van mijn vriendin ontvangen, waarin ze verslag deed van haar ontmoetingen met Steenwijk en de lotgevallen van het manuscript. Ze had het gelezen en vond het rampzalig. Het was één en al cliché en bovendien zonder pakkende stijl of structuur geschreven. Ze probeerde er naar eer en geweten iets van te maken, maar hij was natuurlijk koppig en wees de meeste voorstellen af.
Tegen de tijd dat de cursus ten einde liep, was ook de redactie van het boek ‘af’. Steenwijk was erg dankbaar en liet doorschemeren dat hij het hoe dan ook zou uitgeven, desnoods in eigen beheer. Hij had een grote kennissenkring; hij tenniste immers en was lid van de plaatselijke afdeling van de PvdA en dus leek 10.000 exemplaren hem wel een reële optie. Ik heb mijn best gedaan om hem daarvan te weerhouden. Een literaire roman van een debuterend schrijver wordt in de regel in een oplage van zo'n 2000 exemplaren uitgegeven, bij een echte uitgeverij, en dan nog gaat vaak een derde naar De Slegte. Maar zoals gezegd was hij niet iemand die gewend was te worden tegengesproken, laat staan afgeremd, dus die 10.000 exemplaren kwamen er. Tegenwoordig zou zoiets veel handiger kunnen worden geproduceerd met het systeem van Printing on Demand. Je maakt dan bij een soort veredelde printerette een boek waarvan je naar wens één, twee, drie of meer exemplaren kunt laten bijdrukken, steeds voor zo'n 6 euro per exemplaar, ongeacht de hoeveelheid. Drukken op afroep, heet het met recht. Je telt immers de bestelling en drukt binnen een halve dag het gewenste aantal. Maar die techniek was er in 1994 nog niet, dus moet het hem een vermogen hebben gekost. Hij stuurde me een exemplaar op, met het verzoek het aan een recensent ter bespreking te geven. Hij had zelf ook al heel wat exemplaren verstuurd, maar een recensie was nog niet verschenen. Ik zou misschien ergens een goed woordje voor hem kunnen doen. Ik durfde dat niet aan; het stond nog steeds boordevol clichés en zag er bovendien verschrikkelijk uit. De titel alleen al, en de kleur, en dan ook nog een grijzige foto van een omarmd stel op de voorkant plus een branieachtig portret van de schrijver op de achterflap.
Ik zette het in de kast. Kort daarop, misschien een week later, leerde ik iemand kennen die inmiddels al weer tien jaar mijn geliefde is. Hij recenseerde boeken voor een dagblad en tijdens de kennismaking vertelde ik waar ik zoal mee bezig was. De Literaire Salon passeerde de revue, en ik deed verslag van het manuscript van Piet Steenwijk. Toen ik de titel noemde, keek hij me met pretogen aan, lachte en zei dat hij dat boek óók had. Het was hem als recensent toegestuurd, en hij had het, omdat hij het zo ongelooflijk onaantrekkelijk vond, uit curiositeit bewaard. Ik kon dat niet geloven, maar het duurde niet lang of ik heb zelf met eigen ogen gezien dat het waar was: daar stond het, in de boekenkast; datzelfde malle boek van Piet Steenwijk, dat ergens in een garage in Zaandam in hoge stapels tevergeefs op kopers wachtte, maar dat sindsdien door de aanwezigheid in ons beider boekenkasten voor mij en mijn geliefde een bijzondere betekenis heeft gekregen: Gewoon een mens.