| |
| |
| |
Jeroen Dera en Wilco Versteeg
‘Leven moet je’
In gesprek met Charlotte Mutsaers
Op een zonnige woensdagmiddag hadden Jeroen Dera en Wilco Versteeg op het terras van Báton aan de Herengracht een gesprek met Charlotte Mutsaers. De kersverse winnares van de P.C. Hooftprijs vertelt over de documentaire die recent over haar is gemaakt, zet de pretentieuze schrijver eens goed op z'n plaats en spreekt over haar eetgewoontes, maar nooit is de literatuur ver weg.
Op vrijdag 2 april 2010 zond de NPS de documentaire De ogen van Charlotte Mutsaers uit, waarin de persoon en het werk van deze veelzijdige kunstenares en schrijfster centraal staan. Mutsaers zelf vond het in eerste instantie een ‘benauwend idee’ dat er zo'n documentaire aan haar werd gewijd: ‘Ik heb met het maken van die film wel moeite gehad, omdat je als schrijver gewend bent zelf je wereldbeeld vorm te geven. Je raakt in vliegende paniek als een ander dat van je wil overnemen. Uiteindelijk was ik er toch blij mee: de film is vrij impressionistisch geworden, niet uitleggerig, en ook niet strikt chronologisch opgebouwd, dat bevalt me. Daarnaast is hij helemaal niet high-brow, wat me ook aanspreekt. Al met al herken ik me vrij goed in het beeld dat er van me wordt geschetst.’
Dat beeld zal velen bekend zijn: Mutsaers is eigenzinnig, gezegend met de nodige empathie en goudeerlijk in het verkondigen van haar soms controversiële opvattingen. Toch waakt de kersverse P.C. Hooftprijswinnares ervoor om zich voortdurend met haar meningen in het publieke domein te wagen. ‘Het laatste jaar krijg ik zoveel verzoeken vanuit de media; dat is nauwelijks te overzien. In de week dat De ogen van Charlotte Mutsaers werd uitgezonden, zat ik ook aan tafel bij Kunststof en zou ik eigenlijk te gast zijn bij Pauw & Witteman in verband met de opening van de tentoonstelling Paraat met pen en penseel in Den Haag. Dat is niet alleen voor mij teveel, maar ook voor het publiek. Als ik drie keer per week op tv zou zijn, is dat een soort overexposure.’ Het is dan ook niet verwonderlijk dat Mutsaers zichzelf niet als publieke intellectueel ziet. ‘Veel te tijdrovend. Bovendien, ik ben veel te onafhankelijk om een publieke intellectueel te zijn. Meestal meng ik me ook niet in het politieke debat, en als ik dat wel doe, ben ik zo fel en tegendraads dat ik er veel te veel in opga. Jaren geleden ben ik ooit als columniste voor Trouw gevraagd, maar ik heb vriendelijk voor de eer bedankt. Ik ben zeker niet wars van engagement, maar denk dat mijn soort talent toch meer tot zijn recht komt bij het vervaardigen van literatuur. Daarbij moet je uiteraard wel pal in het leven blijven staan, want een ivoren toren leidt zoals bekend tot slappe thee.’
| |
| |
Het is niet alleen haar voorliefde voor de kunst die Mutsaers' weerstand tegen politiek opererende schrijvers verklaart. Wat ook een rol speelt, is haar opvatting dat de intellectuele mening niet per se meer waard is dan de andere. ‘Ik begrijp niets van schrijvers die gezamenlijke brieven ondertekenen of pamfletten. Is jouw mening als schrijver soms meer waard dan die van een ander? Ik vind dat waanzin. Ik ken bendes mensen die zich niet in een hooggeschoolde luxepositie bevinden en ontzettend verstandige en nuttige dingen te melden hebben. Waarom zou hun overtuiging minder belangrijk zijn dan die van iemand die literatuur schrijft? Aan de andere kant moet ik toegeven dat ik in een geheim hoekje van mijn hoofd ook wel eens denk: “Als ik met mijn bekendheid kon bereiken dat er slechts één hond minder gepijnigd werd, deed ik dat meteen.” En laten we eerlijk wezen: als de tandarts mij aanbood om me minder pijn te doen omdat ik de PC Hooftprijs gewonnen heb, dan nam ik graag op zijn martelzetel plaats. Je moet ook een beetje aan je eigen gewin blijven denken, dat spreekt.’
| |
Anti-artistiek postmodernisme
Haar bekendheid heeft Mutsaers te danken aan een compact maar doorwrocht oeuvre, waarin ze praktisch alle literaire genres heeft beoefend: van romans als De markiezin, Rachels Rokje en Koetsier Herfst tot de essaybundels Zeepijn, Kersebloed, Paardejam en Hazepeper, en van de dramatische monoloog Cheese! tot het beeldverhaal Mijnheer Donselaer zoekt een vrouw. Eind 2009 voegde Mutsaers ook een dichtbundel toe aan haar repertoire, Slagboom in bloei, die verscheen bij de bibliofiele uitgeverij Druksel uit Gent. ‘Toen in januari 2008 Koetsier Herfst verscheen, kreeg ik het krankzinnig druk. Ik ben toen meer gedichten gaan schrijven en dat beviel me uitstekend: een gedicht is maar een kleine entiteit en daar kun je dan makkelijk een maand aan schaven. Op een avond
| |
| |
in Perdu ontmoette ik Peter van Lier, een dichter die ik bewonder en bovendien heel graag mag. Hij vond een gedicht van mij mooi en vroeg me of ik Druksel kende van de Vlaming Johan Velter. Ik had er nog nooit van gehoord, maar het is werkelijk een prachtuitgever, met een heel eigenzinnig fonds. Ik vroeg om toestemming bij De Bezige Bij en toen zijn we met Slagboom in bloei aan de slag gegaan. Het is prachtig uitgegeven. Ik bewaar er goede herinneringen aan: uitgever Johan Velter is echt een topvent. Hoe kan het ook anders: hij is afkomstig uit Oostende!’
Slagboom in bloei is intussen uitverkocht, en ook met Koetsier Herfst houdt het succes voor Mutsaers niet op. De roman wordt behalve in het Duits nu ook vertaald in het Koreaans. ‘Ja, bijzonder, hè? Het is me alleen een raadsel hoe dat kan: is er geen literatuursocioloog die eens kan uitzoeken waarom nu net iemand in Korea graag de rechten van mijn boek verwerft? Wat me ook ontzettend verbaast, is dat ik nog steeds niet in het Frans ben vertaald. Ik zou wel eens willen weten hoe dat zit, want volgens insiders past mijn werk daar juist erg goed. Misschien ben ik te weinig diplomaat. Je moet volgens mij echt een diplomaat zijn om zoiets in Frankrijk voor elkaar te krijgen.’ Onder het internationale succes blijft Mutsaers vooral haar nuchtere zelf. Een trip naar Korea zou ze niet snel overwegen: ‘Ik vind vliegen helemaal niet prettig. Het is zo'n gedoe, en je moet je hond in het ruim doen, levensgevaarlijk. Ik ben wel ooit door Duitsland getrokken toen Rachels Rokje daar vertaald was, een slijtageslag. Wel was het een intense ervaring, waarbij ik veel sfeer heb geproefd. Als ik in een stad als Hamburg kom, ga ik niet meteen de toeristische en culturele trekpleisters aflopen. Je ziet veel meer van een stad als je je afvraagt of ze daar ook een C&A hebben, of wanneer je nagaat of ze op straat vriendelijk tegen je zijn. Ik vind het straatbeeld in een stad van vitaal belang.’
Dat Mutsaers verder kijkt dan de reisgids, verraadt haar artistieke inborst. Voor haar is het maken van iets moois en het uitdragen van haar filosofie vele malen belangrijker dan het gewin dat ze daarmee heeft. Als we haar vragen of het succes van Koetsier Herfst een positieve invloed heeft gehad op de verkoop van haar eerdere werk, stelt ze resoluut: ‘Geen idee. Ik hou me daar eigenlijk nauwelijks mee bezig.’ De receptie van haar werk interesseert Mutsaers daarentegen weer wel. Ze houdt actief bij hoe er op haar oeuvre wordt gereageerd en vindt dat ze niet mag klagen: ‘Met elkaar geven de verschillende commentaren op mijn werk een mooi beeld van mijn schrijverschap. Er zijn ook al zeer goede scripties over geschreven en zelfs een proefschrift. Alleen heb ik wel eens moeite met het feit dat me bepaalde intenties in de schoenen worden geschoven. Zo heb ik bij mijn weten nooit bewust de intentie gehad om met Koetsier Herfst ineens een geëngageerde roman te schrijven, zoals Thomas Vaessens in De revanche van de roman suggereert. Overigens vind ik zijn studie heel interessant, hoor. Dat boek signaleert duidelijke tendensen en is op een volstrekt ondoordachte en onbillijke wijze bekritiseerd - het enige wat ik eruit bestrijd, is net die veronderstelde intenties. Zo ontken ik ook dat ik een bewust postmodern auteur zou zijn, zoals wel vaker wordt beweerd. Aan de andere kant heb ik bijvoorbeeld Deleuze wel altijd een heel interessante filosoof gevonden, zodat het best zou kunnen dat ik onbewust door zijn werk beïnvloed ben. Ik heb alleen nooit voor “Het Postmodernisme” gekózen. Sowieso heb
| |
| |
ik weinig op met stromingen. Al tijdens mijn studie Nederlands had ik daar een hekel aan. Ik vond taalkunde en taalbeheersing dan ook veel interessanter - en de close reading-colleges als ze goed gegeven werden. Het past ook helemaal niet bij een creatieve geest om zich volgzaam bij een stroming aan te sluiten. Bovendien hebben al die groeperingen soms andere eigentijdse kunst onzichtbaar gemaakt. Denk even aan Cobra. Je hebt schrijvers die bewust bij een stroming willen horen - dat maakt ze ongeloofwaardig. Als ik aan een boek begin, is dat één groot avontuur. Ik heb uiteraard wel een grondidee maar weet nooit van tevoren waar dat heen gaat en op welke wijze, en zo hoort dat ook naar mijn idee. Voor de kwaliteit maakt het tenslotte niks uit tot welke stroming iets behoort. Als je voor een kerk staat, denk je immers zelden: “Het is Gotisch en daarom is het mooi! Of nee, daar zit een stukje Romaans boven een raam, en nu is het ineens veel minder mooi” Zo werkt dat niet. Kennis van zulke zaken verandert je ervaring van die kerk voor geen sikkepit. Die kaders zijn anti-kunstzinnig.’
| |
Van taling tot garnaalkroket
Toen begin 2008 het veelgeprezen Koetsier Herfst verscheen, werd er door sommigen heftig op het boek gereageerd. Met name het feit dat het personage Do een foto van Bin Laden op haar nachtkastje zet, schoot niet bij iedereen in het goede keelgat. ‘Sommige lezers hebben kennelijk de neiging om meteen datgene uit een boek te lichten, wat tegen de consensus ingaat’, stelt Mutsaers verbaasd vast. ‘Het gedicht van Bin Laden waarnaar ik Koetsier Herfst vernoemde, is daar een voorbeeld van. Onbegrijpelijk. Het heeft op volstrekt organische wijze een plaats in het boek gekregen en ik was er niet op uit om daarmee wie dan ook te epateren. Mensen met een minder voorspelbare ethiek begrijpen dat direct. Voor mij is iets als het Kreeftenbevrijdingsfront ook doodnormaal - normaler in elk geval dan het levend koken van kreeften - maar voor de gemiddelde Nederlander ligt dat blijkbaar anders. Dat maakt mijn werk misschien onbedoeld controversieel. Daarom draag ik er ook zorg voor dat “de dikke dingen” recht uit het echte leven komen. Ik heb namelijk niets met science fiction of andere onwaarschijnlijke zaken op. Maar kennelijk zijn de dingen die ik uit het normale leven licht, soms zo merkwaardig of aanstootgevend dat ze vanzelf kritische reacties teweeg te brengen. Dat moet dan maar want diezelfde dingen trekken anderen juist aan.’
Wat de laatste jaren met name vaak uit Mutsaers' werk wordt gehaald, is haar empathie met dieren. ‘Inderdaad, dat wordt vaak uit Koetsier Herfst naar voren gehaald, al is het goddank minstens zo vaak de taal die wordt geroemd. In elk geval is de dierenzaak niet de kern van de roman. Het gaat erom hoe je moet leven wanneer je met je idealen buiten de consensus staat, en meer specifiek om de vraag of een mens nog wel leven kan met een overmaat aan medelijden. Dat wil echter niet zeggen dat ik in dit boek niets over mijn opvattingen over de behandeling van onze mededieren laat zien. Ik vind het een grof schandaal dat kreeften in restaurants levend worden gekookt. Dat moest eens gebeuren met baby's! En ja, de wezens die het op deze wereld het allerzwaarst te verduren hebben en dan nog van de mens, dat zijn de dieren. Daar bestaat geen enkele Unicef voor. Wel bestaat er gelukkig iets goeds als Sea Shepherd Conser- | |
| |
vation Society, een organisatie die zich hard maakt tegen de walvisvaart. Toen Koetsier Herfst net verschenen was, had ik het geluk dat ik in Pauw & Witteman mocht aanschuiven bij een tof lid van Sea Shepherd. Ik had ook tegenover een afgezaagde moraalridder kunnen zitten. Wat een bof hè!’
Mutsaers waakt ervoor dat haar betrokkenheid bij het dier niet in een nieuw soort identiteit ontaardt. ‘Ik ben nu eenmaal geen politica of activiste, maar heb gekozen voor een artistiek vak. Ik zal dan ook niet snel een boek schrijven zoals Jonathan Safran Foer dat deed met Eating Animals, hoewel ik het initiatief prachtig vind - applaus voor deze man! Zo'n boek zou ik overigens niet eens kunnen schrijven, want ik ben niet volledig vegetariër. Ik kan het simpelweg niet opbrengen om helemaal geen dieren te nuttigen. Daar word ik slap van. Garnaalkroketten behoren bijvoorbeeld tot mijn lievelingsgerechten, naast verse pasta's - de Italiaanse keuken is me erg lief. Mijn man en ik hebben echter wel een grens getrokken als het op vlees eten aankomt: hooguit wat biologische kip een keer in de maand en verder vis, eieren, bonen of vleesvervangers. We eten helemaal niets van zoogdieren en ook helemaal niets uit de bio-industrie, dus ook geen zalm. Wat ze met zalm doen in die kwekerijen: vreselijk! Een zalm is één brok leven, en dat wordt daar helemaal teniet gedaan. Ze kunnen geen kant op en zitten van kop tot staart vol antibiotica. Als je dat allemaal weet, heb je echt geen trek meer.’
Waar het op eetgewoontes aankomt, is Mutsaers goed te vergelijken met het personage Maurice Maillot uit Koetsier Herfst. In dat boek volgen we diens ontwikkeling van gretige vleeseter tot fulltime vegetariër, die op het eind van de roman weer een gebakken haring eet. ‘Inderdaad is Maurice goed met mij te vergelijken. Het is eigenlijk een van de grote raadsels van mijn leven waarom ik, die als kind al zoveel van dieren hield, vroeger zo verzot was op vlees. We aten vroeger werkelijk alles: kievitseieren, snippen, zuiglam, kalfspoot, rundertong, talingen, hazen - alles, alles, alles. Als kind denk je er helemaal niet over na dat zulk vlees van dieren afkomstig is. En als je het wel ontdekt, zeggen ze: “Ja, dat dier was ziek, wat wil jij?” Even later wordt er echter van een “dood dier” gesproken, en nog later is dat dier voor ons “dood gedaan”. Dat vind ik ook zo'n fijn woord, “doodgedaan” - ze zeggen dat altijd in België. Je wordt constant om de tuin geleid.’
| |
Schatgraven naar Kafka
Daarmee is hier het laatste over Mutsaers' dierenliefde gezegd, die bij een te sterke nadruk immers zou afleiden van haar creatieve veelzijdigheid. Zelf weet de schrijfster niet goed waarom haar oeuvre een amalgaam van genres is. ‘Waarom ook niet’, zegt ze. ‘Zo blijf je levendig. En moet je nagaan: ik ben ook nog eens tot mijn veertigste fulltime beeldend kunstenaar geweest. Daarnaast heb ik in het onderwijs gewerkt, waarbij ik trouwens ook Nederlands heb gegeven. Dat is echt een prachtbaan.’ Aan het huidige literatuuronderwijs op middelbare scholen zou Mutsaers, inderdaad niet wars van engagement, graag wat veranderd zien: ‘Ik snap niet waarom leerlingen tegenwoordig geacht worden “op te klimmen” in het niveau van de boeken die ze lezen en
| |
| |
dus met rotzooi mogen beginnen. Waarom zou je iemand slechte werken aanbieden? Niemand hoeft van mij te lezen, maar als je dat dan toch wilt verplichten, wijs dan op topkwaliteit. Iedereen moet gewoon meteen leren wat het beste is. Voor je het weet denken jongeren anders dat literatuur inherent is aan shit. Aan de andere kant vind ik het te ver gaan om te zeggen dat iedere HBO-leraar alles van Multatuli moet hebben gelezen. Voor hetzelfde geld heeft zo'n leraar op heel veel andere vlakken waardevolle kennis in zijn mars. Je kunt beter weinig boeken heel goed gelezen hebben, zodat je je enthousiasme over dat werk op een ander kunt overbrengen, dan dat je veel gelezen hebt maar er niet door bent gepassioneerd. Dat is naar mijn idee ook het mooie van literatuur: mensen die van lezen houden, komen tenslotte altijd wel datgene tegen wat voor hen is gemaakt, en vanzelf leidt dat tot meer.’
Van dat laatste geeft Mutsaers zelf een charmant voorbeeld: ‘Ik heb Kafka helemaal alleen ontdekt toen ik zestien was. Ik weet het nog goed: het was zo'n klein intrigerend boekje met een tekening van Kafka zelf op het omslag. Ik heb het met heel veel moeite in het Duits gelezen, en vond het fantastisch. Ik dacht echt dat het mijn eigen vondst was en vroeg naïef aan mijn leraar Guus Sötemann of hij er wel eens van gehoord had. Die man had nota bene Het slot vertaald, je lacht je dood. Maar ik had wel een schat opgegraven, en schatgraven geeft altijd de meeste voldoening. Het werkt precies hetzelfde als met kleren: als je een broek bij de C&A koopt die eruit ziet als een Armani, dan ben jij degene die het mooi voor elkaar heeft.’
Dat Mutsaers de C&A zo trouw blijft ondanks haar status als PC Hooftprijswinnares, is tekenend voor de nuchtere en oprechte manier waarop zij in het leven staat. Wie meer van haar leven en werk wil zien, kan zich tot 29 augustus 2010 wenden tot het hernieuwde Letterkundig Museum, waar zij de eerste levende auteur is aan wie een tentoonstelling is gewijd. Verder lezen kan ook: haar laatste essaybundel Pedante pendules en andere wekkers verscheen in mei bij De Bezige Bij. In de inleiding op die bundel, ‘Geëngageerde goochelaars’, lezen we de Mutsaers terug zoals wij haar spraken. Als haar alter ego Blanche de Craeyencour de schrijfster erop wijst dat ze Tom Poes als kind zo leuk vond, antwoordt Mutsaers:
Dat klopt. Maar dat kwam doordat ik onmiddellijk door had dat de sprekende dieren die er in voorkwamen in feite mensen waren. Hetzelfde met de fabels van La Fontaine of de boeken over olifant Babar en zijn familie. Dat vond ik allemaal schitterend. Al die dieren gedroegen zich dan ook geloofwaardig. Maar zodra er, om maar iets te noemen, een draak, een kabouter of een reus ter sprake werd gebracht, haakte ik af en hoefde het niet meer. Ook gebrek aan realiteitszin van personages kon ik erg slecht velen. Neem Roodkapje, die nog geen oma van een wolf kon onderscheiden of Alice in Wonderland, die zich nauwelijks verbaasde over de wanstaltigheid van een konijn met zakhorloge. Over the top.
Precies zo wil Mutsaers werken: géén science fiction, maar kunst die tegelijkertijd in het echte leven staat. ‘Want’, zo benadrukt de schrijfster, ‘leven moet je.’
|
|