III. Reizen en hotels
113. Wie veel reist, heeft veel pech maar ook veel meer kansen dan anderen.
114. De kans is geen colporteuse; maar niettemin altijd op pad.
115. Overal is het draaglijk. Maar het draaglijkst toch wel in het buitenland.
116. De burgerlijke maffia van alle landen is erg machtig. Maak daaruit op dat elke autochtoon, als hij net zo zou leven als jij als vreemdeling, binnen een paar maanden geruïneerd zou zijn. Ze dulden je omdat ze je niet kunnen ruïneren.
(...)
IV. Vrouwen
162. Afleggertjes van hoge heren maintenere men niet.
163. Veel vrouwen lopen als het ware kort aangebonden. Ten dele willen ze moed vergaren om nee te zeggen, ten dele verraden dat ze niet kort zijn aangelijnd.
164. Veel vrouwen die nooit iets verstandigs zeggen kan men daaraan herkennen als absoluut niet stom, omdat ze niet het geduld opbrengen naar stommiteiten te luisteren.
165. Wie het in de liefde niet als autodidact tot meesterschap brengt, baat ook alle vakliteratuur niet. In elk geval is het altijd belangrijk in vorm te blijven.
(...)
V. Trucs
219. De hardhorendheid van velen is meestal maar voor een kwart organisch. De rest berust in gelijke delen op het niet in staat zijn gecompliceerde zaken te verstaan, op de ergernis daarover en op de gelukkige inval dat de man te zacht praat. Doe het en hij zal beter horen.
220. Onze Lieve Heer is een steeds slechter werkend medicijn voor ziekelijken. Ook met theosofie zul je niet veel meer uitrichten. Vertel de zieke schuine moppen, gemene anekdotes en dicht zijn verleden sluwe schoftenstreken toe. Hij zal na een week van je houden, na de tweede je vereren en je na de derde tot erfgenaam benoemen.
221. Wil je in een gezelschap de briljante uithangen zonder ook maar een mond open te doen, trek dan, zodra iemand iets heel fijnzinnigs zegt, een gezicht of het in je neus regent. Men zal denken dat je alleen te fijngevoelig bent geweest om het uit te spreken. (Heb je tijd om het er op aan te leggen, dan kun je je op deze, niet al te vermoeiende manier, literaire naam bezorgen.)