[Nummer 1]
Redactioneel
’Ze hebben er werkelijk niets van begrepen; niets.’ Dit voorproefje uit het interview met Stefan Hertmans illustreert maar weer eens de gespannen verhouding tussen auteur en recensent. Dit interview, dat wellicht een iets onconventionelere vorm heeft dan u van Vooys gewend bent, biedt Hertmans een forum om zijn frustratie over zijn neergesabelde, danwel genegeerde toneelwerken eens goed te ventileren. De literatuurkritiek wordt in een ander artikel aan de kaak gesteld in deze Vooys. In een poging de vooringenomenheid van recensenten aan het licht te brengen, verschool Grunberg zich achter het pseudoniem Marek van der Jagt. Zij bleken echter niet al te gemakkelijk om de tuin te leiden, zo illustreert het artikel van Benjamin van Vliet.
In ons hoofdartikel past Natalia Karpenko de twintigste-eeuwse theorie van Jurij Lotman toe op Nederlandse poëzie uit de Gouden Eeuw. Een diepgravend onderzoek naar fonologische, semantische en syntactische elementen van deze gedichten biedt een nieuwe impuls aan dit traditionele onderzoeksveld. Lot Broos illustreert in haar artikel dat het werk van de Nederlandse naturalistische schrijver bij uitstek, Louis Couperus, wel degelijk ook decadentistische kenmerken heeft.
Het zal geen van onze regelmatige lezers zijn ontgaan dat de Vooys een ander jasje heeft gekregen. Zoals al aangekondigd in het vorige redactioneel, hebben we afscheid genomen van onze oude vormgevers. Frank Stienen draagt vanaf nu zorg voor de vormgeving. Met gepaste trots presenteren wij in dit nummer ook een nieuwe columnist. André Klukhuhn neemt de fakkel over van Ann Rigney en zal deze jaargang zijn licht laten schijnen op het leven en de letteren.