Vooys. Jaargang 27
(2009)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |||||||||||
illustratie: Luc Princen
| |||||||||||
Nieuwe Literatuur, Nieuwe gidsen?Ga naar voetnoot1 Onderzoek naar de onlinekritiek van Recensieweb
| |||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||
Literaire kritiek op internet. Het zou overdreven zijn om te zeggen dat we er niet meer omheen kunnen, maar zij speelt onmiskenbaar een steeds grotere rol in het literaire debat. Niet alleen worden er op interactieve websites als De Contrabas, Poëzierapport en Achille van den Branden openbare discussies gevoerd over het hoe en wat in de literatuur, maar ook wordt internet steeds belangrijker als alternatief voor de gedrukte media waarin de literaire kritiek steeds verder in de verdrukking komt. Met het verdwijnen van ‘Cicero’ van de Volkskrant en de afnemende ruimte voor literatuurkritiek in andere dag- en weekbladen lijkt Nederland definitief het spoor te volgen van de Verenigde Staten, waar de boekenkaternen al langer ‘als sneeuw voor de zon verdwijnen’. (Vloet 2007) De vraag lijkt gerechtvaardigd of internet deze leemte kan opvullen. En waarom zou de toekomst van de literaire kritiek er op internet niet rooskleurig uitzien? Het is een plek waar snel, uitgebreid en interactief gepubliceerd kan worden en daar schort het nu juist (in toenemende mate) aan in de gedrukte media. Niet voor niets sprak Erik Spinoy in 2005 al over internet als een plek waar het terrein geëffend zou kunnen worden ‘voor een terugkeer van het verdrongene’. (Spinoy 2005: 6) Ook Jos Joosten liet zich in diezelfde tijd ontvallen dat literaire kritiek op internet was uitgegroeid van ‘tweede circuit’ tot een ‘volwaardig kritisch medium’ en noemde de vraag hoe onlinekritiek zich zou gaan ontwikkelen ‘een van de spannendste vragen van vandaag’.Ga naar voetnoot2 (Joosten 2006: 87-89) Maar daar staan veel bedenkingen tegenover. Andrew Keen is met zijn boek The Cult of the Amateur uitgegroeid tot een van de meest geprononceerde representanten van het internetscepticisme. (Keen 2007) Hij vertegenwoordigt het idee dat internet is uitgegroeid tot een meningencircus waarin de professional het onderspit delft, met het gevolg dat kennis en expertise erodeert. Als we Keens denkwijze toepassen op de literaire kritiek zou dat betekenen dat op internet de mening van een professionele criticus net zo veel waard is als die van een amateur, wat zou kunnen betekenen dat de professional er dan maar mee stopt. Het standpunt van Keen is terug te vinden in de meningen van veel Nederlandse schrijvers en critici. Voorbeelden hiervan zijn Elsbeth Etty die aangeeft dat op internet vaak ‘zomaar wat wordt geroepen’ over literatuur (De Boer 2008Ga naar voetnoot3) en Herman Stevens, die beweert dat internetrecensies ‘nauwelijks het niveau van een boekverslag overstijgen’. (Stevens 2007) Ook Jos Joosten, aanvankelijk dus tamelijk positief gestemd over de gebeurtenissen op het net, is recent op zijn mening teruggekomen. In een nog ongepubliceerd artikelGa naar voetnoot4 komt hij met een analyse waarin de recensiesites op Bourdiaanse wijze worden beoordeeld op hun rol in het literaire veld. Worden ze opgemerkt door de gevestigde media? En op welke manier? Joostens antwoord is dat de sites ‘uiterst welwillend [worden] getolereerd als een niet-kwaadaardige nieuwe mensensoort, maar zeker niet beschouwd als serieuze partij’. (Joosten 2009: 17) Daarnaast komt hij met behulp van Poggioli's ideeën over de avant-garde tot de conclusie dat de recensiesites op hun beurt helemaal niet tegen de gevestigde orde aanschoppen, maar zich juist conformeren en erbij willen horen. Het zijn in Joostens woorden ‘papieren recensies die alleen niet op papier geschreven zijn’. (Joosten 2009: 17-18) | |||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||
Op Joostens conclusies zal ik later nog terugkomen, maar ik zal toch alvast met een tegenwerping moeten komen op zijn observatie dat de websites enkel glimlachend worden verwelkomd. Dat dit niet altijd zo is, bleek al uit de hierboven geciteerde woorden van Herman Stevens uit zijn in NRC Handelsblad gepubliceerde artikel met de veelzeggende titel ‘De goede recensies staan niet op het internet’ (Stevens 2007), maar bijvoorbeeld ook uit onderstaand citaat van schrijfster en critica Marja Pruis die het in haar column in De Groene Amsterdammer heeft over ‘de uitdijende recensiepraktijken op het internet waar het dilettantisme triomfeert’: Recensies op het web, ik kan er slecht aan wennen. [...] Het is alsof je wordt aangegrijnsd door een groot monster zonder gezicht, zonder context, maar met een enorme actieradius. Een onverslaanbaar monster dat tot in lengten van dagen op blijft ploppen bij iedere willekeurige zoekactie op het internet. [...] Dat het vaak van die korte nietszeggende stukjes zijn op die recensiewebben, soit. Dat ze abominabel geschreven zijn, ook soit. Dat ze kant noch wal raken, nog maar een keer soit. Dat ze niet allemaal juichend zijn over mijn boek, nou ja vooruit. [...] Maar het allerergste is natuurlijk dat je niet eens je weet-ik-wat ermee kunt afvegen. (Pruis 2008) | |||||||||||
2 OnderzoeksobjectenNu is vastgesteld dat internetkritiek in elk geval wordt opgemerkt in de traditionele media en daar zelfs enige mate van irritatie kan veroorzaken, zal ik mij in dit artikel verder richten op de site Recensieweb en het dagblad NRC Handelsblad. Het doel is om antwoord te geven op de vraag of er op Recensieweb een wezenlijk ander soort literatuurkritiek te vinden is dan in een traditioneel medium als NRC Handelsblad. In dat kader zal ik hier een wetenschappelijke analyse maken van beide podia. De keuze voor deze onderzoeksobjecten zal ik hieronder rechtvaardigen. Recensieweb is een website die sinds 2005 bestaat en zich sinds die tijd in een toenemende belangstelling mag verheugen: in oktober 2006 kreeg de site nog rond de 10.000 bezoekers, in oktober 2008 was dit aantal gestegen tot ongeveer 50.000.Ga naar voetnoot5 Hoewel pageviews en bezoekersaantallen natuurlijk niet het hele verhaal vertellen (Hoeveel unieke bezoekers zitten erbij? Wat doen zij precies op de website?) is het wel een populariteitsindicatie die verder blijkt uit het feit dat Recensieweb in de gevestigde kranten en weekbladen steeds vaker wordt opgepikt. Zo richtten de hierboven genoemde Stevens en Pruis hun pijlen mede op Recensieweb en werd er ook in andere bladen naar verwezen. (Kuitert 2005Ga naar voetnoot6, Schutten 2007) De keuze voor NRC Handelsblad als vergelijkingsmateriaal kan gerechtvaardigd worden door het simpele feit dat dit het enige overgebleven dagblad is met een los boekenkatern. Daarnaast bleek uit een kwantitatief onderzoek uit 2007 dat lezers de mening van een criticus van NRC Handelsblad het hoogst aanslaan. (Noomen e.a. 2007) Daar komt nog bij dat de krant in mei 2008 een aparte boekensite heeft gelanceerd (nrcboeken.nl), waarop een groot deel van de bijdragen in de boekenbijlage gratis te lezen is. Zo kan het dus voorkomen dat iemand die geïnteresseerd is in, zeg, het nieuwe boek van Arnon Grunberg, recensies van NRC en Recensieweb achter elkaar leest. | |||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||
Een case study naar een website als Recensieweb is mede interessant omdat internetkritiek in Nederland wetenschappelijk gezien nog een relatief braakliggend terrein is. Naast de publicaties van Jos Joosten heeft Elke Brems een verkennende studie verricht naar de site boekgrrls.nl (Brems 2007), maar helaas is de keuze voor dit platform als voorbeeld van literatuurkritiek op internet een beetje ongelukkig. Het is een zelfverklaarde pretentieloze site, een digitaal boekenclubje, dat thuishoort in de categorie van sociale netwerksites als Hyves en Facebook. Daar hoort Recensieweb nadrukkelijk niet thuis. Op de homepage presenteert het zichzelf als een plek waar ‘een vrijwillig maar deskundig team van recensenten garant staat voor heldere samenvattingen en beargumenteerde oordelen’.Ga naar voetnoot7 De redactie van de website bestaat dus uit amateurs, maar belooft tegelijkertijd een bepaalde kwaliteit te leveren. Recensieweb neemt daarnaast ‘positie in het literaire veld’, zoals dat in Bourdieus sociologische veldtheorie heet. Het wil zich onderscheiden van de gedrukte media dat een door tijd- en ruimtegebrek veroorzaakt selectiebeleid voert. Is dit wel een selectie op kwaliteit, vraagt de site zich af. ‘De kracht van Recensieweb’, zo valt er te lezen, ‘is dat het niet selecteert. Wij recenseren álle nieuwe Nederlandse literatuur en laten de selectie aan de lezer over’.Ga naar voetnoot8 Ook de ondertitel van Recensieweb, ‘Nieuwe literatuur. Nieuwe gidsen’, duidt op een strategie. Het roept het beeld op van een nieuwe generatie critici die de nieuwe literatuur begeleidt, net zoals in de negentiende eeuw De Nieuwe Gids zich wilde onderscheiden van De Gids. In de polemieken die zijn uitgevochten met schrijvers als Judith Visser en Herman Stevens beroept Recensieweb zich ook vaak op zijn ‘frisse kijk’ en ‘onbevoordeeldheid’. (Stoffelsen 2007) Deze kenmerken lijken niet te passen in de conclusie van Joosten, dat de recensiesites geen avant-gardistische kenmerken vertonen. | |||||||||||
3 Onderzoeksvragen en -methodeIn dit onderzoek zal ik geen antwoord geven op de vraag of NRC Handelsblad nu beter is dan Recensieweb, of andersom. Het gaat mij vooral om de vraag: op welke manier onderscheidt Recensieweb zich van NRC Handelsblad? Daarbij komen ook andere vragen aan bod. Maakt Recensieweb zijn pretenties waar? Heeft Recensieweb een avant-gardistisch oogmerk en komt dit terug in de inhoud? Wat voor soort recensies staat er op Recensieweb? Wat vinden de recensenten op dit podium belangrijk? Wordt er gereflecteerd op literatuur en literatuurkritiek? Het mag duidelijk zijn dat de analyse van de literatuurkritiek van NRC Handelsblad in dienst staat van de analyse van Recensieweb. Met andere woorden: het is uiteindelijk de bedoeling om tot een typering te komen van Recensieweb en niet van NRC Handelsblad. Hoewel ik Recensieweb op drie manieren heb bestudeerd zal ik hier vooral aandacht besteden aan de kwalitatieve analyse die ik heb gemaakt van de recensies op beide podia.Ga naar voetnoot9 Daartoe heb ik een corpus samengesteld van veertig recensies. Dit zijn recensies van twintig Nederlandstalige romans die voor het grootste deel in 2008 zowel op Recensieweb als op nrcboeken.nl zijn verschenen. Hoewel de kritieken van NRC Handelsblad natuurlijk eerst in de krant zijn verschenen, zijn de | |||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||
recensies op deze manier in verschijningsperiode en -medium - vergelijkbaar. Daarnaast is de kans aanwezig dat een lezer die nieuwsgierig is naar één van de twintig boeken de twee recensies achter elkaar leest. Uiteraard is het maar een greep uit een enorme hoeveelheid teksten, maar door de onderzoeksmethode en de onwillekeurige selectie denk ik toch tot algemene conclusies te kunnen komen. In het kwalitatieve onderzoek bekijk ik de recensies inhoudelijk en zal ik trachten de literatuuropvattingen van de recensenten en de recensiepodia te achterhalen. Ik gebruik hiervoor de methode die Olf Praamstra in 1991 uiteenzette. Zijn methode bouwde voort op de theorieën van J.J.A. Mooij en H.T. Boonstra die de nadruk legden op de argumenttypen die de criticus gebruikt. (Mooij: 1979, Boonstra: 1979) Volgens Praamstra doet een criticus meer dan enkel argumenteren. (Praamstra 1991: 19-20) De criticus kan naast zogenaamde directe uitsprakenGa naar voetnoot10, die direct betrekking hebben op het besproken literaire werk en waarvan voornamelijk de argumenten belangrijk zijn, ook niet-directe uitspraken doen. Van deze uitspraken, waarmee de criticus dus niet meer direct over het besproken literaire werk spreekt, zijn vooral de postulatieve en metakritische uitspraken van belang. In het geval van de postulatieve uitspraken zegt de criticus iets algemeens over zijn literatuuropvatting, terwijl metakritische uitspraken laten zien welke eisen hij stelt aan goede kritiek. (Praamstra 1991: 20-23) | |||||||||||
4 Kwantitatieve onderzoeksresultatenVoordat ik aan de kwalitatieve analyse begin zal ik kort wat kwantitatieve resultaten presenteren. Op basis van het corpus valt op te maken dat de recensies die in NRC Handelsblad verschijnen een stuk dichter op de actualiteit zitten dan de recensies van Recensieweb. NRC-lezers kunnen gemiddeld 22 dagen na de verschijningsdatum van een boek een recensie verwachten, terwijl dit op Recensieweb meer dan twee maanden is. De verwachting dat internet het ‘snellere’ medium is, gaat in dit geval niet op. Het gemiddeld aantal woorden dat de lezer vervolgens te lezen krijgt ligt dicht bij elkaar (747 voor Recensieweb tegen 797 voor NRC Handelsblad), maar het blijkt dat de lengtes in de krant veel meer uiteen lopen: NRC Handelsblad publiceert recensies die variëren van 385 tot 1.344 woorden, terwijl de kortste recensie op Recensieweb 568 en de langste 947 woorden telt. Het totale aantal recensenten op Recensieweb dat verantwoordelijk is voor de twintig kritieken is twee keer zo groot als bij NRC (twaalf om zes). Er lijkt bij de krant dus sprake te zijn van een kleiner clubje mensen dat de inhoud van de Nederlandse literatuursectie bepaalt. Ook worden daar duidelijkere accenten gelegd (‘grote’ boeken krijgen meer ruimte dan ‘kleine’ boeken), terwijl op Recensieweb ruimte is voor een meer egalitaire behandeling van de Nederlandse roman (zeker door het voornemen alles te willen bespreken). Het is wellicht gevaarlijk om op basis van dit kleine corpus dergelijke conclusies te trekken, maar het algehele beeld dat beide podia ook buiten het corpus laten zien, lijkt deze te bevestigen. | |||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||
5 Kwalitatieve resultaten5.1 Postulatieve uitsprakenDe recensies van zowel Recensieweb als NRC Handelsblad worden getypeerd door een sterke concentratie op het besproken boek; er wordt weinig afstand genomen van het werk en als dit gebeurt, is het meer om het te koppelen aan maatschappelijke gebeurtenissen dan om te reflecteren op literatuur en literatuurkritiek. In de terminologie van Praamstra: er worden veel directe en weinig niet-directe uitspraken gedaan. Voor expliciete reflectie op literatuur en kritiek is bij Recensieweb de opiniesectie bedoeld en ook de NRC-recensenten schrijven meer in algemene zin over literatuur en kritieken in essayistische stukken. Om toch tot een reconstructie van de literatuuropvatting te komen van de recensieplatforms is het noodzakelijk om Praamstra's definitie van een postulatieve uitspraak te verruimen. Praamstra stelt dat de recensent in postulatieve uitspraken laat zien ‘hoe [hij] over literatuur denkt, welke eisen hij eraan stelt [en] welke verwachtingen hij ervan heeft’. (Praamstra 1991: 21) Hoewel hij de postulatieve uitspraken rekent onder de niet-directe uitspraken, maakt hij wel het voorbehoud dat dit ‘niet [wil] zeggen dat zij geen enkele band met het besprokene hebben’. (Praamstra 1991: 20) Dit voorbehoud wil ik hier nog wat oprekken. In het corpus van dit onderzoek is een categorie uitspraken te vinden waarin de recensent weliswaar weinig afstand neemt van het besproken boek, maar wel degelijk uitspraken doet die zijn te extrapoleren tot een algemenere opvatting over literatuur. Dit zijn dus geen uitspraken waarin bijvoorbeeld wordt gezegd ‘Ik vind De Avonden goed vanwege het navrante slot’. Deze directe uitspraak zegt absoluut iets over de literatuuropvatting van de recensent, maar die wil daarmee niet direct iets algemeens zeggen over literatuur. Het gaat meer om een opmerking als: ‘Ik vind De ontdekking van de hemel echte literatuur, omdat Mulisch zijn stijl ondergeschikt weet te maken aan het verhaal.’ De postulatieve uitspraken in ruime zin zijn dus passages waarin wordt geëxpliciteerd of geïmpliceerd wat literatuur en eventueel ‘echte’ of ‘goede’ literatuur is. Er is geen overvloed van dergelijke uitspraken te vinden in dit corpus, maar de voorbeelden die er zijn, leiden al tot interessante conclusies. Ten eerste geldt voor beide platforms dat in acht recensies postulatieve uitspraken (in ruime zin) voorkomen. Ook blijkt er een aantal boeken te zijn dat dergelijke uitspraken kennelijk uitlokt en waarover beide podia zich postulatief uitlaten: bij vijf boeken is dit het geval. Ook blijkt uit deze uitspraken dat Recensieweb andere accenten legt dan NRC Handelsblad. Ik zal hieronder enkele exemplarische voorbeelden toelichten. Een boek dat bij beide podia tot postulatieve uitspraken leidt is Billy Doper van Jacob Groot. Groot heeft voornamelijk poëzie geschreven en dat is volgens de recensenten duidelijk te merken. In de recensie van Bob Hopman op Recensieweb ligt de nadruk op het gebrek aan verhalende kracht van Groots roman.Ga naar voetnoot11 Hopmans recensie heeft dan ook de veelzeggende titel ‘Misschien had het een gedicht moeten zijn’. Volgens de recensent gaat ‘Groots vertelling verloren in een mist van taalspel’, omdat hij ‘vergeet dat niet alleen poëtisch taalgebruik, maar ook vertelling een kunstvorm op zich is. Het taalgebruik in Billy Doper is bij vlagen heel schoon; een werkende, verhalende roman wordt het nergens’. Hopman stelt hier de duidelijke norm dat een roman ook een verhaal moet vertellen. Hij neemt weliswaar geen afstand van het besproken boek, maar koppelt aan zijn directe uitspraak wel degelijk een algemeen waardeoordeel over literatuur. Het past in het beeld dat we zullen gaan zien | |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
dat Ewoud Kieft van NRC Handelsblad meer nadruk legt op de stijlkenmerken. Ook hij kan geen noemenswaardig plot vinden, maar waardeert het experiment: ‘Af en toe zal Jacob Groots proza dicht in de buurt van de irritatiegrenzen van de lezer komen, maar dat is onontkoombaar in een boek dat met zoveel zelfvertrouwen de extremen van de taal, het denken en het verlangen opzoekt.’Ga naar voetnoot12 De critici van Recensieweb leggen vaker de nadruk op emoties en waarderen deze anders dan de NRC-recensenten. Dit blijkt ook uit de recensies van Jaap Scholtens De wet van Spengler. In dit boek wordt het sterfbed van Julius Spengler beschreven, oudste zoon in een hecht gezin, waarbij er nogal wat gevoelige momenten worden gedeeld tussen de familieleden. Nadat hij zo'n ‘gevoelige’ passage heeft geciteerd, vraagt Daan Stoffelsen (Recensieweb) zich af: Is dit sentimenteel? Ik moet het vragen, want ik word er sentimenteel van. En ligt dat dan aan mij, aan dat ik op de kop af tien jaar geleden mijn moeder door kanker verloor, met een grafsteen die een tekst als die van Julius over ‘een mooi leven’ debiteert?. Ligt het aan de clichés van het sterfbed en de broederliefde of aan Scholtens schrijftalent? [...] Ik neig naar dit laatste, naar de erkenning van het talent van de auteur.Ga naar voetnoot13 Arjen Fortuin (NRC) stelt daarentegen dat De wet van Spengler een roman is ‘die uit literair oogpunt nogal tegenvalt’.Ga naar voetnoot14 Fortuin laakt de door Stoffelsen geprezen stijl als ‘alledaags’ en ‘een opeenstapeling van mededelingen’. De clichés en sentimentaliteit die Stoffelsen een positieve draai geeft, worden door Fortuin negatief gewaardeerd. Fortuin start de recensie met het vermelden van de autobiografische wortels die dit boek heeft die volgens hem teveel de overhand hebben: ‘De wet van Spengler lijkt [...] veel meer een uiting van liefde voor een gestorven familielid dan van een artistieke missie. Het is als met een mooie toespraak op een begrafenis: een geschenk voor de nabestaanden, maar eigenlijk ook alleen voor die nabestaanden.’ Kortom: geen echte literatuur. Als je de postulatieve uitspraken op een rijtje zet, lijkt de tendens op Recensieweb dat men veel belang hecht aan ‘het verhaal’. Stijl is daaraan ondergeschikt, want stilistisch geslaagde boeken kunnen alsnog een matige beoordeling krijgen. Rachel Levy (Recensieweb) schrijft bijvoorbeeld over Wanda Reisels Die zomer dat ‘ook haar ervaren auteurschap en krachtige pen onvoldoende zijn’, want het zijn immers niet ‘[de] details [...], maar het verhaal zelf die een roman maken of breken (sic)’.Ga naar voetnoot15 Dit wijkt af van NRC Handelsblad, waarbij uit de postulatieve uitspraken juist een hoge waardering voor literaire stijl(middelen) blijkt. Dit komt onder meer naar voren in een recensie van Arjen Fortuin over Leon de Winters boek Het recht op terugkeer. De recensie heet ‘Hoe literair is de romanschrijver Leon de Winter nog?’ en Fortuin rekent De Winter vooral af op stijl en goedkope motieven.Ga naar voetnoot16 Pieter Steinz van NRC besteedt in zijn recensie van het door Recensieweb geprezen Paradiso van Kees van Beijnum dat de schrijver ‘te dol’ is op voor de hand liggende symbolen.Ga naar voetnoot17 En over de stijl schrijft Steinz: ‘Anders dan in zijn beste roman, De oesters van Nam Kee, bedient Van Beijnum zich niet van straattaal en van een overtuigende, overrompelende stem die het verhaal | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
vorm geeft maar van een bedachtzame, kabbelende stijl die op zin best sensitief is en op zijn slechtst kitscherig.’ Het aantal postulatieve uitspraken is te gering om een definitief oordeel te geven. De belangrijkste constatering is dat recensenten van Recensieweb net als die van NRC Handelsblad reflecteren op literatuur en de lezer af en toe laten zien wat hun beoordelingscriteria zijn. Op Recensieweb wordt dus niet ‘zomaar wat geroepen’ en recensies op deze site zijn dus ook geen samenvattingen met een onoverdacht oordeel, zoals wel over internetkritiek wordt beweerd. Maar om ook inhoudelijk hardere conclusies te trekken zal ik de directe, argumentatieve uitspraken onderzoeken die bij de onderbouwing van het oordeel in de recensies worden gebruikt. | |||||||||||
5.2 ArgumentatieDe uit het vorige paragraaf te destilleren hypothese is: Recensiewebrecensies karakteriseren zich door een sterke concentratie op ‘het verhaal’, dat voor hen bij de beoordeling uiteindelijk de doorslag geeft. Dit wijkt af van NRC Handelsblad, waar de recensenten meer op de ‘literaire stijl’ van de boeken letten. In de directe uitspraken, de argumenten waarmee de critici hun waardeoordeel over het boek onderbouwen, is genoeg evidentie te vinden dat bovenstaande hypothese klopt. Neem bijvoorbeeld de recensies van Vincent Overeems Misfit. Eveline Vink (Recensieweb) geeft een duidelijk voorbeeld van een argument dat de inhoud vooropstelt.Ga naar voetnoot18 Ze is erg te spreken over Misfit, hetgeen ze onder meer duidelijk maakt met de volgende postulatieve uitspraak: ‘Zoals het fijnste moment in een goed verhaal elke keer weer aantoont is de werkelijkheid niet zoals je hem tot dan beleefde.’ Ze prijst het verhaal boven de stijl: ‘Het stoerdoenerige taalgebruik, relevant maar weinig bekorend, is [...] niet de grootste kwaliteit. Dat zijn Overeems personages. [...] Ze verleiden tot een medemenselijkheid die mensen in de echte wereld niet altijd opwekken: altijd wil ik mijn best doen ze te begrijpen.’ Daar staat een recensie van Arjen Fortuin tegenover die juist Overeems stijlmiddelen en de ‘hechte compositie’ van het boek prijst. En waar Pieter Steinz voornamelijk teleurgesteld is over de te vet aangezette symboliek en de ‘kitscherige stijl’ van Van Beijnums boek Paradiso is Nico Voskamp van Recensieweb juist wel erg te spreken over de stijl en het verhaal.Ga naar voetnoot19 Uit de volgende passage blijkt de hiërarchische verhouding tussen verhaal en stijl die hij aanlegt: ‘Absoluut wijze levenslessen, en nog krachtig opgeschreven ook [...] Paradiso is zeker intrigerend genoeg om te gaan lezen.’ De inhoud is belangrijk en dan is het fijn dat het ook nog goed geschreven is, zo lijkt de boodschap. Een andere tendens op Recensieweb die in veel mindere mate is terug te vinden in NRC Handelsblad, is dat in de categorie van de argumentatieve directe uitspraken het beoordelen van de personages een veel grotere rol speelt. Dat bleek al uit Eveline Vinks recensie van Misfit, maar is ook terug te vinden in Laura Starrevelds bespreking van De kleine miezerige God van Esther Gerritsen.Ga naar voetnoot20 Hierin schrijft ze over de hoofdpersoon: ‘Dominique ontroert soms, maar geeft je ook de neiging haar af en toe eens flink door elkaar te willen rammelen. Het bewijs dat ze een personage van vlees en bloed is.’ Vervolgens gaat Starreveld ook na of de verhaalgebeurtenissen wel logisch zijn: ‘Waarom | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
ze de as van haar ongeboren kind meeneemt blijft in het ongewisse. Is het een poging van Dominique om met zichzelf in het reine te komen hierna met een schone lei te beginnen? En is het echt nodig om daarvoor een oceaan over te vliegen?’ Rachel Levy, ook van Recensieweb, doet dat in haar recensie over Wanda Reisels Die Zomer eveneens: ‘De tegenstrijdigheden in de karakterbeschrijvingen van Dana maken haar personage nogal ongeloofwaardig. Vooral omdat de adolescente seksualiteit geen detail maar het centrale onderwerp van het boek is, en je niet verwacht dat een auteur dit soort tegenstrijdigheden over het hoofd ziet.’ Het is typerend dat Janet Luis en Arjen Fortuin zich deze vragen in hun recensies over dezelfde boeken niet stellen.Ga naar voetnoot21 Hoewel Fortuin vindt dat het in Die Zomer ontbreekt aan ‘bindende kracht’, zoekt hij de antwoorden niet in de inhoud, maar eerder in een gebrek aan ‘vitaliteit’ en ‘een passie die je bij de lurven grijpt’.Ga naar voetnoot22 Luis schrijft aan het eind van haar recensie over De kleine miezerige God: ‘Het enige dat men Gerritsen eventueel zou kunnen verwijten is dat zij haar personages wat al te expliciete namen gaf. Dominique, “de heer toebehorend” [...] en Kris, afkorting van Christus.’ Dit gaat weer meer over de literaire kwaliteit: motieven, symbolen en stijl, typische kenmerken die NRC-recensenten lijken na te lopen. Het verschil in aanpak valt te omschrijven als ‘persoonlijk’ (Recensieweb) versus ‘onpersoonlijk’ (NRC Handelsblad). De recensenten van Recensieweb nemen in hun besprekingen minder afstand van boeken, laten zich meer leiden door het gevoel dat het werk bij hen heeft opgeroepen. Dit wordt perfect verwoord door Henk Bergman van Recensieweb: ‘Mijn eerste criterium voor de vraag of ik een boek goed vind is nogal banaal: heeft het me geboeid?’Ga naar voetnoot23 Wat als niets anders in het beeld van ‘de persoonlijke recensie’ past, zijn de autobiografische elementen die sommige recensenten in hun recensies verwerken. Al eerder noemde ik de persoonlijke ontboezeming van Stoffelsen in zijn recensie van De wet van Spengler van Jaap Scholten, waarin hij vermeldt dat hij zijn moeder ‘op de kop af tien jaar geleden door kanker verloor’. Recensiewebcollega Henk Bergman begint zijn recensie van Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje zelfs met een volledig autobiografische alinea waarin hij uitweidt over de overeenkomsten tussen zijn jeugd en die van de hoofdpersoon. Dergelijke passages zijn in NRC Handelsblad absoluut niet te vinden, wat past bij de meer afstandelijke benadering van literatuur. | |||||||||||
5.3 MentionsEen ander punt waarop de twee recensieplatforms duidelijk verschillen is het aantal mentions: verwijzingen naar andere (literaire) teksten. In Praamstra's methode is hier geen specifieke aandacht voor, hoewel het wel degelijk iets kan zeggen over de voorkeuren en de breedte van de literaire horizon van de criticus. De NRC-recensenten zijn in staat het besproken boek met veel andere boeken in verband te brengen. In vrijwel alle recensies (twee niet) wordt er verwezen naar andere teksten. Bij Recensieweb gebeurt dit minder; in acht recensies wordt op geen enkele manier verwezen naar ander werk. Wanneer er op Recensieweb wel wordt verwezen is dit vaak naar eerder werk van de schrijver, terwijl bij NRC Handelsblad ook veel werken van andere schrijvers worden genoemd en | |||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||
het boek meer in een literaire traditie wordt geplaatst. Een aantal voorbeelden kan deze observatie illustreren. Nico Voskamp verwijst in zijn recensie over Paradiso van Van Beijnum niet naar ander werk, al spreekt hij wel over ‘Kafkaiaanse [sic] dialogen’. Steinz koppelt het thema van Paradiso aan The Dead van James Joyce en stelt verder: ‘Paradiso zou een verhaal van de Deense grootmeester Jens Christian Grøndahl kunnen zijn.’ Daarbij vergelijkt hij de schrijfstijl met eerder werk van Van Beijnum. In Steinz' recensie van Godverdomse dagen op een godverdomse bol brengt hij Verhulsts schrijfstijl in verband met Céline, Herman Brusselmans en Jan Wolkers en vergelijkt hij het werk thematisch met de stijloefeningen van Martin Amis (Time's Arrow) en het liedje The Great Nations of Europe van Randy Newman.Ga naar voetnoot24 Daan Stoffelsen toont zich op Recensieweb vooral kenner van het oeuvre van Verhulst en probeert het boek daarin te plaatsen.Ga naar voetnoot25 Daarbij geven de NRC-recensenten bij verwijzingen wat meer context. Zo schrijft Dinie Schoorlemmer (Recensieweb) over Meijsings Over de liefde: ‘Er is een tweede laag in het boek die doet denken aan Montaigne's essay Over de vriendschap waarin ook hij eigen ervaringen onderzocht.’Ga naar voetnoot26 Maar buiten deze vermelding wordt de verwijzing verder niet gebruikt. Arjen Fortuin maakt actiever gebruik van zijn vergelijking met het thema van Over de liefde met het thema van Gabriel García Márquez' Kroniek van een aangekondigde dood, (schaamte) en wijdt er een volledige alinea aan.Ga naar voetnoot27 En zo brengt Elsbeth Etty Robert Vuijsjes roman in verband met Phillip Roths Portnoy's Complaint, Ewoud Kieft Kester Freriks' Dahlia's en sneeuw met Bernlefs Hersenschimmen en Janet Luis Visser van Rob van Essen met Vestdijks Meneer Visser's Hellevaart, Anna Enquist en P.F. Thomése.Ga naar voetnoot28 | |||||||||||
6 ConclusieOp basis van de leus ‘Nieuwe literatuur, Nieuwe gidsen’ zou je kunnen denken dat Recensieweb avant-gardistische ambities heeft. In dat geval verwacht je een samenhangend beeld, met één program, zoals de avant-garde zich meestal onderscheidt. Dit is niet het geval. Er is geen sprake van een alomvattende ideologie of insteek waarbij Recensieweb heel nadrukkelijk een bepaalde, ‘nieuwe’ literatuur steunt. Het is ook niet zo dat de opkomst van Recensieweb parallel loopt aan de opkomst van een bepaald soort nieuwe literatuur. Zowel in de eisen die de website stelt aan zijn recensenten als in de recensies die uiteindelijk op Recensieweb worden gepubliceerd is geen duidelijke programmatische lijn te ontdekken. De redactie van de site bestaat dan ook niet uit een kleine voorhoede, maar is een vrij groot pluriform geheel met een groot verloop waarin net zo goed jonge letterenstudenten als vijftigplussers met een passie voor literatuur zijn vertegenwoordigd.Ga naar voetnoot29 Dit wil niet zeggen dat Recensieweb ‘meer wil zijn van hetzelfde’, zoals Joosten dat over internetkritiek zegt. Recensieweb beoogt zich bijvoorbeeld te onderscheiden met het voornemen alle nieuwe Nederlandse literatuur te bespreken. Dit streven leidt tegelijkertijd tot problemen, want het | |||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||
lukt de vrijwilligers niet om gelijke tred te houden met nieuwe publicaties en gemiddeld verschijnen de recensies meer dan twee maanden na de verschijning van het boek. Het roept vragen op over de functie van de literatuurkritiek. Is dit het zeer actueel volgen van de literatuur, waarbij een selectie wordt gemaakt, zoals in NRC Handelsblad gebeurt? Of is dit het streven naar volledigheid, daarbij voor lief nemend dat de recensies soms wat aan actualiteit inboeten? Feit is dat op Recensieweb recensies staan van boeken, vaak debuten, die in NRC Handelsblad nooit zijn besproken. Er is nog een andere manier waarop Recensieweb zich probeert te onderscheiden en dat is een naar eigen zeggen ‘frisse, onbevooroordeelde kijk’ op literatuur. En inderdaad komt uit dit onderzoek naar voren dat de recensies van Recensieweb inhoudelijk verschillen van die van NRC Handelsblad. Zo is er een grotere nadruk op de persoonlijke beleving van de recensent bij het lezen van het boek en een minder grote nadruk op de literaire stijl. In tegenstelling tot de afstandelijke, onpersoonlijke recensies van NRC Handelsblad, staat de recensent van Recensieweb over het algemeen dichter bij het werk. Daardoor wordt er misschien minder aandacht geschonken aan literaire tradities en zijn er minder mentions, maar worden de personages en de verhaallijn juist weer intensiever bekeken. Recensenten op Recensieweb deinzen er ook niet voor terug autobiografische elementen te verwerken in de recensies en expliciet te benoemen wat voor emoties het boek teweeg bracht. Wanneer we de bevindingen van dit onderzoek plaatsen in het algemene debat over internetkritiek dat ik in de inleiding schetste, laat Recensieweb de criticasters zien dat zijn toegevoegde waarde op de traditionele kritiek bestaat uit een persoonlijke, egalitaire behandeling van elke nieuwe Nederlandstalige roman. Ook laat de site zien dat er wel degelijk reflectie en onderbouwde kritiek op internet wordt gegeven, waarbij niet wordt beknibbeld op het aantal woorden. In ieder geval heeft Recensieweb een zodanige naam verworven dat enkele schrijvers het de moeite waard vonden een polemiek met de site te beginnen. Daar staat tegenover dat Recensieweb geen gebruik maakt van de interactieve mogelijkheden die het internet biedt, zodat er net als in de krant sprake is van eenrichtingsverkeer van de schrijver naar de lezer. In dat opzicht is Recensieweb inderdaad een papieren boekenkatern op internet, maar wel een met een oneindig aantal bladzijden. | |||||||||||
Literatuur
| |||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||
|
|