In de woorden van de samenstellers: een trauma leidt ertoe dat ‘de coherentie van een zingevend levensverhaal twijfelachtig en vals’ wordt. (13) Woordeloos tot verhaal geeft geen definitief antwoord op de vraag wat een trauma is. Ook biedt het geen kant-en-klaar recept voor het verwoorden van traumatische ervaringen. Die pretentie hebben de samenstellers ook niet. In hun opzet om onderzoekers uit verschillende disciplines bij elkaar te brengen om het belang van trauma als centraal gegeven in de menselijke samenleving te benadrukken, zijn zij echter goed geslaagd. Dat het boek geschreven is door Nederlandse en Afrikaanstalige academici geeft zeker een meerwaarde, omdat het de trauma's van de Holocaust en die van apartheid in internationaal vergelijkend perspectief zet. En dat kan de kennis over het verwerken van trauma's alleen maar verder helpen. In haar bijdrage ‘De aanhoudende tijd’ schrijft Etty Mulder dat de Europese cultuur zich in een posttraumatisch tijdperk bevindt, ‘waarin de strijd tegen de amnesie voortdurend opnieuw moet worden aangebonden’. (22) Met de bundel Woordeloos tot verhaal gaan zij en haar medesamenstellers Hans Ester en Chris van der Merwe voorop in deze strijd. Het lijkt of de samenstellers, een musicologe/cultuurhistorica en twee letterkundigen, dit niet (alleen) aan historici willen overlaten. Daar hebben ze eigenlijk wel gelijk in. De gemiddelde historicus benadert het verleden met een mate van professionele afstandelijkheid. Romanschrijvers kennen deze beperking niet en zijn daarom de meest aangewezen personen om de gruwelijke gebeurtenissen, de traumatische Events uit het verleden aanschouwelijk en invoelbaar te maken. Toch is deze bundel niet uitsluitend door en voor letterkundigen geschreven. Voor iedereen die de strijd tegen amnesie mee wil voeren, ongeacht zijn of haar vakgebied, is Woordeloos tot verhaal aanbevolen leesstof. |
|