| |
| |
| |
Emiel van Stokkum
Jeugdjournalistiek
Een samenspel tussen onderwijs en media
‘Er zou een dagelijks jeugdjournaal moeten komen van de NOS of het ANP op zowel radio, televisie als teletekst, plus een daarbij behorende actualiteitenrubriek van de verschillende omroepen. De kranten zouden daarnaast dagelijkse jeugdpagina's moeten verzorgen. En ook weekbladen en tijdschriften zouden meer ruimte moeten vrijmaken voor het jonge lezerspubliek. Dit alles om de jeugd wat beter te informeren, maar ook ten eigen voordele, want de jeugd van nu is immers de abonnee van de toekomst! Zodoende kunnen de media een kader vormen voor het nu al broodnodige schoolvak mediakunde, met leerstof uit en over de media!’
Dit is de conclusie van de werkgroep Jeugdjournalistiek van de School voor de Journalistiek in Utrecht. Onlangs maakte zij een balans op van het reilen en zeilen van de jeugdjournalistiek bij de verschillende media en in het onderwijs. Dit gebeurde aan de hand van gesprekken met journalisten, leerkrachten, scholieren, uitgevers en consumentenvoorlichters. Ook hield de werkgroep een enquête onder de eindredacties van de actualiteitenrubrieken op radio, televisie en teletekst, onder de hoofdredactie van de dag- en weekbladen en onder 500 scholieren. De resultaten zullen dit najaar in boekvorm verschijnen bij het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC) onder de titel: ‘Jeugdjournalistiek; een samenspel tussen onderwijs en media’. Het boekje heeft niet de pretentie volledig te zijn, maar is bedoeld als discussie-aanzet bij de media en het onderwijs. Alvast een samenvatting, toegespitst op de dagbladen en het gebruik daarvan in de klas:
| |
| |
Wie zo'n jaar of tien geleden aan onderwijskrachten en journalisten vroeg of er speciale journalistieke produkten voor de jeugd moesten komen, die werd ter plekke stapelgek verklaard. Het onderwijs wist er de ballen van wat zij met de actualiteit in de klas aanmoest. En de media waren er aan gewend voor de jeugd louter amusement te programmeren. Ze hadden nog niet de behoefte daar veel verandering in te brengen.
Tegenwoordig is het wel even anders. De jeugdjournalistiek en het gebruik van de media in het onderwijs zijn stevig in opmars. Sinds de komst van het Jeugdjournaal in januari 1981 is er bij de verschillende media enorm veel bijgekomen. Op televisie zijn er al twee wekelijkse actualiteitenrubrieken in schooltelevisietijd: het School-TV-Weekjournaal van de NOT en het Hier en Nu voor de scholen van de NCRV. En het Achter het Nieuws voor de jeugd staat volgens VARA-televisie-directeur Maurice Koopman op stapel. De drie bestaande programma's worden uitstekend gewaardeerd bij zowel de jeugd als de volwassene. Dagelijks kijkt ruim een miljoen mensen naar het Jeugdjournaal waarvan ongeveer de helft jonger is dan 18 jaar! En het School-TV-Weekjournaal wordt wekelijks in meer dan 3600 scholen aangezet. Zowel de onderwijzers als de scholieren waarderen het gemiddeld met een rapportcijfer 8 en vinden het een aanwinst in hun onderwijs. Het weekjournaal heeft wekelijks ook een begeleidende actuele leerlingenkrant, die met een oplage van 62.000 de deur uitgaat. Bovendien krijgt de onderwijzer twee keer per jaar een handleiding voor het gebruik van de media in hun onderwijs. Dit samenspel tussen onderwijs en jounalistiek is ook bij veel andere media doorgedrongen, maar vooral bij de dagbladen. De Stichting Krant in de Klas (KIK), een orgaan van de gezamelijke dagbladuitgevers, is daar zelfs al 8 jaar fanatiek bezig met een commerciele promotie van de krant in het onderwijs. Dit gebeurt vanuit de ideële doelstelling leerkrachten en leerlingen een handje te helpen bij het leren lezen van een krant.
| |
Jeugdpagina's
Mede door toedoen van de KIK heeft het verschijnsel jeugdpagina bij de dagbladen de afgelopen jaren een geweldige opgang gemaakt.
Al meer dan dertig van de vijftig Nederlandse kranten heeft op het ogenblik een jeugdrubriek variërend van een halve tot twee pagina's. De meesten verschijnen een keer per week, sommigen een of twee keer in de maand, en Goochem, de jeugdpagina van het Parool zelfs dagelijks! En uit de enquête
| |
| |
van de werkgroep Jeugdjounalistiek blijkt dat er binnen afzienbare tijd nog minimaal acht zullen bijkomen. Voor wie zich nog nooit over deze ontwikkeling heeft bekommerd de titels van de rubrieken op een rijtje, ten bewijze dat ze allemaal bestaan:
Klasse-visie (Algemeen Dagblad), Vinger in de pap (Amersfoortse Courant), Eigen hoekje (Brabants Dagblad), Krabbels en babbels (Brabants Nieuwsblad), Jeugdkrant voor Noord Limburg (Dagblad van Noord Limburg), Plusminus (Deventer Dagblad), Eigenwijzer (Eindhovens Dagblad), Klas in de krant (Gooi- en Eemlander), Klas in de Krant en Krant in de Klas (Goudse Courant), Spuigat (Haarlems Dagblad), Us eigen Herntsje (Leeuwarder Courant), Kits (Leidsch Dagblad), Popcorner en Letterbak (Lelystads Dagblad), Kleine Limburger (Limburger), Voor de Jeugd, Kort en Klein en Jeugdvariant (Nederlands Dagblad), Kinderkrant (Nieuwe Apeldoornse Courant), Blikspuit (Nieuwsblad van het Noorden), Ninix (Nieuwsblad van het Zuiden), Goochem (Parool), Krullebak (Provinciale Zeeuwse Courant), Forum, Voor Jou en Jeugdpagina (Reformatorisch Dagblad), Kinderhoekje (Rijn en Gouwe), Kleine Stem (Stem), Zanzibar (Trouw), Mensen-Kinderen (Noordhollands Dagblad), ....... (Tubantia), Teckeltje (Twentsche Courant), Kinderkrant en Jong (Typhoon), Dwarsligger (Utrechts Nieuwsblad), en Jeugdkrant (Winschoter Courant).
De nieuwswaarde van deze rubrieken is over het algemeen nog niet erg hoog als gevolg van de lage verschijningsfrequentie en het feit dat de redacties niet of nauwelijks samenwerken met de andere redacties van de krant.
De aard van de rubrieken loopt ook sterk uiteen. Dat varieert van prietpraterige kleuterhoekjes met ingezonden briefjes en tekeningen, via pagina's die schoolklassen zelf maken, tot volwaardige journalistieke produkten met een opvallend helder en duidelijk taalgebruik, die ook voor volwassenen prettig en interessant zijn om te lezen.
Goochem noemt zich de jongste krant van Nederland en verschijnt sinds januari 1983 elke dag als vaste pagina in het Parool. De onderwerpen die aan de orde komen gaan met name over de jeugdcultuur en alles wat daarmee te maken heeft, zoals radio, televisie, theater, film en boeken, maar ook politiek en het schoolgebeuren krijgen ruim aandacht. Een vaste formule is er eigenlijk niet. Wel zijn er steeds terugkerende rubrieken en interviews met jongeren uit de leeftijd van 10 tot 17 jaar, over van alles en nog wat; van kraken en demonstreren tot verliefd zijn en vrijen. ‘Een week nieuws’ is bijvoorbeeld een rubriek die zich speciaal op het onderwijs richt om het gebruik van Goochem in de klas te bevorderen. Hierin worden een aantal top- | |
| |
items van die week op een rijtje gezet en van achtergrondinformatie voorzien. De redactie van Goochem bestaat uit vier vaste journalisten die er elk zo'n 40 uur per week mee bezig zijn en die nauw samenwerken met met name de stadredactie. Verder zijn er regelmatig bijdragen van andere redacteuren van het Parool en freelance- journalisten.
Het ontstaan van deze dagelijkse jeugdpagina heeft volgens eindredacteur Paul Arnoldusse zowel een commerciële als een inhoudelijke reden: ‘Het Paroolbestand is de laatste jaren erg vergrijsd. De hoofdredactie vond het daarom noodzakelijk iets te doen voor jonge lezers om ze al vroeg aan het Parool te binden. Ook is er de laatste tijd bij het Parool een lijn om de krant directer te maken, niet zozeer makkelijker, maar dichter bij huis. De inbreng van Goochem zou volgens de hoofdredactie een stimulans kunnen zijn voor de rest van de krant. De eis die de hoofdredactie dan ook aan Goochem stelde is dat zowel jonge als oudere lezers de pagina interessant moeten vinden. En dat dit ook werkelijk het geval is bewijst een lezersonderzoek in mei 1983 onder volwassen Paroollezers. De bekendheid van de pagina was na een paar maanden 100%. Het aantal mensen dat zei dat ze Goochem dagelijks lazen was aanmerkelijk hoger dan bij de meeste andere pagina's. En de mensen die kinderen hadden zeiden dat Goochem ook bij hun kinderen aanslaat. Opmerkelijk bij het onderzoek is dat veruit het merendeel van de Paroollezers vindt dat er in de krant een dagelijkse jeugdpagina moet staan’.
Zanzibar is de wekelijkse jeugdpagina van het dagblad Trouw. De pagina heeft een aantal vaste rubrieken. In ‘PS’ wordt een ingezonden brief besproken of onverkort weergegeven. Er is steeds een kookrubriek met recepten van het Kinder-kook-kafee uit Amsterdam. ‘Nullen en enen’ is een serie over de huiscomputer en alles wat je ermee kunt doen. In ‘Tekentrend’ is steeds een sprekende cartoon opgenomen. ‘De wilde vaart van de vlotter’ is een actuele en dolkomische strip. Verder is er een interview met een jongen of een meisje over de meest uiteenlopende onderwerpen en voor de rest gaat de aandacht uit naar actuele zaken, toegespitst op de interessesfeer van 10 tot 16 jarigen. De keuze van deze doelgroep komt volgens de eindredactrice Johanneke Leestemaker ‘gedeeltelijk door de onderwijbehoefte van deze groep, gericht op wereldoriëntatie, kritisch lezen en verzamelen van informatie. Anderzijds is dit de groep voor wie in een gewone krant niet veel nieuws staat. Wij bieden hen dit specifieke nieuws aan, naast voor hen verteerbaar algemeen nieuws. Op deze manier hopen we drempelverlagend
| |
| |
te werken’. De filosofie achter Zanzibar is zichtbaar maken dat de jeugd een deel is van onze samenleving door ze een stem te geven en hun mening in de krant te zetten, door belangen van de jeugd, ook op politiek gebied in de gaten te houden en door informatie te verstrekken over leeftijdgenoten in andere omstandigheden en landen. Kortom: maatschappij- en wereldoriëntatie. De Zanzibarredactie bestaat uit twee vaste journalisten, die er tesamen drieeneenhalve dag voor werken, en een groep medewerkers: een fotograaf, illustratoren, schrijvende en tekenende jeugd, kindergroepen die film- en boekrecensies schrijven, een student pedagogiek, die elke week een commentaar van een jongere organiseert en het Kinderkookkafee met het wekelijkse recept. Regelmatig doet de Zanzibarredactie een beroep op de deskundigheid en de specifieke informatiebronnen van de afzonderlijke deelredacties. Ook onderhoudt de Zanzibarredactie contacten met het onderwijs via onderwijsorganisaties en onderwijsbijeenkomsten.
De Dwarsligger van het Utrechts Nieuwsblad omvat wekelijks twee hele pagina's die als apart vel in de zaterdagkrant zijn ingelegd. Dit vel is in tweeën te delen, waardoor een krantje ontstaat van vier pagina's: een mini-krant voor jonge lezers. De Dwarsligger is min of meer een copie van de gewone krant, maar richt zich inhoudelijk naar wat interessant is voor de jeugd tussen 8 en 16 jaar. De voorpagina wordt bewust gebruikt voor het actuele binnen- en buitenlandse nieuws. Op pagina twee is vooral aandacht voor nieuws uit de jeugdcultuur; boeken, film, theater enzovoort. Er is een vaste rubriek ‘Iets voor jou?’ met tips voor toneel, film, radio- en televisieprogramma's. Op de derde pagina wordt over het algemeen wat dichter bij huis gewerkt met korte reportages over van alles wat de jeugd bezighoudt: scholierenacties, de kindertelefoon, maar ook belangrijk regionaal nieuws. En op de laatste pagina staat een kringgesprek met jongeren, ingezonden brieven, tekeningen en kleine advertenties met vraag en aanbod onder de jeugd zelf, waarvan de opbrengst naar Amnesty International gaat.
De motivatie achter De Dwarsligger is volgens de redactie tweeledig: ‘Nieuws en achtergrondinformatie bereikbaar maken voor de jeugd, zodat ook zij weet wat er in de wereld aan de hand is. Een interesse kweken bij de doelgroep voor het lezen in de krant’.
De Dwarsliggerredactie bestaat uit twee vaste redactrices en zes leden van de diverse redactie-afdelingen, die er tesamen naar streven een volwaardig journalistiek produkt af te leveren. Aanvankelijk was het de be- | |
| |
doeling dat de Dwarsligger zichzelf na een experimentele periode met betaalde advertenties zou gaan bedruipen. Maar net als bij de andere jeugdrubrieken wordt daar nog geen gebruik van gemaakt.
Goochem, Zanzibar en de Dwarsligger zijn helaas nog uitzonderingen. Er zouden meer van dergelijke journalistieke jeugdprodukten moeten komen, vindt de werkgroep. Daar zijn allerlei redenen voor te bedenken, maar een van de belangrijkste is wel dat het onderwijs staat te springen om actueel lesmateriaal voor met name de vakken wereldoriëntatie en maatschappijleer, maar ook voor Nederlands, aardrijkskunde, geschiedenis en economie. En wie zouden daar eigenlijk beter voor kunnen zorgen dan de dagbladen; met een journalistieke jeugdpagina die tot stand komt in nauwe samenwerking met de andere redacties van de krant, onderwijskrachten en de leerlingen zelf? Zo'n pagina is immers een onderwijsmiddel bij uitstek. Je kunt er van alles mee doen, met name de krant leren lezen. Het is actueel en maatschappijbetrokken. Je kunt er op een ontspannende, maar intensieve en motiverende wijze les mee geven. En leerlingen krijgen de kans zich wat meer te interesseren voor wat er om hen heen gebeurt, in onze maatschappij en de rest van de wereld, zowel emotioneel als rationeel.
| |
Jeugdadvertenties
Nu nog is het zo dat er in geen enkele jeugdrubriek advertenties staan. Maar ontwikkelingen in Amerika geven aan dat er een speciale advertentiemarkt voor de jeugd is aan te boren. Daar verschijnt wekelijks een groot aantal jeugdkranten met enorme oplages die voor maar liefst 90% uit advertenties bestaan. Sommigen zijn zelfs zo dik als een zaterdagse Telegraaf! Ze worden uitgegeven door dagbladuitgevers en zijn inhoudelijk te vergelijken met bij ons op televisie Sesamstraat, waarin taalspelletjes en rekensommetjes de boventoon voeren. De kinderen kunnen samen met hun ouders spelletjes doen en advertenties kijken.
Een dergelijke ontwikkeling vindt de werkgroep hier niet wenselijk en is ook bijna onmogelijk. Onze kranten hebben immers een redactiestatuut, waarin de verhouding tussen redactionele tekst en advertenties is vastgelegd. Dus waarom dan niet die advertentiemarkt aanboren omwille van een goed, dat wil zeggen journalistiek, jeugdprodukt? Want meer advertenties betekent nou eenmaal meer inkomsten, dus meer papier en meer personeel.
| |
| |
De werkgroep Jeugdjournalistiek ging daarom bij haar (schriftelijke) enquête onder de hoofdredacties van alle Nederlandse kranten, uit van de volgende stelling:
Een dagelijkse journalistieke jeugdpagina is zeker geen overbodige luxe, maar veel eerder een maatschapelijke noodzaak. Elke krant kan er een nieuwe advertentiemarkt mee aanboren en op den duur het aantal abonnees opschroeven, zonder daarbij het redactiestatuut geweld aan te doen. Zo'n dagelijkse pagina is een probaat en actueel onderwijsmiddel voor met name de schoolvakken wereldoriëtatie op de lagere school en maatschappijleer op de middelbare school. Is die jeugdpagina eenmaal in de klas, dan volgt de krant vanzelf. En dat zal dan ongetwijfeld een aanzet geven voor het nu al broodnodige schoolvak mediakunde, met informatie uit en over de media.
Om deze stelling te toetsen stelde de werkgroep onder meer de volgende vier vragen: ‘Ziet u mogelijkheden voor een dagelijkse jeugdpagina?’, ‘Zo u een jeugdrubriek hebt, staan daar dan ook advertenties in?’, ‘Denkt u dat er met een jeugdrubriek een nieuwe advertentiemarkt aan te boren is?’ en ‘Zou u daar een voorstander van zijn?’.
Maar liefst 43 van de 50 dagbladen reageerden op deze schriftelijke enquête!
Ongeveer de helft daarvan zegt totaal geen mogelijkheid te zien voor een dagelijkse jeugdpagina. Een kwart geeft geen antwoord. Het Parool zegt logischerwijs ja. En de rest zegt, nu nog niet, maar wie weet in de toekomst.
De motivatie om het niet te doen is over het algemeen: geen geld, geen ruimte, geen mankracht. Kortom: geen prioriteit.
Opvallend is het dan dat geen enkele krant in haar jeugdrubriek gebruik maakt van speciale jeugdadvertenties, terwijl toch driekwart van de hoofdredacteuren vindt dat er mogelijk zo'n markt aan te boren is. En hetzelfde percentage vindt het ook zeer wenselijk dat dat gebeurt.
Een steekproef van de werkgroep onder vijftig mogelijke adverteerders, zoals sport- en kledingzaken en muziekwinkels, bevestigt deze mogelijkheid. Zesendertig bedrijven reageerden positief en zouden een advertentie in overweging nemen, wanneer hun plaatselijke krant met een actuele jeugdpagina komt waarnaar zowel jong als oud grijpt.
Het lijkt daarom wenselijk dat de commerciële afdelingen van de dagbladen eens wat meer moeite gaan doen om jeugdadvertenties binnen te halen. Het geld dat dan via deze advertenties binnenkomt kan worden omgezet in mankracht en ruimte voor de jeugd.
| |
| |
Maar het is natuurlijk niet alleen een zaak van de commerciële afdeling. Ook de hoofdredacties en de afzonderlijke deelredacties zullen hun prioriteiten wat moeten verleggen. Het is louter een kwestie van de jeugd wat serieuzer nemen en haar accepteren als wezenlijk onderdeel van het maatschappelijk gebeuren, en daarbij ook inspelen op de behoeftes die in het onderwijs aanwezig zijn.
Een dagelijkse jeugdpagina in elke krant is volgens de werkgroep voorlopig nog wat hoog gegrepen, maar een wekelijkse jeugdkrant à la de Dwarsligger moet toch voor elke krant haalbare kaart zijn; ook zonder advertenties.
|
|