[Nummer 2]
redactioneel
Muziek en literatuur
Muziek en literatuur lijken elkaar tegelijk af te stoten en aan te trekken. Vooys gaat daarom op zoek naar de relatie tussen deze twee kunstvormen. De artikelen en essays in dit nummer zijn van een haast kakofonische veelzijdigheid en belichten alle de raak- en breukvlakken tussen muziek en literatuur. Deze Vooys bevat niet alleen stukken van literatuurwetenschappers, maar ook van mensen uit de praktijk. Dieuwke van der Poel opent het bal met een onderzoek naar de verwantschap tussen lied en gedicht en neemt niet alleen het Antwerps Liedboek maar ook de Ketchupsong als voorbeeld. Charlotte Munnik duikt in de dicht- en muziekpraktijk van Tonnus Oosterhoff. Ze gaat deels tegen Gillis Dorleijns aanname in dat de bladmuziek die bij sommige van Oosterhoffs gedichten wordt afgedrukt slechts de aandacht vestigt op het geconstrueerde karakter van zijn gedichten. Zij stelt daarentegen dat de muziek wel degelijk een ander licht op Oosterhoffs gedichten kan werpen. Jaap van der Bent bespreekt vervolgens de weinig onderzochte invloed van witte muziek op zwarte Amerikaanse literatuur. Hij komt tot de conclusie dat muziek en literatuur vooral op gespannen voet blijken te staan als het gaat over raciaal grensoverschrijdende kunstuitingen.
Het interview met Jaap Blonk is van de hand van Erik de Bruin en Laurens Ham. Lees en luister wat deze klankdichter te vertellen heeft over zijn carrière en de verbintenissen tussen klank en woord. Emanuel Overbeeke gaat in zijn essay dieper in op het begrip dichterlijke muziek. Paulo de Medeiros geeft in het Engels zijn ongezouten mening over de door Christina Branco op fadomuziek gezette gedichten van Jan Slauerhoff. Fabian Stolk richt zijn ‘Uit de kast!’ tot zijn vrouw en kinderen en legt uit waarom juist Tom Waits en Nick Cave zoveel indruk op hem maken. Pianist Jacques Hendriks haalt voorbeelden uit de volks- en klassieke muziek aan om duidelijk te maken dat muziek en literatuur elkaar prima kunnen aanvullen. Hanneke van Kempen haalt in haar ‘In de kast!’ Antony Kok onder het stof vandaan terwijl Maarten Steenmeijer dit themanummer afsluit met een essay over zijn fascinatie voor muziek, schrijven over muziek en The Golden Earring. Ter illustratie een heus gedicht van zijn hand over muziek. Het kan haast niet voller!
Dat is echter buiten de waard gerekend, want dit nummer bevat ook veel recensies. Wilco Versteeg bespreekt Martin Butlers studie over Woody Guthrie en de Grote Depressie, Marleen van de Pol laat haar kritisch licht schijnen over de bundel De Fiere Nachtegaal, en Jeroen Dera's recensie over de congresbundel Een of twee Nederlandse literaturen? mag nauwelijks een lofzang genoemd worden. Theo Salemink, wiens Een andere Lucebert in 26.4 door Dera gerecenseerd werd, reageert in een tegenstuk op de kritiek dat zijn boek geen rekening houdt met honderd jaar literatuurtheorie. Geen tijdschrift dat zich richt op muziek is compleet zonder Madonna. Wilco Versteeg leest het themanummer van WahWah over de Queen of Pop en is verbaasd dat veel schrijvers Madonna's invloed op de Amerikaanse cultuur over het hoofd zien.
Tot slot willen we graag aandacht vragen voor onze vormgever en illustratoren, die dit blad weer op hebben geluisterd met mooie beelden.
De redactie wenst u een melodische zomer toe!