| |
| |
| |
Kasteel, achtbaan, hiphopfeest of kerkhof
Peter Kegel
Roman over verleden en verlangen in6 een postmoderne tijd
Onlangs verscheen de vierde roman van Kees 't Hart: Blauw Curaçao. In deze uitgebreide bespreking geeft Peter Kegel een indruk van het boek. 't Hart lijkt met Blauw Curaçao meer aan de conventies van de traditionele roman te beantwoorden; hij heeft ondermeer een plot ingebouwd. Maar duidelijk wordt dat deze roman toch goed te plaatsen is in 't Harts oeuvre.
Kees 't Hart debuteerde in 1988 met de verhalenbundel Vitrines. In de jaren daarna publiceerde hij de romans Land van genade (1989), De neus van Pinokkio (1990) en Zwembad (1992). Waar deze romans over gaan is niet zo gemakkelijk vast te stellen. Van een doorlopend verhaal is in de regel geen sprake en de vertelling samenvatten is praktisch onmogelijk: het wemelt in de boeken van op het eerste gezicht zeker willekeurige gebeurtenissen en ongebreidelde fantasieën, die nogal eens erotisch van aard zijn. Maar al is het allemaal niet even duidelijk, humoristisch is het in ieder geval wel en vooral vanwege de eigenzinnige humor wordt het werk van 't Hart gewaardeerd. Alhoewel de bewondering niet unaniem is. Sommige critici hebben moeite met zijn ‘gebrekkige’ schrijfstijl.
Met Blauw Curaçao publiceert Kees 't Hart zijn vierde roman. Het boek kent een strakke indeling in vier delen, met steeds vier hoofdstukken van ongeveer gelijke lengte, en is bovendien voorzien van een heuse plot. 't Hart lijkt daarmee meer dan in zijn eerdere werk te beantwoorden aan de ongeschreven wetten van de klassieke roman. Maar dat is slechts schijn.
| |
(Re)constructies
Blauw Curaçao leidt de lezer door de gedachtewereld van een negentienjarige jongen wiens naam niet genoemd wordt. Zijn brein is overvol, bizar: met de wetten van de causaliteit en met nog veel meer wordt het niet zo nauw genomen. De lezer wordt 194 pagina's lang meegesleurd in een vaak associatieve gedachtewereld; de jongen construeert idee na idee en ruilt zijn hypotheses direct weer in voor andere. Temidden van alle ideeën en veronderstellingen is desalniettemin een globale verhaallijn aanwijsbaar, waarin een drama verscholen ligt. Om een indruk te geven van hetgeen er gebeurt: de jongen logeert met zijn moeder bij een vriendin in het stadje D. De dag na aankomst vindt hij op zolder boeken over Curaçao. Hij herinnert zich dat hij daar vroeger enige tijd heeft gewoond, maar weet verder bijna niets meer van die periode. Op gedachten gebracht door de fotoboeken en gesprekken van zijn moeder en haar vriendin Susan, poogt de jongen te achterhalen wat zich op Curaçao heeft afgespeeld. Is er iets vreselijks gebeurd en is dat vervolgens verdrongen? Of ligt het toch anders?
Het onderzoek dat de jongen onderneemt brengt hem onder andere bij het huis waar zijn moeder en hij na terugkomst uit Curaçao enige tijd hebben gewoond. Hij ontmoet daar een jongen, die Goethes ‘Erlkönig’ ten gehore brengt. Van hem krijgt hij een fotoboek, met foto's van zijn vroegere verblijf op het eiland. Met het album in de hand loopt de jongen terug naar huis. Die avond bezoekt hij met de jongen van het oude huis en diens zusje de stedelijke schouwburg. Daar vindt een reünie plaats waarbij
| |
| |
ook de moeder en haar vriendin aanwezig zijn. Terloops proberen de jongelui de schouwburg in vlammen te laten opgaan. Het fotoboek wordt uiteindelijk, na een wandeling door de stad, tezamen met enkele andere voorwerpen begraven onder het podium van een muziekkoepel. Bij terugkeer in het oude huis gaat de Erlkönig-jongen een gevecht met hem aan om een pornoboekje. Met nog maar een enkel verfrommeld plaatje keert de jongen terug naar zijn logeeradres, gaat op bed liggen en wordt weer wakker van de muziek beneden. Daar zijn de moeder en vriendin, met een oude vriend, na de reünie bijeengekomen. In no-time drinkt de jongen vier glazen wijn waarna hij gaat slapen en weer ontwaakt ‘in een hittegolf’. De vriendin komt zijn kamer binnen en de ontknoping volgt. De jongen slaagt er uiteindelijk in de gebeurtenissen op Curaçao te duiden.
| |
Feiten en verzinsels
Met zo'n beknopte en misschien ook wat willekeurige samenvatting van het verhaal ben je er niet bij Kees 't Hart. Dat kan ook niet in een romanwerkelijkheid waar bijzaken niet te scheiden zijn van hoofdzaken en de beschreven wereld een opeenvolging is van de meest uiteenlopende visies en interpretaties. Willekeurige voorvallen in de realiteit van het verhaal worden daarbij onderdeel van grootse en meeslepende fantasieën. Op de eerste pagina's van de roman is het direct raak. De jongen vindt op zolder in een oude kist een pornoblaadje, vlak nadat zijn moeder hem heeft geroepen naar beneden te komen. Wat volgt lijkt nog het meest op de beeldenreeksen waardoor je weleens wordt overvallen op de momenten tussen waken en slapen in, laat op de avond of 's morgens wanneer je een droom niet wilt verlaten. In het volgende, sterk ingekorte fragment, worden het roepen van de moeder, Curaçao en het pornoboekje samengesmolten tot een pulpfantasie:
Op het omslag stond een vrouw die net als ik mijn [!] naam had horen roepen. Ze had een rozig gezicht, vuurrood geverfde lippen en donkerrood haar dat om haar hoofd golfde en dat ze, ook na de miniemste windvlaag, steeds zorgvuldig in model liet brengen. Op een van de foto's binnenin zoog een andere vrouw met helderrode lippen een reusachtige pik haar mond binnen [...]. Op momenten dat de vrouw de pik
niet in haar mond had, wat ook voorkwam, lachte ze uitnodigend, net als mensen op Curaçao, kom maar hierheen, riep ze, hier kun je lekker zwemmen, haar stem klonk in mijn mond [...].
Zo gaat het door, een hele roman lang. Alles loopt door elkaar. Karaktereigenschappen en uiterlijke beschrijvingen vallen afwisselend te beurt aan verschillende personages, net hoe het uitkomt. Wat eerst radicaal wordt ontkend blijkt vervolgens weer wel waar te zijn. De jongen wordt in het oude huis bijvoorbeeld geconfronteerd met een letterspel, een papieren vliegtuigje en nog enkele prullaria, waar hij niets mee te maken zegt te hebben. Even later beweert hij dat de voorwerpen hem wel degelijk toebehoren.
Herinneringen zijn onbetrouwbaar. Op verschillende momenten in de roman wordt de locatie van het huis op Curaçao besproken: nu eens is dat aan de haven, dan weer bij een moeras of vlak bij een berg. In een uitvoerig beschreven scène rondom een doodskist waarin een jong meisje ligt, keren allerlei eerdere gedachten en voorvallen uit de roman in de raarste combinaties terug. Koningin Beatrix verschijnt te pas en te onpas. Op onverwachte momenten steekt bovendien onverholen agressie de kop op. Zo wordt de jongen uit het oude huis vergeleken met ‘een neefje dat bij mij moest logeren en dat erom bekend stond bij de minste somberheid alles kort en klein te slaan’; van de vriendin wordt gezegd dat ze een blik in haar ogen had ‘die onmogelijk was te beschrijven, verward was het, ingetogen, maar ook oplettend alsof ze bij verkeerde afloop bang was in elkaar geslagen te worden’. Onverwerkte jeugdtrauma's, of een overschot aan bfilms? Voor dat laatste valt veel te zeggen.
| |
Meer gezien dan meegemaakt
Het personage van Blauw Curaçao heeft van alles gezien en bijna niets beleefd. Het leidt tot merkwaardige gedachtekronkels. Tijdens een vrijpartij op de loopbrug boven het podium van de schouwburg is de jongen druk in de weer met het onderbroekje van het meisje: ‘zachte stof gleed langs mijn vingers en ik wreef hardnekkig door alsof er na wrijven een plaatje van een zonsondergang zou verschijnen’. Plaatjes, beelden gaan vooraf aan de ervaring. Concrete situaties worden door de jongen herleid tot de wereld van televisie en film. Hij voelt zich
| |
| |
bekeken ‘zoals een quizmaster zijn kandidaten in de gaten houdt’ en wanneer iemand lacht is het ‘een lach die iemand opzet bij het bekijken van een leuk televisieprogramma’.
De jongen kan kiezen uit een grabbelton vol losgezongen beelden. Ze schuiven betekenisloos door elkaar, zijn inwisselbaar. Wanneer hij wordt overvallen door een vlaag van ‘reünieangst’ lezen we: ‘er is een biologische bom bij de schouwburg afgegeven zou ik kunnen zeggen, de hele tent moet ontruimd, Japanse terroristen verspreiden overal in D. gifgas en daarna verkrachten zij de vrouwelijke bevolking, de gemeente stuurt brieven rond dat alle reünies tot nader order worden verboden’. Een blik uit het raam over het avondlijke D. levert ‘aan elkaar geklonken stukjes land met kleine huizen erop, resten van een krijgsgevangenenkamp’. Luguber of hilarisch, alles is van één waarde, over de feitelijke betekenis van beeld en situatie kan nauwelijks meer worden geoordeeld. Het is zoals Willem Jan Otten beschreef in zijn voorlaatste roman De wijde blik (1992); daar constateert scenarioschrijver Rozemond dat de naoorlogse generatie meer heeft gezien dan meegemaakt. Tegen zijn cursisten zegt hij: ‘Jullie zijn gekieteld door de werkelijkheid, niet op de proef gesteld. Jullie lijden niet, jullie jeuken’. Ook Kees 't Harts personage jeukt, en niet zo'n beetje ook.
| |
Kunst hergebruikt
Het vermakelijke spel strekt zich bij 't Hart uit tot de domeinen van de kunst. Grote en minder grote namen moeten het ontgelden, niets of niemand is heilig. In Vitrines ontstaat op basis van het leven van Jean-Jacques Rousseau een wel heel merkwaardige toneelvoorstelling en in dezelfde bundel wordt in het laatste verhaal ‘De wolken’ de Nijhoff-exegese op de korrel genomen. Vergelijkbare situaties komen voor in Blauw Curaçao. Goethes ‘Erlkönig’, een leidmotief in de roman, wordt door de jongelui op straat geanalyseerd als een spannende film die na afloop nog even wordt doorgenomen. Met de wereldberoemde muurschildering ‘De droom van Constantijn’ van Piero della Francesca gebeuren wonderlijke dingen: een reproductie daarvan (twintig bij dertig centimeter) hangt in de logeerkamer van de vriendin waar het ‘op symbolische wijze’ uitdrukt dat zij kort daarvoor door haar man verlaten is. Ook Louis Andriessen komt er niet best af: zijn muziek is ‘leeghoofdig’, met monotone en ‘strompelende’ ritmes en ook nog onverstaanbare teksten. Alles wordt hier veranderd en vermalen op een manier die weinig van de gangbare betekenis heel laat.
Daar komt bij dat 't Hart zijn personages woorden in de mond legt die wel heel erg doen denken aan die van naoorlogse schrijvers. Er is een Beckettachtige passage waarin een man opzichtig met koffers loopt te sjouwen. Wat te denken van een zinsnede als ‘ik wilde zijn handen van zijn lichaam wegdraaien, hem verschrikkelijk pijnigen maar ook vastpakken om hem te troosten omdat het mijn jongen was en dat altijd blijven zou’? En behalve zo'n fragment dat terugvoert op het werk van Reve komen er passages voor over foto's waarin De donkere kamer van Damokles te herkennen valt. Meer dan eens lijken foto's uitsluitsel te kunnen geven over het vroegere verblijf op Curaçao, en zijn ze op beslissende momenten niets waard. Helemaal fraai wordt het wanneer de jongen uit het oude huis, die vaak in de rol van dubbelganger of superego van het hoofdpersonage kruipt, hem het advies geeft ‘maar eens goed in het fotoalbum [te] zoeken, dan zie je een foto waar we allebei op staan’. Die foto wordt natuurlijk niet gevonden.
| |
Consumentisme en herinnering
Nog even terug naar 't Harts debuut Vitrines, in het bijzonder naar het openingsverhaal ‘Warenhuis’, een sleuteltekst in het oeuvre van 't Hart. Hier treffen we woorden aan als ‘construeren’, ‘kader’, ‘willekeur’, ‘visie’, ‘samenvatting’ en ‘opsomming’. Typische 't Hart-woorden: ze worden met (absurd) hoge frequenties gebruikt en keren in zijn latere werk voortdurend terug. In dit openingsverhaal probeert een jongen uit alle macht een stageplaats te verwerven in een warenhuis, omdat hij denkt de willekeur van de daar uitgestalde producten nodig te hebben om orde in zijn leven aan te brengen. Niet de meest voor de hand liggende methode, zoals hij zelf toegeeft:
‘De meeste mensen proberen,’ zei ik, ‘een zekere samenhang in hun leven aan te brengen. In principe hoef je daarvoor niet in een warenhuis te werken. Sommige mensen nemen het leven van hun ouders of voorouders als kader, anderen peuren in hun herinnering naar samenhangende elementen. Voor iedereen geldt dat herinneringen betrouwbaar moeten zijn en met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Herinneringen
| |
| |
Omslag met detail van ‘De droom van Constantijn’ van Piero della Francesca.
die uit opsommingen bestaan, gelden als onbetrouwbaar’
Voor de jongen bieden de herinneringen geen houvast: hij is enerzijds niet in staat een keuze te maken uit vele onbenullige voorvallen en vreest anderzijds zich belangrijke gebeurtenissen uit zijn verleden niet te herinneren. Hij schrijft zelfs familieleden aan met de vraag of zij nog bruikbare herinneringen voor hem hebben. Pas het warenhuis kan hem verlossen van zijn trauma: de op het eerste gezicht willekeurige aanblik van de vitrines en toonbanken dwingt hem tot het maken van keuzes. De opgedane ervaring in het warenhuis moet de aanzet zijn tot het ordenen van de eigen gedachten.
Het is deze wereld van het warenhuis die onverminderd van kracht is in Blauw Curaçao. Opnieuw moet de twintigste-eeuwse wereld van consumentisme richting geven aan het bestaan. Winkelstraten met meubelzaken en tv-etalages zijn de coördinatiepunten van het leven en fungeren tevens als kapstokken van de herinnering: gedachten aan Curaçao worden opgeroepen door tv's in etalages en een vermeende vroegere kennismaking met de jongen uit het oude huis wordt gelokaliseerd in een winkelstraat. De ontmoeting met de jongen en het meisje later op de dag vindt plaats in eenzelfde omgeving: ‘Ik wachtte in de drukke winkelstraat bij de grote winkel voor televisies en radio's. In de etalages zonden twintig televisietoestellen hetzelfde programma uit.’ En bij het doorbladeren van het fotoalbum op de kamer van de jongen wijst het meisje naar foto's ‘zoals ik mijn moeder vroeger in etalages van winkels op de dingen had gewezen’.
| |
Postmodern
Herinneringen die in hoge mate zijn besmet door de wereld van televisie en consumentisme. Beelden die aan de ervaring voorafgaan. Een wereld uit de tweede hand waaraan alle gebeurtenissen worden gerelateerd. Het klinkt allemaal erg postmodern: een beeldenovervloed als een warme lappendeken bij ontstentenis van de wereld. En dat in een roman waarin ook iedere vorm van identiteit en zingeving
| |
| |
ontbreekt, waar alles willekeurig naar alles lijkt te verwijzen. Nergens is meer vaste grond voelbaar. Ook de foto's en reunies in Blauw Curaçao verwijzen naar niet-authentieke situaties, zijn fake. De moeder koopt volgens de jongen op veilingen willekeurige fotoalbums met familiekiekjes waar ze niets mee te maken heeft en gaat naar bijna alle reünies in Nederland. Reunies die worden omschreven als ‘koffiedrinken met hernieuwde kennismakingen, na afloop weer terug naar huis of het gesticht’.
Betekent dit dat de personages alleen maar wat verloren rondlopen? Dat blijkt niet het geval. Op alle mogelijke manieren wordt gezocht naar referentiepunten, naar kaders die richting kunnen geven. Marc Reugebrink wees er in een kort voor het verschijnen van Blauw Curaçao gepubliceerd essay al op dat de ‘gezellige onthechtheid’ waaraan de personages van 't Hart lijden niet uitmondt in normloosheid. Integendeel, ze zijn ondanks alle grappen en grollen op zoek naar iets wat ze niet kunnen benoemen. ‘Ze zoeken met alles wat ze in zich hebben naar een zin, naar een autoriteit zelfs, die hen duidelijk maakt hoe ze zich in de wereld hebben te gedragen.’ (De Gids (159 (9) 1996: 727)
In Blauw Curaçao wordt gezocht alsof het leven er vanaf hangt. Naar herinneringen, naar kaders, maar vooral ook naar het proefondervindelijke bestaan, naar het leven. Naar lijden in plaats van jeuken, om Willem Jan Otten te parafraseren. Gedachten aan verlangen, verdriet en vormen van ervaring spoken door het hoofd van de jongen. Let wel, gedáchten daaraan, terwijl de feitelijke ervaring maar niet wil lukken: de jongen wil soms verdrietig zijn bijvoorbeeld, maar op zulke momenten komt hij niet verder dan wat aanstellerig getrek met de aangezichtsspieren. En als zijn moeder refereert aan de man van Susan die er met een secretaresse vandoor is, mijmert hij: ‘Mij leek het niet veel uit te maken door wie je verlaten werd, als het maar gebeurde, te land, ter zee en in de lucht, dat maakte allemaal niet zoveel uit’. Uit zo'n verzuchting spreekt een groot verlangen naar een uitweg uit de wereld van de lege beelden.
| |
Letterspel
In het eerste deel van de roman geeft 't Hart een schitterende beschrijving van een letterspel. Deze passage toont metaforisch hoe steeds opnieuw een wereld wordt geconstrueerd rondom de leegte. Het letterspel wordt gepresenteerd als ‘een vierkant plat doosje waarin in kleine vakjes letters waren geschoven, een van de vakjes was leeg, wanneer je de letters in de juiste volgorde schoof verscheen een reclamespreuk of een spreekwoord’. De leegte wordt verschoven en het levert een reclamespreuk of spreekwoord op. Meer niet.
Reclamespreuk en spreekwoord, tv-wereld en clichés, er valt niet aan te ontkomen. Niet door het personage, wanhopig op zoek naar zijn verloren tijd, en niet door de lezer van Blauw Curaçao: beiden construeren hun eigen verhaal, schuiven verwoed met de blokjes van het letterspel in de hoop op de samenhangende zin. En o wonder! als die zich aandient in de prachtige, verrassende plot van de roman: voor de jongen verschijnt een Blauw Curaçao-idylle, een ontknoping geheel in stijl van de wereld van soap en reclame. En de lezer blijft zitten met een ander verhaal, met zijn eigen constructies en denkt er het zijne van...
Bij het staren in een etalage komt de jongen tot de volgende overpeinzing: ‘Neem me nu maar mee, dacht ik, het hoeft niet naar een kasteel te zijn, een achtbaan mag ook of een hiphopfeest of een kerkhof’. Het verlangen is niet langer expliciet romantisch, het kan alle kanten op. De personages die 't Hart ons voorschotelt zoeken met willekeur naar van alles en nog wat. Als er maar wat gebeurt. Ze hebben vooral een hopeloos verlangen naar het leven. Want het is het leven zelf dat telt, het is alleen zo onbereikbaar.
Kees 't Hart, Blauw Curaçao. Querido, 1996, f 34,90.
Peter Kegel studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Momenteel is hij als vakreferent van de studie Nederlands werkzaam bij de Universiteitsbibliotheek Utrecht.
|
|