Vooys. Jaargang 8
(1989-1990)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]U moet de groeten van de mensheid hebben
| |
[pagina 3]
| |
Cherry Duyns (man 2) en Armando (man 1)
foto: Krijn ter Braak onderwerpen de zijne en misprijst de bevindingen van Man 1. Zo wisselen de meest bizarre onderwerpen elkaar op onvoorspelbare wijze af.
De vaak melancholische muziek uit voorbije tijden benadrukt de ondertitel van Herenleed, ‘een programma van weemoed en verlangen’. Het decor vertoont voornamelijk leegte. De eerste afleveringen spelen in een desolate zandvlakte op de Veluwe aan een bosrand. De latere, opgenomen in de Kleine Komedie, zijn intiemer maar blijven leegheid symboliseren. Na een korte tocht door het pluriforme omroepland komt het programma via de AVRO en de KRO in 1975 bij de VPRO terecht. De regie komt dan in handen van Krijn ter Braak. Er worden achttien afleveringen gemaakt die tot aan 1984 met enige regelmaat het beeldbuislicht zien. De labiliteit van de Nederlandse netvliezen vindt zijn neerslag in de opvallende kijkcijferstatistieken die als waardering of een tien of een één noteren. Je laat je meenemen in de associatieve wereld van de personages of niet. Een tussenweg lijkt niet mogelijk. Via de televisie komt het programma in de theaters en in 1988 wordt Duitsland met een aantal voorstellingen verrast. | |
[pagina 4]
| |
VerschuivingHerenleed is in de achttien jaar van zijn bestaan niet onveranderd gebleven. Wanneer men de eerste televisie-afleveringen met de latere vergelijkt valt het op dat de ‘buiten’-afleveringen (in de zandvlakte) minder realistisch overkomen dan de ‘binnen’-afleveringen. Er lijkt binnen de stukken een verschuiving plaats te vinden in de relatie fictie-werkelijkheid. Om te ontdekken wat er precies gebeurt bekijken wij in dit artikel twee Herenleed-afleveringen, namelijk ‘De vader’ uit 1979, buiten opgenomen, en ‘Ten tonele’ uit 1983, binnen opgenomen. Deze twee produkties en onze uitspraken erover achten wij, zij het voorzichtig, representatief voor respectievelijk de hele buiten- en binnenserie. Om een televisieprogramma te beschrijven moet beeldtaal omgezet worden in schrijftaal. Wij hanteren hiertoe de beschrijvingscategorieën die worden voorgesteld in het boek Visible fictions: cinema, television, video van John Ellis uit 1982. Volgens Ellis wordt de televisierealiteit als illusie van de werkelijkheid gevormd door een vijftal realismeniveaus. Het eerste is dat van het oppervlakte-realisme. Hiermee wordt de historische nauwkeurigheid van een drama bedoeld. De veel gehoorde constatering van kijkers dat de kostuums niet kloppen met de tijd waarin een drama speelt, is een voorbeeld van verstoord oppervlakterealisme. De films van Monty Python zitten vol met grappen die hiermee worden uitgehaald, zoals een politieauto in de slotscène van een ridderfilm. Ellis benoemt op dit niveau alleen elementen als decor en kleding, maar in onze ogen kunnen ook middelen als muziek, mimiek en dergelijke verwijzen naar historische nauwkeurigheid. Zo zal een deuntje heftige punk in een ridderfilm eerder duiden op een grap dan op nabootsing van een bepaald tijdperk.Ga naar voetnoot1. Het tweede realismeniveau is dat van de logica der gebeurtenissen: komt het getoonde overeen met het door de kijker verwachte. Belangrijk hierbij zijn het begrip ‘gezondverstandrealisme’ en de kijkconventies die in een bepaalde periode heersen. Het derde niveau treedt op als er geen sprake is van een logica der gebeurtenissen. De handeling moet dan in ieder geval adequaat kunnen worden uitgelegd, waarbij er rekening mee moet worden gehouden dat de artistieke praktijk nu eenmaal versimpeling, verdichting, vervorming en onmogelijkheden met zich meebrengt. De handeling moet een interne logica vertonen. Al datgene dat niet in de vorige niveaus indeelbaar is, dient in ieder geval een psychologische motivatie vanuit de personages te kunnen krijgen. De kijker heeft dan de mogelijkheid het gebeurde toch als realistisch te ervaren. Dit is het vierde niveau. Het vijfde niveau tenslotte ontstaat op het moment dat een programma zijn eigen conventies en daardoor zijn eigen realiteit schept. Dit vijfde niveau komt niet vaak voor en dient toegeschreven te worden aan de meer memorabele dramaprodukties uit de televisiegeschiedenis. Reeds vanaf het begin vermoedden wij dat dit zeldzamere niveau bij een Herenleed-beschrijving een rol zou kunnen spelen. Naast de niveaus van Ellis zullen wij bij onze analyse gebruik | |
[pagina 5]
| |
maken van de termen absurdisme en surrealisme.Ga naar voetnoot2. Deze stijlbegrippen worden als het om televisie gaat niet vaak gebruikt, terwijl ze wel toepasbaar zijn. Wij zullen ze zeker nodig hebben bij het analyseren van de relatie fictie-werkelijkheid in Herenleed. | |
OppervlakterealismeOm het oppervlakterealisme van een drama te kunnen beschrijven is het nodig eerst te bepalen met welke expressiemiddelen historische nauwkeurigheid tot stand gebracht wordt. We onderscheiden de volgende typen middelenGa naar voetnoot3.: 1. Akoestisch-transistorische middelen: geluiden, muziek, linguïstische en paralinguïstische tekens (intonatie, manier van spreken) 2. Visueel-transistorische en acteurgebonden middelen: mimische tekens, gestische tekens en proxemische tekens (tekens tussen de personages) 3. Visueel-aanhoudende en acteurgebonden middelen: maskers, kapsels en kostuums 4. Visueel-aanhoudende en ruimtebetrokkenmiddelen: ruimteconcept, decoratie, rekwisieten en belichting
We noemen deze theatrale tekens realistisch als ze in een iconische relatie tot de werkelijkheid staan, dat wil zeggen als ze waarheidsgetrouwe afbeeldingen van de werkelijkheid zijn. Van de eerste groep middelen wordt bij de binnenafleveringen meer gebruik gemaakt dan bij de buiten-afleveringen. Geluiden worden in de binnenafleveringen ook kunstmatig gebruikt. Zo worden bij voorbeeld de loopgeluiden (voetstappen, krakende planken etcetera) ‘uitvergroot’, terwijl in de buitenafleveringen alleen het realistische geluid te horen is van lopen in het zand. Het gebruik van linguïstische tekens in de binnen- en buitenafleveringen vertoont overeenkomst. Er wordt regelmatig iets verteld over een onderwerp zonder dat we dit onderwerp te zien krijgen. Taal vervangt vaak beelden:
Man 1: Waar blijft het heelal nou toch? Man 2: Het hàd beloofd. Man 1: Misschien is het heelal wel een beetje bang. Ik zal even kijken. Hij loopt iets naar achteren Heelal! Komt u maar! Oehoi! Het heelal geeft geen antwoord Man 1: Het heelal is er niet. Man 2: Zeer vervelend. Man 1: Maar weet u zeker dat het heelal zou komen, was het niet het firmament? Man 2: Het firmament, kijkt in paperassen Met een f, hè? Man 1: Ja, met f.Ga naar voetnoot4.
Voor de mimische tekens geldt dat ze zowel binnen als buiten niet realistisch zijn. Een mooi voorbeeld zijn de gezichten van de personages. Johnny van Doorn als de toneelmeester heeft een | |
[pagina 6]
| |
doodsgezicht, Man 1 kijkt onnozel en Man 2 verheven, mondhoeken naar beneden; dit laatste wordt nog geaccentueerd door de grote zwarte snor. De gestiek is buiten realistischer dan binnen. Binnen worden meer theatrale bewegingen gemaakt. | |
PadvindersMiddelen als maskers, kapsels en kostuums worden meer binnen gebruikt. Dit verschil kan verklaard worden doordat er binnen meer personages gespeeld worden, wat weer komt door de opbouw in sketches. Daarnaast speelt het feit dat de binnenafleveringen zich in een theater afspelen een belangrijke rol. Tijdens de opnamen van de buitenafleveringen moest steeds gewacht worden omdat de lucht betrok of er een groep padvinders langstrok. Het theater als locatie biedt de mogelijkheid tot rustig omkleden en wisselen van decor, wat het gebruik van kapsels, kostuums en dergelijke aanmoedigt. Zowel buiten als binnen wordt op een voornamelijk niet-realistische manier gebruik gemaakt van deze middelen. De toneelmeester, die in alle binnenafleveringen voorkomt, is een duidelijk voorbeeld. Hij is consequent expressionistisch geschminkt: een wit gezicht met grote zwarte kringen rond de ogen. Ook zijn kostuum doet op geen enkele manier aan dat van een toneelmeester denken: een heel hoge zwarte hoed en een lange wijde goudkleurige mantel.
Over de visueel-aanhoudend ruimtebetrokken tekens kan gezegd worden dat ze buiten volkomen realistisch gebruikt worden. Er wordt alleen gebruik gemaakt van de natuur en realistische voorwerpen, zoals een lessenaar. Binnen wordt dit problematischer. Deze afleveringen spelen zich af in het theater, dat een ander realismekader heeft. Hoewel het meer van Genève bij voorbeeld symbolisch wordt weergegeven, wat dus niet realistisch is, moet dit binnen het theatrale kader toch realistisch genoemd worden, omdat in het theater de conventie heerst dat de Symbolische Verbeelding als echt wordt opgevat. Wat decor en lichtgebruik betreft zijn de sketches niet realistisch (verschillende kleuren licht) maar de aankondiging en becommen-tarieëring van de sketches door de twee mannen speelt zich wel tegen een realistisch decor af, op het toneel voor het doek. Op dat moment is ook de belichting realistisch. De rekwisieten zijn zowel binnen als buiten realistisch. | |
Absurd en surrealistischTot nu toe hebben we een aantal elementen van Herenleed op zich realistisch of niet-realistisch genoemd. Hoewel dit noodzakelijk is om tot een verdere analyse te komen, geven alleen deze benamingen een verkeerd beeld van Herenleed. Omdat de elementen in verschillende combinaties tegelijk in Herenleed voorkomen, zullen we de gecombineerde elementen opnieuw moeten bekijken om uiteindelijk een voorzichtige uitspraak te | |
[pagina 7]
| |
kunnen doen over het al dan niet realistische karakter van Herenleed op het eerste realismeniveau van Ellis. Zo geeft de combinatie van een op zich realistische lessenaar in een op zich realistisch natuurlandschap een niet-realistisch beeld. Volgens onze conventies behoort een lessenaar niet in een landschap, maar in een klas of collegezaal. Hetzelfde geldt voor de twee mannen die in een zwart jacquet en pak met bolhoed rondwandelen in een verlaten landschap. Dit verwacht je tegen te komen op een receptie of begrafenis. Op deze manier wordt in Herenleed door de combinatie van op zich realistische elementen een eigen fictionele realiteit gecreëerd. Een belangrijke rol in het opbouwen van deze fictieve wereld speelt de taal. Zoals gezegd vervangt de taal regelmatig de beelden en creëert een eigen surrealistische wereld. Dit gebeurt door beweringen die als niet-realistisch overkomen en die vaak ook niet realistisch zijn. De koning doet bij voorbeeld zo'n uitspraak: ‘Ik ben al jaren dood.’Ga naar voetnoot5. Daarnaast wordt er verteld over een wereld die de toeschouwer niet te zien krijgt, de wereld waarin man 1 communiceert met dieren als spreeuwen en rupsen. De combinatie van alle elementen waaruit Herenleed is opgebouwd vormt uiteindelijk een fictieve wereld, waarvoor absurde en surrealistische aspecten kenmerkend zijn. Absurd omdat op volkomen willekeurige wijze de gesprekken van het ene onderwerp naar het andere springen; niet de ratio is de overkoepelende faktor, maar de stemming. Surrealistisch want er wordt binnen de eigen geschapen realiteit nog een wereld geschapen die echter zuiver geestelijk is, we krijgen die wereld nooit te zien.Ga naar voetnoot6.
In het algemeen ontstaat buiten meer een surreële betekenis door de combinaties van tekens, en binnen meer een absurde. Een duidelijk voorbeeld van het scheppen van een wereld binnen de geschapen realiteit is de vervoering van Man 2 in de buitenaflevering ‘De vader’. Man 2 spreekt een geheel publiek toe terwijl slechts één persoon. Man 1, op een eenzame stoel in de uitgestrekte zandvlakte naar hem luistert. Binnen wordt minder vaak over een wereld gesproken die we niet te zien krijgen. De beide heren voeren zelf sketches op en leveren hier vervolgens commentaar op. Ze spreken dan over een wereld die het publiek gezien heeft. | |
GezondverstandrealismeOp het tweede realismeniveau (dat van de logica der gebeurtenissen) blijkt dat in de buitenafleveringen van Herenleed geen sprake is van ‘gezondverstandrealisme’: de gebeurtenissen in Herenleed stemmen niet overeen met onze verwachtingen. Dit geldt niet alleen voor wat we zien, zoals de lessenaar in het verlaten landschap waarachter iemand een redevoering staat te houden of een praalhans op een heuvelGa naar voetnoot7., maar ook voor de inhoud, zoals in het volgende fragment: | |
[pagina 8]
| |
Cherry Duyns, Johnny van Doorn en Armando
foto: Krijn ter Braak Aan de schandpaal staat een vrouw met een lange valse baard. Koning die vrouw aan baard trekt: Hoelang sta je hier? Vrouw: Driehonderd jaar, Koning. Koning: En wat is je motto? Vrouw: De koning stinkt. Koning: Juist, nog driehonderd jaar erbij. Hou je baard maar om. Dàààg.Ga naar voetnoot8.
Voor de binnenafleveringen ligt het iets anders. Qua inhoud geldt hetzelfde als voor de buitenafleveringen: geen gezondverstand-realisme. Maar qua beeld kan in principe alles, omdat het interpretatiekader veranderd is. Doordat de afleveringen zich duidelijk herkenbaar in het theater afspelen, gaan we ons theatrale ‘frame’ gebruiken, omdat er binnen het theater andere conventies heersen.Ga naar voetnoot9. In het theater is alles een afbeelding van de realiteit. Waarschijnlijk bedenkt de mens zich in zijn theatrale frame eerder dat wat er gebeurt geen realiteit is dan bij televisie, wat toch vaak als een venster op de wereld wordt gezien.Ga naar voetnoot10. Wanneer de toeschouwer bij het zien van de Herenleed-afleveringen die zich in het theater afspelen zijn theatrale frame gebruikt, is er in die afleveringen qua beeld geen sprake van realiteit maar wel altijd van realisme.
Wat de interne logica, het derde realismeniveau, betreft: In Herenleed worden op een associatieve manier gesprekken gevoerd | |
[pagina 9]
| |
die samen toch een logische lijn vormen. Zo wordt de aflevering ‘De vader’ begonnen met Man 2 als redenaar achter een lessenaar. Hoewel de redevoering maar even duurt, komt hij als thema steeds met wisselende associaties terug. De vader, die deze lijn onderbreekt door op onverwachte momenten te verschijnen, heeft op zich ook een logische lijn. Hij is zijn hoed kwijt. Uiteindelijk vloeien deze lijnen samen doordat Man 1 de hoed heeft gevonden. Zo hangen de ogenschijnlijk losse, absurde atomen van de wereld van Herenleed toch samen.Ga naar voetnoot11. De wereld van Herenleed is groter dan de reële wereld. Er wordt gezegd dat er gesprekken gevoerd zijn met onder andere spechten, wolken en struiken. In Herenleed maken deze gesprekken wezenlijk deel uit van de wereld van de twee mannen. Hiermee verliezen zij een zekere superioriteit ten opzichte van de dingen; ze kunnen de levende en levenloze dingen waarmee ze zeggen te communiceren niet beïnvloeden en staan dus machteloos tegenover de gebeurtenissen. De afspraak met het firmament is hiervan een voorbeeld. Doordat het firmament niet komt opdagen en de mannen wachten, maar geen enkele invloed op het wel of niet verschijnen van het firmament kunnen uitoefenen, worden ze in een afhankelijkheidspositie gemanoeuvreerd. Voor de binnenafleveringen van Herenleed geldt een andere interne logica. Al snel wordt duidelijk dat de afleveringen zijn opgebouwd uit sketches die door Man 1 en 2 besproken en door de toneelman aangekondigd worden. Wordt deze structuur eenmaal herkend en aanvaardbaar geacht, dan is alles wat binnen deze structuur wordt aangeboden logisch. | |
Neus in de windHet vierde realismeniveau spreekt over de psychologische motivatie van de handelingen van de personages. Vanuit de karakters van Man 1 en Man 2 zou dus een logische verklaring voor hun handelen moeten kunnen worden gegeven. Het karakter van Man 1 kan omschreven worden als onderdanig, naïef en dat van Man 2 als heerszuchtig, zelfingenomen en soms wat dommig. Vanuit deze omschrijving zijn veel handelingen en uitspraken van de personages logisch. Zie bij voorbeeld een scène uit ‘Het lijk’ waarin Man 2 nuffig met de neus in de wind staat en Man 1 probeert contact met hem te krijgen:
Man 1: Meneer. Man 2: Nee nee. Man 1: Wat is er gebeurd, meneer. Man 2: Ik weiger met u te praten, weet u dat.
Man 1 buigt zich voorover, hij ziet wat op de grond, Man 2 tikt Man 1 aan met wandelstok. Man 1 raapt takje op: Een takje. Man 2: Ik zei dus dat ik weiger met u te praten. Man 1: Ach. | |
[pagina 10]
| |
Man 2: En ik zal u zeggen waarom. Omdat ik oneindig veel belangrijker ben dan u. Man 1: Ja, dat vind ik ook. Man 2: Ik zal u een voorbeeld geven. Ziet u dit? Toont wandelstok. Man 1: Oh, ook een takje. Man 2: Trekt stok terug. Einde van het gesprek. Geen woord meer! Neus in de wind. Man 1 kijkt verschrikt en maakt aanstalten weg te gaan. Man 2 trekt hem terug met wandelstok en gaat weer snel op zijn plaats staan, neus in de wind.Ga naar voetnoot12.
Deze manier van gespreksvoering valt psychologisch te verklaren, de inhoud van de gesprekken niet altijd, zoals in de dialoog over de afspraak met het firmament.
Dezelfde psychologische motivatie treedt op in de binnenafleveringen. Er zit wel een verschuiving in de karakters; Man 1 wordt iets brutaler, hij durft af en toe tegen te spreken, en Man 2 wordt afhankelijker van Man 1. Dit komt onder andere doordat Man 1 in de binnenaflevering de handeling aangeeft in plaats van onderbreekt, zoals in de buitenafleveringen.Ga naar voetnoot13. Daarbij verstaat Man 2 consequent de toneelmeester niet en Man 1 verstaat hem verkeerd, zodat Man 2 constant verkeerde informatie van Man 1 krijgt. Maar omdat Man 2 de toneelmeester helemaal niet verstaat, is hij afhankelijk van Man 1.
Het vijfde realismeniveau van Ellis is een niveau dat in principe zichzelf schept. Het ontstaat op het moment dat het realisme zich niet laat verklaren vanuit het gezondverstandprincipe, de interne logica of de psychologische motivatie in realistische zin. Er is dan in principe vanuit de realiteit geen verklaring te geven voor hetgeen gebeurt. In Herenleed ontstaat dit niveau door verschillende realismeniveaus aan elkaar te koppelen. Zo is het bij voorbeeld absoluut niet realistisch dat er een lessenaar in een zandvlakte staat, of dat er gemeld wordt dat er een gesprek met een spreeuw heeft plaatsgevonden, maar op het moment dat deze gebeurtenissen consequent voorkomen, raak je eraan gewend en worden ze als realistisch ervaren binnen het gegeven kader. Een nieuw realismeniveau is geboren! Dit niveau geldt alleen voor buiten. De eerdergenoemde theatrale conventies die in de binnenafleveringen gelden, zorgen ervoor dat het vijfde realismeniveau niet hoeft te ontstaan bij deze afleveringen. | |
Het theatrale kaderOver de vergelijking tussen de buiten- en binnenafleveringen van Herenleed met betrekking tot de vraag of er inderdaad een verschuiving heeft plaatsgevonden binnen de relatie fictie-werkelijkheid, zijn tot slot de volgende opmerkingen te maken. | |
[pagina 11]
| |
Zoals eerder vermeld is er een verschuiving van het surreële in de buitenafleveringen naar het absurde in de binnenafleveringen. Daarnaast is er een, zij het minimale, dramaturgische verandering opgetreden. In de buitenafleveringen is een dramatische handelingslijn te ontdekken, zij het geen dwingende. In de aflevering ‘De vader’ krijgen de ontmoetingen met de vader betekenis. Man 2 houdt alwetende toespraken. Vader komt af en toe langs en luistert. Hij zegt echter dat hij alles al weet. Man 2 is dan duidelijk bedroefd. Als de vader uiteindelijk symbolisch de redevoering ‘vernietigt’, rouwt Man 2 met een zwarte doek om zijn hoofd en loopt uit beeld nadat ‘troosting’ door Man 1 niet is gelukt. Er treedt dus een verandering bij Man 2 op. Technisch gezien is er sprake van een drama. In de binnenafleveringen is geen handelingslijn te ontdekken. De afleveringen bestaan uit sketches die als brokstukken bij elkaar lijken te zijn geveegd.
Met deze constateringen hangt de uiteindelijke conclusie samen: Alhoewel de vorm van de buitenaflevering ‘De vader’ zeer onrealistisch is (zie de lessenaar in een verlaten landschap) is de inhoud realistischer dan de binnenaflevering ‘Ten tonele’. Dit heeft te maken met het theatrale kader waarbinnen ‘Ten tonele’ wordt getoond. We zien de heren optreden op een toneel, in een theater: het werkelijkheidsframe van de televisie wordt vernietigd door de lokatie. Zodra de kijker het theater herkent weet hij dat de alsof-conventie heerst. Hieruit volgt voor de binnenafleveringen een enorme uitbreiding van expressiemiddelen; de iconische tekens worden tekens van tekens, ook een in het theater heersende conventie. In deze zin wordt de vorm realistischer, de inhoud echter niet. Deze wordt kunstiger: de relatie fictie-werkelijkheid wordt verder uit elkaar getrokken. Herenleed kan, zeker in de jaren zeventig, als avantgarde-produktie worden aangemerkt. Jindrich Honzl definieert avantgarde als supertraditioneel. Avantgarde dient namelijk de oude conventies waartegen zij zich verzet in zich te herbergen. De heersende norm moet aanwezig zijn in het produkt.Ga naar voetnoot14. Bij Herenleed is dit zeker het geval, het duidelijkst in de buitenafleveringen. Het gebruik van oude betekenisstructuren, iconische afbeeldingen als stoel en landschap, levert in nieuwe constellaties nieuwe conventies op. Een tip voor degenen die Herenleed niet kennen of die het nog weleens terug willen zien: Het duo Armando-Duyns is van plan, indien er tijd beschikbaar is, een nieuw theaterprogramma te maken en misschien zelfs een nieuwe serie televisie-afleveringen. |
|