muzikale karakter verleent.
Je zou je een as kunnen voorstellen van twee hoofdsoorten muzikale tekst, die loopt van semantische strategieën tot syntactische strategieën. Aan het ene uiterste zou je James Joyce kunnen neerzetten, aan het andere uiterste auteurs als Samuel Beckett of Gertrude Stein. In Joyce's Finnegans Wake komt vrijwel geen woord voor dat niet een samenstelling is van minstens drie woorden, met een beetje geluk in evenzovele talen. Wie de tekst hardop leest, merkt dat in de zinnen met enige moeite meestal wel normale zinnen te horen zijn, spreektaal; maar in geschreven vorm blijken er allerlei complexe bijbetekenissen in de woorden in de vorm van woordspelingen te schuilen, die de tekst een extreme semantische overload geven. Je wilt als je leest bij elk woord stilstaan; tegelijk trekt het kletserige van het boekje voort. Er zijn steeds meerdere semantische lijnen die je als lezer kunt volgen, en via de woordspelingen worden deze horizontale lijnen onophoudelijk gepuncteerd door verwijzingen naar totaal andere velden en talen. Dit leidt tot een extreem dicht pointillistisch semantisch ritme. En omdat alles zich via woordspeling voltrekt, wordt tegelijk de aandacht gevraagd voor de klank van de woorden: het verschijnen van de klankrijkdom is zo gezien een functie van een semantische strategie.
Bij Beckett of Stein zie je juist vaak een strategie van reductie van het vocabulaire. De muzikaliteit komt dan voort uit herhalingspatronen, uit de manier van omgang met zins- en alineabouw, en de omgang met grammaticale categorieën. ‘On. Say on. Be said on. Somehow on. Till nohow on. Said nohow on.’, begint Beckett's Worstward Ho. Zes zinnen van één tot vier lettergrepen, elk cadenserend op ‘on’. Ook in de overige lettergrepen veel herhaling: ‘say/said’ komt drie keer voor; ‘how’ ook drie keer; ‘no’ (het omgekeerde van ‘on’) twee keer. Alleen ‘Be’, ‘Some’ en ‘Till’ komen elk één keer voor. Zeven mogelijkheden voor zeventien syllaben: zoals ook een lange melodie wordt opgebouwd uit de zeven tonen van de diatonische ladder. Of bij Stein, een kenmerkende zin uit Patriarchal Poetry: ‘As not out not out in it there as out in it out in it there as put in it there as not out in it there as out in as out in it as out in it there.’
Opvallend in beide voorbeelden is dat er van ‘lege woorden’ wordt gebruik gemaakt: woorden die zo weinig mogelijk specifieke semantische velden oproepen. Zo bevatten heide voorbeelden geen substantieven. Dat is geen toeval. Stein schrijft in Poetry and Grammar:
A noun is a name of anything, why after a thing is named write about it. A name is adequate or it is not. If it is adequate then why go on calling it, if it is not then calling it by its name does no good. [...] As I say a noun is a name of a thing, and therefore slowly if you feel what is inside that thing you do not call it by the name by which it is known. Everybody knows that by the way they do when they are in love and a writer should always have that intensity of emotion about whatever is the object about which he writes. And therefore and I say it again more and more one does not use nouns.
Daarentegen zijn voorzetsels het best, juist omdat ze volgens Stein zich zo kunnen vergissen:
Then comes the thing that can of all things be most mistaken and they are prepositions. Prespositions can live one long life being really being nothing but absolutely mistaken and that makes them irritating if you feel that way about mistakes but certainly something that you can be continuously using and everlastingly enjoying. I like prepositions best of all.
Ik vat Steins theorie van de woordsoorten op als een theorie van de interne dynamiek van een woord. Hoe minder een woord benoemt, en hoe meer het een zuiver syntactische functie vervult, hoe meer het woord de levendigheid in zich draagt die bij de ‘intensity of emotion’ hoort van de goede schrijver. Vandaar haar voorkeur voor zulke ‘lege woorden’ als voorzetsels, die pas betekenis hebben door wat op ze volgt en die zodoende altijd vooruit wijzen. Ook het fragment van Beckett is te lezen als een tekst waarvan een voorzetsel (‘on’) de hoofdpersoon is. De leegte van die woorden maakt ze ook herhaalbaar - waar Joyce nauwelijks kan herhalen: diens vondsten zijn steeds zo pregnant en uniek dat als hij ze zou herhalen ze iets drammerigs krijgen, iets overdreven betekenisvols.