zo vaak voorkomt is dat van de weddensahap (‘De ronde van Gallia’). Het vijfde hoofdmotief, dat van de hulp, is belangrijker. Asterix en Obelix verlenen bevriende personen en/of volken hulp (‘Cleopatra’, ‘De Britten’, ‘In Hispania’, ‘Op Corsica’). Het zesde hoofdmotief is dat van de Romeinse list (‘De Galliër’, ‘De kampioen’, ‘De Romeinse lusthof’, ‘De ziener’, ‘Obelix & Co’). Het zevende hoofdmotief is dat van de tweedracht in het dorp (‘De intrigant’, ‘Het geschenk van Caesar’). Eén verhaal valt er wat buiten: ‘De Olympische spelen’. Daarin speelt eigenlijk alleen het bovengenoemde hoofdthema, Romeintje pesten, een rol. Zoals eerder opgemerkt, worden in de meeste verhalen verschillende hoofdmotieven gecombineerd of vermengd.
Uit de bewoners van het dorpje dat wij zo goed kennen maken zich in het verloop van de reeks enkele personen los. Eerst treden ze naamloos op; later krijgen ze karaktertrekken, namen en echtgenotes toebedeeld. Het gaat om drie personen. De eerste is de smid Hoefnix, die al in het eerste verhaal met name voorkomt, daarna naamloos optreedt vanaf ‘De Britten’, en in ‘De intrigant’ definitief naam en vrouw ontvangt. De oude Nestorix is een ander geval. Voor het eerst figureert hij in ‘De Olympische spelen’, en pas in ‘De intrigant’ krijgt hij naam en vrouw. De vishandelaar Kostunrix komt voor het eerst voor in ‘In Hispania’, direct al vergezeld van zijn vrouw.
Parallel aan de voortgaande profilering van deze personen loopt die van het stamhoofd Abraracourcix. In de verhalen tot ‘Het ijzeren schild’, waarin hij een belangrijke rol speelt en de lezer hem wat beter leert kennen, is hij een kleurloos, braaf leider. Dat blijft hij ook na dit verhaal, maar vanaf ‘In Hispania’ ontpopt hij zich steeds meer als een lichtgeraakt, humeurig, trots en statusgevoelig individu, dat wordt onderdrukt door zijn vrouw Bellefleur. Deze speelt in rudimentaire vorm al mee in ‘De kampioen’, figureert naamloos in de verhalen vanaf ‘Het ijzeren schild’ en krijgt (óok al) in ‘De intrigant’ een naam. Het hoogtepunt van de profilering van Abraracourcix vormt ‘De Belgen’, waarin de lezer hem al te goed leert kennen.
Eigenaardig is dat personen als Asterix, Obelix, Idéfix (vanaf ‘De ronde van Gallia’), Panoramix en Assurancetourix nauwelijks evolueren. De toenemende profilering van enkele van nun dorpsgenoten gaat gel ijk op met die van het dorp als actief deelnemer aan de verhalen. In die tot ‘In Hispania’ is het dorp een eenheid en speelt het geen vooraanstaande rol. Vanaf dit verhaal echter blijkt er tweedracht in gezaaid te kunnen wor-