redactioneel
Hoofdpersoon Felix Mandaat uit Frans Kellendonks Letter en Geest slaagt er maar niet in te ontsnappen aan zijn eenzame bestaan, hoe graag hij ook wil. Op zijn werk, in een monumentale universiteitsbibliotheek, ontwaart hij enkele malen een spook. Mandaat kan het spook niet naderen en niemand anders blijkt iets van het spook af te weten. Dit optreden wordt in de ondertitel van het boek bevestigd: Letter en geest is een spook-verhaal. In het openingsartikel laat Wim Oppelaar zien wat deze constatering voor de interpretatie van het verhaal betekent.
Behalve een dergelijke verschijning, doet zich in deze Vooys een ander opmerkelijk fenomeen voor: twee auteurs leveren niet alleen een bijdrage aan dit nummer, maar hun eigen werk wordt ook nog eens door anderen besproken. Een soort ever decreasing circles.
Met dit nummer breekt de vijftiende jaargang, en daarmee ook het derde lustrum, van Vooys aan. Dit betekent het begin van een nieuwe interviewreeks, waarin deze jaargang jonge auteurs centraal zullen staan. Russell Artus, die met zijn Zonder wijzers (1995) meteen tot beste debutant uitgeroepen werd, opent de rij.
Voor Duodecimo, de rubriek met persoonlijke of polemische bijdragen, start het tweede jaar. Zeer uiteenlopende kwesties kwamen al aan bod: ten onrechte onvertaalde boeken, boeiende brieven, literaire irritaties en interpretaties. Deze Duodecimo biedt een pleidooi voor verguisde achttiende-eeuwse briefromans, ergernis over ingrepen in mythologie en een overeenkomst tussen Lancelot en een SBS 6-programma...